Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/89

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Mijn handen zijn zoo heet —
mijn oogen branden zoo moe
diep in mijn hoofd, ik weet
niets meer, ik ben zoo moe.

Er zijn stemmen op straat,
wind en hemellicht —
om me is droog gepraat,
mijn gehoor zwicht.

En er is niets in mij over
dan het arme hongrig' verlang —
ik heb het zoo lang, zoo lang,
het wil niet meer over.