Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/113

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
101

hy deed, iemand te ondersteunen, waar hyzelf meer aanspraak zou gehad hebben op zyn eigen hulp…gevoelde dit onrecht nog levendiger, wanneer ook «zyn Tine» en Max, die hy beiden zoo lief had, te lyden hadden onder de gevolgen zyner vrygevigheid…hy verweet zich zyn goedhartigheid als zwakte, als ydelheid, als zucht om voor een verkleeden prins doortegaan…hy beloofde zich beterschap, en toch…telkens als deze of gene zich aan hem wist voortedoen als ’t slachtoffer van tegenspoed, vergat hy alles om te helpen. En dit in-weerwil der bittere ondervinding van de gevolgen dezer door overdryving tot fout geworden deugd. Acht dagen vóór de geboorte van zyn kleinen Max, bezat hy ’t noodige niet om ’t yzeren wiegje te koopen waarin zyn lieveling rusten zou, en weinig tyds te-voren nog had hy de weinige versierselen zyner vrouw opgeofferd, om iemand bytestaan, die gewis in beter omstandigheden verkeerde dan hyzelf.


Maar dit alles lag al weer ver achter hen toen zy waren aangekomen te Lebak! Met vroolyke kalmte hadden zy bezit genomen van het huis: «waar ze nu toch eenigen tyd hoopten te blyven.» Met een eigenaardig genot hadden zy te Batavia de meubelen besteld, die alles zoo comfortable en gezellig maken zouden. Zy toonden elkaar de plekken waar ze zouden ontbyten, waar kleine Max spelen zou, waar de bibliotheek zou staan, waar hy ’s avends haar zou voorlezen wat hy dien dag geschreven had, want hy was altyd bezig met het ontwikkelen zyner denkbeelden op ’t papier…en: «eens zou dat gedrukt worden, meende Tine, en dan zou men zien wie haar Max was!» Maar nooit had hy iets ter-perse laten leggen van wat er in zyn hoofd omging, omdat zekere schroom hem bezielde, die wel iets zweemde naar eerbaarheid. Hyzelf althans wist dezen schroom niet beter te beschryven, dan door aan wie hem aanspoorden tot publiciteit, te vragen: zoudt gy uw dochter op-straat laten loopen zonder hemd?»


Dit was dan weer een van de vele boutades, die zyn omgeving deden zeggen dat «die Havelaar toch een zonderling