Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
102

mensch was», en ik beweer het tegendeel niet. Maar als men de moeite nam zyn ongewone wyze van spreken te vertalen, zou men in die vreemde vraag over het toilet van een meisje, wellicht den tekst gevonden hebben voor een verhandeling over de kuisheid van den geest, die schuw is voor de blikken van den lompen voorbyganger, en zich terugtrekt in een hulsel van maagdelyke schroomvalligheid. (46)


Ja, ze zouden gelukkig zyn te Rangkas-Betoeng, Havelaar en zyn Tine! De eenige zorg die hen drukte, waren de schulden die zy in Europa hadden achtergelaten, verhoogd met de nog onbetaalde kosten der terugreis naar Indie, en met de uitgaven voor ’t meubelen hunner woning. Maar nood was er niet. Ze zouden immers leven van de helft, van een derde zyner inkomsten? Misschien ook, ja waarschynlyk, zou hy spoedig resident worden, en dan werd alles makkelyk geregeld in weinig tyds…


— Hoewel ’t my erg spyten zou, Tine, Lebak te verlaten, want er is hier veel te doen. Je moet heel zuinig wezen, beste, dan kunnen wy misschien alles afdoen, ook zonder bevordering…en dan hoop ik lang hier te blyven, heel lang!


Een aansporing tot zuinigheid nu, behoefde hy tot háár niet te richten. Zy had er waarlyk geen schuld aan, dat spaarzaamheid noodig was geworden, doch ze had zich zoo vereenzelvigd met haar Max, dat ze die aansporing geenszins opvatte als een verwyt, wat het dan ook niet was. Want Havelaar wist zeer goed dat hy alleen gefaald had door zyn te ver gedreven vrygevigheid, en dat haar fout — àls er dan een fout bestond aan hare zyde — alleen hierin had gelegen, dat ze uit liefde voor Max altyd alles had goedgekeurd wat hy deed.


Ja, zy had het goed gevonden, toen hy die beide arme vrouwen uit de Nieuwstraat, die nooit Amsterdam hadden verlaten, en nooit waren «uitgeweest» rondleidde op de Haarlemmer kermis, onder ’t koddig voorwendsel dat de Koning