Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
141


En zou ik niet aandringen op arbeid, ik die zelf van den morgen tot den avend aan de zaken denk? Is niet reeds dit boek — dat Stern me zoo zuur maakt — een bewys hoe goed ik het meen met de welvaart van ons vaderland, en hoe ik daarvoor alles veil heb? En als ik zoo zwaar moet arbeiden, ik die gedoopt ben — in de Amstelkerk — zou men dan van den Javaan niet mogen vorderen dat hy die zyn zaligheid nog verdienen moet, de handen uitsteekt?


Als die vereeniging — van nummer 5,e meen ik — totstand komt, sluit ik me daarby aan. En ik zal ook de Rosemeyers hiertoe trachten overtehalen, omdat de suikerraffinadeurs er ook belang by hebben, schoon ik niet geloof dat ze zeer zuiver zyn in hun begrippen — de Rosemeyers meen ik — want ze houden een roomsche meid.


Hoe het zy, ik zal myn plicht doen. Dit heb ik mezelf beloofd, toen ik met Frits van den bidstond naar-huis ging. In myn huis zal de Heere gediend worden, daarvoor zal ik zorgen. En dit met te meer yver, omdat ik hoe langer hoe meer inzie hoe wys alles geregeld is, hoe liefderyk de wegen zyn waarlangs wij worden geleid aan Gods hand, en hoe Hy ons behouden wil voor het eeuwige en voor het tydelyke leven, want die grond te Lebak kan zeer goed geschikt worden gemaakt voor de koffikultuur.