Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/208

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

VEERTIENDE HOOFDSTUK

 

 

Ge weet, begon Havelaar, hoe de nederlandsche bezittingen ter Westkust van Sumatra aan de onafhankelyke ryken in den noordhoek grenzen, waarvan Atjeh het aanzienlykste is. Men zegt dat een geheim artikel in het traktaat van 1824, ons jegens de Engelschen de verplichting oplegt, de rivier van Singkel niet te overschryden. De generaal Vandamme, die met een faux-air Napoléon gaarne zyn gouvernement zoo vèr mogelyk uitbreidde, stuitte dus in die richting op een onoverkomelyken hinderpaal. Ik moet aan ’t bestaan van dat geheim artikel wel gelooven, omdat het me anders bevreemden zou dat de Radjahs van Troemon en Analaboe, wier provincien niet zonder gewicht zyn door den peperhandel die daar gedreven wordt, niet sedert lang onder nederlandsche souvereiniteit zyn gebracht. Ge weet hoe gemakkelyk men een voorwendsel vindt om zulke landjes den oorlog aantedoen, en zich daarvan meester te maken. Het stelen van een landschap zal altyd makkelyker blyven dan van een molen. Ik geloof van den generaal Vandamme, dat hy zelfs een molen zou weggenomen hebben als hy daarin lust gevoeld had, en begryp dus niet dat hy die landschappen in de Noord zou hebben verschoond, wanneer niet daarvoor steviger gronden hadden bestaan dan recht en billykheid. (107)


Hoe dit zy, hy richtte zyn veroveraarsblikken niet Noord-