Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/209

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
197

maar Oostwaarts. De landstreken Mandhéling en Ankola — dit was de naam der adsistent-residentie die gevormd was uit de pas tot rust gebrachte Battahlanden — waren wel nog niet gezuiverd van atjineschen invloed — want waar dweepzucht eens wortel schiet, is ’t uitroeien moeielyk — maar de Atjinezen zelf waren er toch niet meer. Dit was evenwel den Gouverneur niet genoeg. Hy breidde zyn gezag tot aan de oostkust uit, en er werden nederlandsche beambten en nederlandsche garnizoenen gezonden naar Bila en Pertibie, welke posten echter — zooals je weet, Verbrugge — later weer ontruimd zyn.


Toen er op Sumatra een Regeeringskommissaris (108) aankwam, die deze uitbreiding doelloos vond en ze hierom afkeurde, vooral ook wyl ze in stryd was met de wanhopige spaarzaamheid waarop door ’t moederland zoozeer was aangedrongen, beweerde de generaal Vandamme dat die uitbreiding geen bezwarenden invloed behoefde te hebben op de begrooting, want dat de nieuwe garnizoenen gevormd waren uit troepen waarvoor toch reeds gelden waren toegestaan, zoodat hy een zeer groote landstreek onder nederlandsch bestuur had gebracht, zonder dat hieruit geldelijke uitgaven waren voortgevloeid. En wat voorts het gedeeltelyk ontblooten van andere plaatsen aanging, voornamelyk in ’t Mandhélingsche, meende hy genoeg te kunnen rekenen op de trouw en de aanhankelykheid van Jang di Pertoean, ’t voornaamste hoofd in de Battahlanden, om hierin geen bezwaar te zien. (109)


Met weerzin gaf de Regeeringskommissaris toe, en wel op de herhaalde betuigingen van den generaal dat hy persoonlyk zich tot borg stelde voor Jang di Pertoean’s trouw.


Nu was de kontroleur die vóór my de afdeeling Natal bestuurde, de schoonzoon van den adsistent-resident in de Battahlanden, welke ambtenaar met Jang di Pertoean in onmin leefde. Later heb ik veel hooren spreken van klachten die tegen dien adsistent-resident waren ingebracht, doch men moest