Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/229

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
217


Ik heb een dergelyk verslag gelezen dat aanving met de woorden: «in ’t afgeloopen jaar is de rust rustig gebleven.» Zulke zinsneden getuigen wel van een zeer rustige gerustheid op de inschikkelykheid van de Regeering voor ieder die haar onaangename tydingen spaart, of die, zooals de term luidt: «haar niet bemoeielykt» met verdrietige berichten!


Waar de bevolking niet toeneemt, is dit toeteschryven aan onjuistheid der tellingen van vorige jaren. Waar de belastingen niet stygen, maakt men zich daarvan een verdienste: de bedoeling is, door lagen aanslag den landbouw aantemoedigen, die zich juist nu gaat ontwikkelen, en weldra — liefst als de berichtgever zal afgetreden zyn — onbegrypelyke vruchten moet afwerpen. Waar onordelykheid heeft plaats gehad die niet verborgen blyven kon, was dit het werk van eenige weinige kwalykgezinden die voor ’t vervolg niet meer te vreezen zyn daar er een algemeene tevredenheid heerscht. Waar gebrek of hongersnood de bevolking heeft gedund, was dit een gevolg van misgewas, van droogte, regen of zoo-iets, nooit van wanbestuur.


De nota van Havelaars voorganger, waarin deze «het verloop van volk uit het distrikt Parang-Koedjang toeschreef aan verregaand misbruik» ligt voor my. (119) Deze nota was inofficieel, en bevatte punten waarover die ambtenaar met den resident van Bantam te spreken had. Maar vergeefs zocht Havelaar in ’t archief naar een blyk dat zyn voorganger diezelfde zaak ruiterlyk by den waren naam had genoemd in een openbare dienstmissive.


Kortom, de officieele berichten van de beambten aan het Gouvernement, en dus ook de daarop gegronde rapporten aan de Regeering in ’t moederland, zyn voor het grootste en belangrykste gedeelte: onwaar.


Ik weet dat deze beschuldiging gewichtig is, doch houd die staande, en voel me volkomen in-staat haar met bewyzen