spoor was, noch van ’t gebruikelyk officieel optimismus, noch van kunstige omwending der zaak, noch van vrees voor ontevredenheid van de Regeering over ’t «bemoeielyken» met ongunstige berichten. De resident van Bantam was geschrokken, en als men my de onedelheid van ’t beeld wil vergeven om-den-wille van de juistheid, heb ik lust hem te vergelyken by een straatjongen die zich beklaagt over verkrachting van voorouderlyke gewoonten, omdat een excentriek kameraadje hem zonder voorafgaande scheldwoorden geslagen heeft.
Hy begon met den kontroleur te vragen waarom deze niet beproefd had Havelaar van zyn aanklacht terugtehouden? De arme Verbrugge, wien de geheele aanklacht onbekend was, betuigde dit, maar vond geen geloof. De heer Slymering kon maar niet begrypen dat iemand, geheel alleen, op eigen verantwoordelykheid en zonder langgerekte overwegingen of «ruggespraken» had kunnen overgaan tot zóó ongehoorde plichtsvervulling. Daar evenwel Verbrugge — volkomen naar waarheid — zyn onbekendheid met de door Havelaar geschreven brieven staande hield, moest de resident na veel uitroepingen van ongeloovige verbazing eindelyk wel toegeven, en hy ging — ik weet niet waarom? — tot het voorlezen van die brieven over.
Wat Verbrugge by ’t aanhooren daarvan leed, is moeielyk te beschryven. Hy was een eerlyk man, en zou zeker niet gelogen hebben als Havelaar zich op hem had beroepen om de waarheid van den inhoud der brieven te staven. Maar ook zonder deze eerlykheid, hy had in veel schriftelyke rapporten niet altyd kùnnen vermyden de waarheid te zeggen, ook waar die soms gevaarlyk was. Hoe zou ’t zyn, als Havelaar daarvan gebruik maakte?
Na ’t voorlezen van de brieven betuigde de resident dat het hem aangenaam wezen zou indien Havelaar die stukken terugnam, om ze te kunnen beschouwen als niet geschreven, hetgeen deze met beleefde vastheid weigerde. Na vergeefs