Het woord slamat beteekent: groet, en in dit geval het zeer eigenaardig kompliment — samenvouwing — dat in den tekst beschreven wordt. Vrage: is er verband tusschen ’t maleische slamat, selamat, en ’t woordeke Sela dat zoo vaak in de psalmen voorkomt? Men weet dat volgens de riten van het Oosten, godsdienstige oefeningen bestaan uit gebeden en gezangen, telkens afgebroken door velerlei gebaren en komplimenten. Zoo-iets geschiedde misschien ook by ’t voordragen der psalmen, en deze gissing wordt versterkt door ’n opmerking over de vermoedelyke nadere beteekenis van ’t woord slamat of selamat. In-verband gebracht met Slam of Islam — door letterverzetting verwant met mosl, muzl: muzelman — zou misschien de oorspronkelyke zin kunnen geweest zyn: de plechtstatige of ritueele groet; en dit zou volkomen beantwoorden aan de beteekenis die ’t woord Sela in de psalmen gevoegelyk kan gehad hebben. Maar ik geef de opmerking om beter.
Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/375
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
363
25) Maas: adelyke titel die lager staat dan Radhen, doch soms ook met dat woord tezamen gebruikt wordt: Radhen Maas. ’t Woord annak maas beteekent een slaaf die niet gekocht maar in ’t huis zyns meesters geboren is, en heeft dus met den titel Maas niet te maken.
26) Kidang: middelsoort hert. Veel kleiner, en niet grooter dan ’n middelmatige hond, zyn de kandjiels, hertjes die uitmunten door vlugheid en bevalligheid. Men beweert dat ze in opgesloten staat niet in ’t leven kunnen gehouden worden. De kidang echter schynt, evenals de meeste soorten van onze herten, zich makkelyk te schikken in ’n omheind kamp.
27) Pegang koedahnja toewan kommendaan: hou ’t paard van m’nheer den kommandant vast!
28) Klapperwater. Dit is ’t vocht dat men in Holland „kokosmelk” noemt. Het is koel en frisch, maar wordt zelden gedronken. De klappa, kelappa of kokos wordt, meestal geraspt, by ’t bereiden van spys in de keuken hoofdzakelyk echter tot het slaan van olie, maar zelden als ooft, en nooit als spys gebruikt. De vertellingen die in kinderboekjes en in geleerde verhandelingen van vakmannen (zie Album der Natuur) over den klapper in omloop zyn, klinken koddig in de ooren van iemand die in Indie geleefd heeft. Of de kokos in West-Indie ’n andere rol speelt dan in Insulinde, is my onbekend. Met den banaan — insulindisch: pisang — is dit zeker ’t geval, daar hy op de surinaamsche plantages aan de negers tot voedsel wordt gegeven. Dit is dan ook ’n zeer grove soort van ’n paar voet lang. De middelbare soort in Oost-Indie haalt slechts zes duim, en een der kleinste — de pisang maas of goud-pisang, ’n fyn vruchtje — is niet veel grooter dan een kinderpink, en zeer smakelyk.