Naar inhoud springen

Pagina:Stijl vol 01 nr 05 p 049-054.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontwikkelt in het individu. Als de groote sprong (denk aan mutatie) van het subjectieve tot het objectieve, van het individueel-zijn tot het universeel-zijn eenmaal gemaakt is, houdt het subjectieve eerst op te bestaan [1], doch daarvòor vertoont zich een graadverschil in subjectief-zijn.
Dit graadverschil nu is de oorzaak van het verschil in kunstuiting: door dit graadverschil is de nieuwe beelding, als meest direkte aesthetische openbaring van het universeele, mogelijk in een nog subjectieven tijd.

De subjectiveering van het universeele in kunst haalt, eenerzijds, het universeele naar omlaag — ànderzijds maakt het juist de verheffing van het individu tot het universeele mogelijk.
De subjectiveering van het universeele — de kunstuiting — kan òf de verhouding van het tijdsbewustzijn tot het universeele, òf de verhouding van het tijdsbewustzijn tot het gewone leven, tot het individueele, beelden. In het eerste geval is de kunst waarlijk religieus, in het tweede geval is zij profaan. De hooge graaf van ontwikkeling van het universeele in het tijdsbewustzijn, of ook spontane intuitie, kan ook deze kunst boven het alledaagsche verheffen, doch de waarlijk religieuze kunst is, uit haren aard, reeds geheel daarboven uit. Want het universeele — hoewel in kiem in ons aanwezig — staat hoog boven ons uit, en even hoog diè kunst, welke directe beelding van het universeele is. Die kunst is, evenzeer als religie, éen met het leven en tevens hoog uitstaande boven het (gewone) leven.
En deze eenheid en gescheidenheid is mogelijk door de eenheid en gescheidenheid van het individueele en universeele in het tijdsbewustzijn: de evenwichtige verhouding van de niet te scheiden twee-eenheid van het uiterlijke en innerlijke in den mensch (zie artikel 2 bldz. 16) kan slechts zuivere kunst, d.i. direkte beelding van het universeele, doen ontstaan.

Zoolang het universeele in het tijdsbewustzijn overheerscht, blijft de kunst gebonden aan het (gewone) leven en is zij, primair, de uitdrukking van dat leven.
Wanneer het universeele echter domineert, zal het leven zòo doordrongen zijn van het universeele, dat de, tegenover dàt leven, zoo onreëele kunst vervalt en een nieuw leven daarvoor in de plaats treedt, dat het universeele inderdaad realiseert.
Slechts bij evenwichtige verhouding van het individueele en universeele in het tijdsbewustzijn vindt het universeele zijn meest zuivere, meer direkt beeldende uitdrukking in kunst, want in beelding kan het individueele het universeele ontvangen: in kunst is het mogelijk dat het universeele een verschijning heeft, die toch niet aan het individueele (tot individueelzijn) bindt. [2]

51
  1. Doch dàn ook vervalt, wat we thans kunst noemen — juist omdat de subjectiveering vervalt. Dàn ontstaat een nieuwe sfeer — een nieuw leven ontstaat. (Zie hieronder).
  2. Deze direkt-beeldende uitdrukking kan de kunst vinden door middel van het universeel-beeldingsmiddel (zie vorig artikel).