Pagina:Stijl vol 01 nr 09 p 102-112.djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beeldt zij geprononceerde tragiek. Waar de consequentie van den stijl op de wijze der kunst (zie art. II) het minst tragisch is, beeldt de stijl op de wijze der natuur de meeste tragiek. Hoe ook de natuurlijke schilderkunst, door evenwichtige verhoudingsbeelding het individueele tracht op te heffen, de natuurlijke verschijning der dingen blijft steeds (door vorm) begrenzing beelden, en daarmede den strijd van het innerlijke om vrijheid — den strijd van uitbreiding en begrenzing. Allen vorm en natuurlijke kleur kleeft tragiek aan, om dat de drang naar vrijheid zich beeldt in de gespannenheid van de lijn en in de intensiteit van de kleur als streving tegen een machtiger tegenstreving. Alleen wanneer de gespannenheid van de lijn geworden is tot rechtheid, de intensiteit der natuurlijke kleur verdiept is tot de vlakke pure kleur, is het mogelijk de tragiekbeelding tot een minimum te reduceeren.
De cultuur dan staat (min of meer) tegenover de natuur zooals het universeele staat tegenover het individueele.
Het natuurlijke staat — in den tijd — tegenover het geestelijke, beeldend gezien, staat de verschijning der natuur tegenover den menschelijken geest. Door het gevoel werkt de eerste op de laatste, en daarbij is het gevoel zòolang ondergeschikt aan de natuur, tot de menschelijke geest tot meerdere bewustheid in den mensch gekomen is. Dàn eerst is het gevoel verdiept tot geestelijk gevoel (zie art. V blz. 49 en 50) en kan het in zuiverheid het uiterlijke vertolken. Dàn komt in het bewustzijn het uiterlijke in evenwicht met het innerlijke, en omgekeerd, en kan het zich boven het tragische verheffen.
Wanneer het (natuurlijk) gevoel in de beelding domineert, beeldt het kunstwerk steeds geprononceerde tragiek. Zoo beeldt het deze tragiek, wanneer het leed of vreugde vertolkt, zooals we zien in de kunst van v. Gogh.
De cultuur werkt het gevoel en daardoor de natuur òm: zij brengt eenheid tusschen geest en natuur.
Het natuurlijke, het zichtbare in het algemeen, voor zoover het niet (tot het universeele) door den menschelijken geest is omgewerkt, beeldt dus tragiek. De tragiek in het natuurlijke openbaart zich beeldend door lichamelijkheid, en deze komt door vorm en natuurlijke kleur, door ronding, natuurlijke plastiek, gebogenheid, grilligheid en oneffenheid der oppervlakte tot beeldende uitdrukking. (zie art. IV).
De atmosfeer, in welke het lichamelijke ons verschijnt, vertroebelt het planmatige van het lichamelijke en verhoogt alzoo de uitdrukking der tragiek. Maar zelfs wanneer in de beelding het lichamelijke in klaarheid verschijnt, wanneer door overdrijving van de spanning der natuurlijke lijn deze verinnerlijkt en, door vlakke beelding enz. der kleur het lichamelijke gedeeltelijk opgeheven is, beeldt het zichtbare nog tragiek door vorm, stand en afmeting. (12).
Zoo is de beelding in de natuurlijke verschijning der dingen — evenals de visueele natuur — steeds tragisch. (13).
Zoolang in de tweeheid der eenheid innerlijkheid en uiterlijkheid — hoe zij dan ook verschijnt: als natuur en geest, als mensch tegenover mensch, als het mannelijke en het vrouwelijke, of, als in kunst als beelding en inhoud van het gebeelde — geen volkomen 106