Pagina:Stijl vol 01 nr 12 p 140-147.djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en na dat het meest uiterlijke in hem gerijpt is) eischt uiterlijkheid zoowel als innerlijkheid, vrouwelijkheid zoowel als mannelijkheid. De meest volkomen staat van dit leven is gelegen in de meest volkomen evenwichtigheid van het een en ander. Volmaaktheid in het meest uiterlijke is niet te bereiken en volmaaktheid in het innerlijke slechts door den boven-menschelijken geest.
Het is echter van belang in te zien dat de meest volkomen evenwichtigheid van het vrouwelijke en mannelijke veronderstelt: gelijkwaardig verdiepte vrouwelijkheid en mannelijkheid: verdiepte, want min of meer uiterlijke vrouwelijkheid en min of meer uiterlijke mannelijkheid is een tweeheid van uiterlijkheid en kan dus de ware eenheid niet vormen. Dit zien we in de onbevredigende toestand van den, betrekkelijk physieken hermaphrodiet. De physieke hermaphrodiet is een eenheid van een schijnbare tweeheid, waar de geestelijke hermaphrodiet (het ideaal der Oude Wijzen) een eenheid van een werkelijke tweeheid is.
5) De vrouw, als type van domineerend vrouwelijk element, kan alleen als vrouw culmineeren in den weg van cultuur van het uiterlijke.
6) Zoolang de elementen niet voldoende verdiept zijn, werkt het vrouwelijk element in hoofdzaak door natuurlijk gevoel, en het mannelijk element door het gewone intellect. Dan is dus alleen domineerend zieleleven of intellectueel leven mogelijk — geen geestelijk leven.
7) De verinnerlijking der elementen is in de onbewuste natuur — in tijd — niet zichtbaar, zij is, hoewel abstract, toch zichtbaar in den mensch, wiens verinnerlijkt innerlijk zichtbaar wordt door zijn verinnerlijkt uiterlijk.
8) Abstract reëel leven veronderstelt zoodanige instandhouding van het physieke, zóodanige verhouding tot het physieke, dat het physieke leven harmonisch blijft werken, zoo dat het leven eenheid is van geest en natuur. Wel wordt het uiterlijke, het physieke, het natuurlijke meer en meer automatisch, maar dat het nieuwe tijdsbewustzijn zich meer en meer op het innerlijke richt (zie inleid. blz. 2) wil zeggen dat het zich zoowel op het innerlijk vrouwelijke als innerlijk mannelijke richt. Zóo kan het als „meer zelfstandig leven van den zich bewustwordenden menschelijken geest” optreden.
9) In vorm en natuurlijke kleur vervloeit de beelding van het vrouwelijke en mannelijke in een: de vereeniging van het een en het ander baart de visueele tragiek (zie art. VIII). In de Nieuwe Beelding verschijnt het vrouwelijke en mannelijke los van elkander, d. i. de elementen komen in bepaaldheid tegenover elkander te staan, de aaneensluiting van de tweeheid van stand in het universeel beeldingsmiddel en de compositie is geen werkelijke verbinding. Zelfs is het verinnerlijkt rythme der Nieuwe Beelding niet de ineenvloeiing van het natuurlijke rythme (zie art. IV blz. 45). Zooals in kunst, baart de vereeniging van het min of meer uiterlijk vrouwelijke en min of meer uiterlijk mannelijke ook in het leven de tragiek.
10) In dezen tijd drukt de overheersching van het vrouwelijk element als nawerking van het oude tijdsbewustzijn nog zóo sterk op leven en kunst, dat er voor evenwichtige vrouwelijk-mannelijkheid weinig plaats is. Als traditie zien we het vrouwelijk element de oude kunstuiting vasthouden en alle nieuwe kunst tegenstaan — juist omdat elke nieuwe kunstuiting zich meer van de natuurlijke verschijning der dingen verwijdert. Consequent genomen is het vrouwelijk element eenerzijds alle kunst vijandig, anderzijds is het niet alleen de realiseering der kunstidee, maar gaat het ook juist naar kunst uit (omdat uiterlijkheid uitgaat naar innerlijkheid). Zoo zal juist het vrouwelijk element kunst opbouwen, en zal juist door de inwerking van het vrouwelijk element abstracte kunst ontstaan, daar deze het zuiverst het mannelijke tot uitdrukking brengt.
Traditie kenmerkt het huidige leven evenzeer als de huidige kunst. Hiervan getuigt inrichting van staat zoowel als van maatschappij en ook het particuliere leven. In het huidige leven drukt de overheersching van het vrouwelijk element-als-het-materieele op het geestelijk leven door gemis of ook door weelde van het materieele. Het vrouwelijk element-als-de-natuur of als-de-maatschappij drukt evenzeer het innerlijk leven op allerlei wijzen. En toch groeit, ondanks en door deze tegenwerking, het begrip van zuivere evenwichtigheid — dit begrip zal de nieuwe samenleving opbouwen, zooals het een nieuwe beelding in de schilderkunst heeft doen ontstaan.
Deze evenwichtigheid van het vrouwelijk en mannelijk element, van natuur en geest is hetgeen het nieuwe in de schilderkunst uitmaakt, en de Nieuwe Beelding tot een nieuwen stijl stempelt. Door deze evenwichtigheid doet zij zien den inhoud van het nieuwe tijdsbewustzijn, van het nieuwe leven.

146