Schouburg/Deel II/Naamrol 79-95

Uit Wikisource
< Schouburg/Deel II/Naamrol 19-78 Schouburg/Deel II/Naamrol 79-95 Schouburg/Deel II/Naamrol 96-100 >


Plaat C - Jan Weenix, David Beck, Simon Peter Tilmans, and Hendrik Zorg.

79
vernuft en uitstekende Konst alom in Rome bemind wierd, en de handen zoo vol
werk kreeg dat 'er geen eind aan scheen te zullen wezen. Des hy na het verloop
van twee jaren (gedreven door liefde tot zyn Vrouw) aan den Kardinaal Pamfilio, (in
wiens dienst hy toenmaals was) meermalen verzogt een reis naar Holland te mogen
doen; om zyn Vrouw en Zoon die hy daar gelaten had te mogen zien. Maar dit alles
kon niet helpen by den Kardinaal, die hem by uitnementheid beminde, en om hem
van zyn voornemen te verzetten hielp in dienst van den Paus Innocentius, voor wien
hy een groot werk maakte, waar toe hy nog verscheide anderen in zyn dienst had.
De een en de ander bespeurende zyne geneigtheid, droegen hem voor, dat hy zyn
Vrouw zoude tot Rome ontbieden. Dit maakte hy werkstellig door verscheiden
brieven, met betuigingen van zyn groot verlangen, met verzekeringen dat zy daar
welkom wezen zoude, en hoe de Paus, en Kardinaal beloften hadden gedaan van
aan zyn Zoon dienst te doen, en hem te bezorgen met een ampt. 't Een en 't andere
deed haar besluiten, om te schryven aan haar Man, dat zy op zoo een tyd, en met
zulk een Schipper op Rouaan meende te varen, en van daar haar reis voort te zetten
naar Rome.
Zoo haast als deze blyde tyding kwam, werd 'er straks aan alle Nunciussenen
Gouverneursvan al die plaatsen die zy moest doorreizen geschreven, om haar
buiten onkosten, goed geleide te bezorgen. Dog alles tevergeefs; want hare vrienden
hadden haar onderwyl weten om te praten, haar voornemen gestuit, en daar van
afgeschrikt, met te zeggen, datmen haar daar zynde in een Klooster zou zetten, dat
'er voor hem Vrouwen ge-

80
noeg waren, en diergelyke voorspellingen; want hare Vrienden die alle Gereformeert
of Mennonist waren, waren met een vooroordeel tegens de Roomsgezinden voor
in genomen. Zy zond dan door hare Vrienden opgerokkent een brief van een geheel
verschilligen inhoud naar Rome, te weten dat zy van voornemen verandert was, en
niet wilde komen in zoo een Land, enz. Wat raad? zyn liefde drong hem om haar
zelf te halen, zoo, dat wanneer hy geen verlof daar toe konde bekomen, hy in der
stilte van Rome vertrok, en liet een open brief in zyn vertrek, waar in hy te kennen
gaf, dat hy voornemens was binnen den tyd van drie Maanden weder te keeren.
Hier zynde werd hy van yder aangezogt, en gebeden om iets te willen maken.
Zelfs de grootste liefhebbers van Konst lieten hem niet ongekwelt, zulks het hem
niet mogelyk was zoo haastig weder te konnen vertrekken, schoon 'er geduurig
Brieven van den Kardinaal Pamfilio, en anderen kwamen.
Zyn Vrouws Broeder, die te Utrecht woonde, ging hy bezoeken, en bleef daar om
de gezonde lugt wonen, dog wilde egter alle jaren weder naar Italien. Maar daar
kwam niet af: want zyn Vrouw en goede Vrienden, waar onder menschen waren
van den eersten rang, verbaden hem t' elkens, en verydelden dus dat voornemen,
waar door het daar na geheel is agter gebleven.
In dien tyd heeft hy veel voorname konststukken gemaakt, en zou 'er meer konnen
gemaakt hebben, indien hy zoo veel brave luiden niet aan zyn snoer gehad hadde,
die hem gestadig van zyn werk aftroonden om zyne spraakzaamheid en verstand,
zoo in geestelyke als waereldlyke zaken.

81
Maar als hy eindelyk overweegden 't verlies van zyn kostelyken tyd, door den aanloop
van al 't gezelschap, ging hy twee uuren boven Utrecht, by het dorp de Haar, op het
oud Adelyk Huys ter Mey woonen, om aldaar zyn Konst met minder verlet te
oeffenen, alwaar hy in 't laatste van het derde jaar kwam te overlyden, in den
ouderdom van 39 jaren. Hy liet twee Zoonen na; waar van de ondste 16 jaar zynde,
nog leeft en de Konst oeffent.
't Geen tot luister van zyn naam moet gezegt worden, is dit, dat 'er voor hem geen
bekent is geweest, die zoo de Konst in 't algemeen verstaan heeft, als hy. En daarom
is hy by alle Konstkenners hoog geschat geworden, om dat hy niet een deel van de
Konst, als anderen, maar de zelve in alle deelen volmaakt verstond. Het zy dan dat
hy Beelden, Dieren, Landschap, Zee, Stilwater met Schepen, enz. maakte, elk was
in zyn soort even natuurlyk en konstig, zoo dat hy alle Konstschilders te gelyk na
de kroon dong, ja zelfs met van Aalst, vermaard in doode Vogels, en Emanuel de
Wit, geroemt om zyn wetenschap in de Doorzichtkunde, om stryd geschildert heeft.
Het vast begryp dat hy van de verschillende voorwerpen had, en de ligte bevatting
van de onderscheiden behandelingen, deed hem alles onderneemen, zelf het
schilderen met duim en vingeren, daar in navolgende Kornelis Ketel, daar van
Mandervan meld, in zyn Boek op pag. 195. Hier toe nam hy ten voorwerp eenen
Orions, opzigter van den Doms tooren, en bediende van het Capittel, die een
beminnaar van de Konst was, ook by wylen het penceel hanteerde. Dit pourtret
geleek wel, en stond wat van de hand gezet, zoo

82
levendig en kragtig, al of 't door het penceel geschildert waar geweest. Ook was hy
inzonderheid in 't groot uitnement vaardig, zoo dat zyn zoon, die my dit zelf mondeling
betuigt heeft, hem op eenen dag verscheiden malen heeft zien beschilderen, een
doek van 6 a 7 voeten breed, daar Gebouwen, Zee en Schepen, of een Bul en
verscheide Honden naar het leven geschildert, in kwamen, met een Landschap en
ander bywerk. Van gelyke drie pourtretten levensgroot half lyf met bywerk te
schilderen op een Somersen dag, was voor hem maar speelen gaan. En schoon
zyne geneigtheid wel het meest naar het groot helde, nogtans verstond hy 't kleen
schilderen meesterlyk, dog daar was geen grooter last voor hem als het kleen en
uitvoerig schilderen, dat hy steeds verwenste. Hierom ziet men dat ook maar zelden.
Het Konststukje verbeeldende een vrolyk gezelschap, sommige zeggen de
Verloore Zoon, dog 't meest bekent door den naam van 't pissend Jongetje, nu door
Nik. Verkolje uitvoerig in zwarte Konst gebragt, is geestig van vinding, konstig in
zyn t'zamenstellingen, en met een klikkend en vet penceel geschildert. Het berust
thans in 't Kabinet van den konstliefdigen David Amori.
Maar het eenigste en uitvoerigste Konststuk dat in Nederland bekent is (de rest
is opgekogt en naar buitenlandsche Hoven verzonden) is by de erfgenamen van
den Heer Wiltschut tot Amsterdam, het geen zodanig uitvoerig geschildert is, dat
het voor de Konst van Douof Mierisniet behoeft te wyken. Dit niettegenstaande
heeft men hem dikwils hooren zeggen: dat het hem bedroefde en leet was, dat hy
met zyne handen niet kon uitvoeren,

83
't geen hy met zyn verstant begreep. Zyn Beeltenis van Bartol. van der Helst
geschildert, en van ons gevolgt, ziet men in de Plaat C. 1.
[David Beck]
Zoo eenige Stad in Holland mag trots wezen, om dat zy ten wieg verstrekt heeft van
doorluchtige mannen, zoo mag het Delf wezen, om dat zy buiten andere
vernuftelingen ook de Waereld door berugten
D A V I D BECK, gebentnaamt den Gulden Scepter, uit haren schoot heeft
voortgebragt. Deze geboren op den 25 van Bloeimaand des jaars 1621 werd genoemt
naar zyn Vaders broeder, die een braaf Dichter in dien tyd was, en tot Aarnhem in
Gelderland overleden is.
Hy heeft nevens anderen ook den beroemden Ant. van Dyk, Ridder en Schilder
des Konings van Engeland, tot leermeester gehad. Zyn braaf penceel en
wellevenskonst maakten hem by de meeste grooten van Europa geagt: gelyk hy in
gunst raakte by Koning Karel den eersten, wiens Zoon Karel den tweden, den
Hertogen van Jork en Glochester, als ook Prins Robbert, hy in hunne Jeugt heeft
onderwezen in de Teekenkonst. Daar na quam hy in dienst van den Koning van
Vrankryk, ook van Denemarken, en eindelyk van Koningin Kristina van Zweden, die
hem inzonderheid boven anderen beminde, verscheide geschenken gaf, en hem
haren eersten Kamerheer maakte. De Vrouwen(zegt de spreuk) hebben de Mannen
lief, en zy weten waarom.
Hy nam in dien tyd voor, als haar Majesteit een speelreis na Vrankryk doen, en
te Parys eenige tyd vertoeven zoude, een reis naar Holland te doen. Hy nam tot
dien einde oorlof van haar, onder voorwending van zyne vrienden te willen bezoe-

84
ken welke hy in vele jaren niet gezien had, en na welke hy verlangde. Maar men
zeit dat zy die voorwending verdagt hield, en geloofde dat hy zogt heen te gaan om
nooit weder te keeren, gelyk ook gebeurt is; want hy op den 20 van Wintermaand
1656 binnen 's Gravenhage (niet buiten vermoeden van vergif gedronken te hebben)
kwam te overlyden.
In dienst zynde van zyn Koningin heeft hy Italien, Spanjen, Vrankryk, Engeland,
Denemarken, en alle Hoven van Duischland bezogt, om alle Potentaten en
Doorluchtige Persoonen voor haar uit te schilderen, dien zy dan haare Beeltenis uit
glorie van bekent te willen wezen, door onzen D A V I D B E C K geschildert deed
aanbieden. Op welk doen de groote J. van Vondel dit vaers gemaakt heeft.
De liefde tot de Konst luikt op met grooter hope
Van eer en prys, nuB E C K S de Vorsten van Europe,
Uit last der Koningin, door zyne Konst herteelt,
En hun Christyn vereert, in haar onsterffelyk beelt.
Zoo word Gustavus bloed, van Hof, tot Hof geboren.
Wie klaagt dat aan deês verf en wissel word verloren?
Dit doen leide hem, als het spreekwoord zeit, geen wind eyeren, maar bragt hem
wel blinkende voordeelen by. Zyn vrienden getuigen dat hy door deze voordeelige
gelegenheid negen goude ketenen en Medalien te schenk van Koningen en Vorsten
gekregen had, en onder die een van zyn Koningin. Zeker die groote Vrouw deed
veel om naam te maken. Zie hier Lezer (gemeene kost is by wylen zoo smakelyk
als de kostbaarste) een gering staal. In de Stad St. Gewer, in 't Graafschap Hessen,
had

85
men outyds voor gewoonte (en somwyl nog) dat men den vreemdelingen een
koperen Halsband, van Keizer Karel daar toe gegeven, wanneer zy aan den
waterkant geleid worden, daar de zelve vastgehegt is, om den hals slaat, en daar
op vraagt: of zy met Water of met Wyn willen gedoopt wezen? Die 't water begeren,
krygen onvoorziens een emmer vol daar van over 't hoofd. Dog die wyn eisschen
geven daar toe een stuk geld. De Koningin Kristina daar zynde gaf tot dit gebruik
een konstig gedreven zilvere schaal of beker, waar door haar mildadigheid gemeld
word, zoo lang dat gebruik stand houd.
Maar laat ons weder tot onzen D A V I D (wiens Beeltenis in de Plaat C. 2. staat)
komen.
Van hem word getuigt dat hy zoo ongemeen vaardig was in 't schilderen, dat de
Koning van Engeland, boven gemeld, eens tot hem zeide: B E C K , ' k geloof dat gy
te Paerd zittende zoud konnen schilderen.
In den jare 1653 te Rome zynde, werd hem door de Bentvogels, (ik wil hen liever
noemen opsnappers, want hy zelf was de Bentvogel dien zy plukten) groote eer
bewezen, 't geen blykt uit den staart van 't Vaers 't welk zy op zyn Doopmaal
uitgalmden. Doe daar by dat zyn Bentnaam door zestig handen was ondertekent,
zoo kond gy staat maken wat hem dit smulmaal kwam te kosten. Zie hier de Kopy
van 't Vaers:
Uw vriendelyk ontmoet, en uw beleefde reden
Die wyzen duidelyk, dat gy zyt de Persoon,
Die menig heeft vertoont, de Koningin van Zweden;
Door uw vermaard penceel, zoo waardig by de Kroon.

86
Wat staat ons nu te doen? dat wy u gaan er kennen,
In de Romeins 'Bent, met eenen nieuwen naam,
Die als op vleugels door de Waereld zal gaan renmen;
Dit 's 't algemeen besluit: Wy roepen al te saam.
Viva de Gulde Scepter.
Den 7 van Wintermaand 1653. Hy was een schoon en wel gemaakt Persoon, dog
niet kloek.
Ik heb in het eerste Boekdeel op pag. 333 gemeld van den potsigen Adriaan Brouwer,
dat hy twee maal begraven wierd. Maar van D A V I D B E C K werd verhaald dat hy
tweemaal gestorven is, en wilje weten hoe? Hy, reizende door Duitsland werd door
een onvoorziene ziekte beloopen, die hem in dusdanig een langwylige slaaute bragt,
dat 'er geen ander besluit van te maken was, dan dat hy waar overleden. Over zulks
werd hy, gelyk gewoonlyk geschied, uitgetrokken, en uitgestrekt op zyn ledikant
geleid. Wat gebeurt 'er? zyne twee knegts zitten in 't zelve vertrek, en spoelen met
een glas wyns de zwarigheid van hun hart. Onder 't over en weer drinken zegt een
van deze, ligt wat kortswylig en wulps van aart, dat wy 't onzen Heer ook eens
presenteerden, hy heeft het in zyn leven zoo wel gelust, en staat met een op en
duwt hem den roomer met wyn aan den mont. Door den reuk van den wyn (naar
allen schyn) wat tot zig zelven gekomen, opent hy zyn lippen en slurpt een weinig
daar van in. De knegt dit ziende verzet zig daar niet over, maar zeit tegen zynen
makker, kyk, onzen Heer lust ook wyn na zyn dood, en zet hem het glas andermaal
aan den mont, waar uit hy

87
een goeden teug deed, op dien zelven stond bekwam; en jaren na dien tyd leefde.
Dit zeltsaam voorval zoude ik zoo ligt niet voor waarheid aannemen, ten zy 'er
diergelyk niet in myn geslagt waare voor gevallen. Myn Grootvader van Moeders
kant, en waar na ik ook vernoemt ben, wonende te Utrecht, op den Steenweg, in 't
Blaau Rokje, kwam in den ouderdom van 17 jaren (zoo 't aan yder die daar
tegenwoordig waren toescheen) te sterven: werd gevolgelyk uit getrokken, op stroo
geleid, en de Vrysters in de buurt in geroepen, om het Lyk (volgens dies tyds
gewoonten) met Palm, Laurier, en Bloempjes toe te maken. En men was al bezig
om een krans tot zyn hoofd te vlegten, wanneer zy het stroo hoorden ritselen, en
hem die zy meenden dat dood was, zagen de gordynen open schuiven, waar door
zy alle van schrik over hoop vielen. Straks de bloemen weg, en hem warme wyn
ingegeven, voorts in een gewarmt bed geleid, waar door hy bekwam; gelyk hy ook
naderhand getrouwt is geweest, en zeven Zonen en drie Dochters heeft gezien.
[Joan Couper]
Na de Dood van David Beckkwam de Londenaar J O A N C O U P E R (na dat hy
een wyl zyn verblyf in Amsterdam gehouden had) aan 't Hof van Zweden, en voorts
in dienst van Koningin Kristina. Hy werd in zyn tyd voor den besten pourtretschilder
in waterver gehouden, hebbende de Konstgeleerd by eenen Olivier een Engelsman,
die voor Koning Jakob, en Karel Stuart, veel groote Historien in waterverf geschildert
heeft, welke in een galery geplaatst, langen tyd, hun stand gehouden hebben.
[Gelsdorf]
Sandrart, meld ook in dien tyd van eenen En-

88
gelsman G E L S D O R F genaamt, die veel pourtretten in Engeland heeft gemaakt.
Dog hy kon niet teekenen, waarom hy ook genootzaakt was door iemant anders
den omtrek van 't wezen op papier te laten teekenen, 't geen hy dan met een naalt
doorgeprikt, op zyn paneel doorsponste. Diergelyke soort ontmoet ons nu en dan
al meer. Dog wy hebben onze pen niet voor krukken en breekebeenen versneden.
[Simon Peter Tilmans]
Breemen heeft ook al vroeg geheugniswaardige Kostenaars uit zynen schoot zien
ontspruiten: onder deze word een braaf Historieschilder, door de wandeling Q U A N T
genaamt, geteld. Deze schilderde in 't jaar 1620 de zoldering der zoogenaamde
Gulde Kamer van het Raathuis als ook verscheiden groote Konstwerken, die nog
in de oudste Stamhuizen tot Bremen gezien konnen worden. Ook een S I M O N
P E T E R T I L M A N S , Schenkgebynaamt, een braaf Landschapschilder en die
vele jaren zig in Italie had geoeffent. Dog dees begaf zig naderhand tot het schilderen
van pourtretten, daar hy zoo uitstekende in werd dat hy nevens de besten van zyn
tyd mogt gestelt worden, gelyk hy ook de eer gehad heeft dat hy de Beeltenis van
Keizer Ferdinand tot Weenen geschildert heeft.
Deze had ook een Dochter die de Konst oeffende. Ik heb Landschappen, Beeldjes,
inzonderheid Bloemen van haar gezien, die uitvoerig naar 't leven met waterverf
geschildert waren.
Zyn Beeltenis door Chr. Hagensin koper gesneden 1668, toen hy 67 jaren oud
was, gaat in print uit, waar onder staat,

89
Dit 'sT I L M A N S beeltenis, die boogden op geslagt,
Nog roem; maar d'eer van God: de rest als niet geagt.
Waar van wy ons hebben bedient in de Plaat C. 3.
Hendrik BokelmanKoopman tot Amsterdam is zyn Dochters Zoon.
[Hendrik Martensz.]
Deze Levensbeschryving behoorde vroeger geplaatst te zyn geweest. Dog gebrek
van tydig berigt is oorzaak dat 'er somwyl een breuk tegens de wyze der schikking
van ons pennewerk (buiten onze schuit) begaan word. 't Zelve moeten wy ook in
opzigt van den braven Rotterdamschen Konstschilder HENDRIK MARTENSZ.
bygenaamt Z O R G H tot onze verschooning zeggen. Deze bynaam werd aan zyn
Vader (welke naar dien eenvoudigen tyd MARTEN KLAASZ ROKES genaamt werd)
gegeven; om dat hy Marktschipper van Rotterdam op Dort zynde, altyd zoo veel
toezigt en zorg voor de lading en bestelling droeg, dat men, wanneer iemant iet te
bestellen had waar aan gelegen was, door gewoonte zeide: geef het Z O R G H meê:
gelyk ook tot zyn roem verhaald word dat hy eens een zak met 1000 gulden had
aangenomen waar naderhand niet naar gevraagt wierd, 't geen hy aan yder bekent
maakte, en naar een lange wyl zig daar van ontsloeg, met den zelven over te geven
aan de Armbezorgers van de Gereformeerde Kerk, mits zoo den eigenaar, daar
van opkwam zy daar aansprekelyk voor waren, of moesten verantwoorden.
Deze goede ouden Man gestorven, kwam 't Markt schipperschap op onzen
HENDRIK MARTENSZ. ZORGH, welke daar om niet afliet te schilderen, maar

90
met groote yver en zugt de Penceelkonst oeffende. Waarom wy ook zyn Beeltenis
uitvoerig door hem zelf geschildert op zyn 34ste jaar 1645, geplaatst hebben in de
Plaat C. 4.
Hy was een Leerling van Dav. Teniers, als aan zyn eerste penceelwerken klaar
te zien is, en van Wilm Buitenweg die gezelschappen van Juffrouwen Heeren en
Boertjes schilderde. Dog hy heeft zig niet altyd by die wyze van schilderen gehouden.
By zyn Neef HENDRIK ZORGH Makelaar en beminnaar van Schilderkonst tot
Amsterdam, heb ik verscheiden Konststukken van hem gezien, inzonderheid twee.
Het eene verbeeld een Italiaansche Markt, met veel gewoel van beelden, en voor
aan een vrouwtje dat uitstalt met verscheide soort van doode Vogels. Het ander
verbeeld een Vismarkt, meê vol gewoel. De Visch in dit, en een korf met levende
Hoenders, Eenden enz. in 't ander stuk, zyn uitvoerig en Konstig naar 't leven
geschildert: Vorders de beelden gronden en agterwerken, hebben een zweem van
de penceelbehandeling van Tomas Wyk: gelyk daar ook nog een groot stuk hangt,
waar in verbeeld word een Boerevreugt, waar in de beelden grooter zyn, en veel
gelykenis hebben naar de handeling van Jan Mienze Molenaar.
Hy stierf, het kluwen van zyn levensdraad door het tydlot ontwonden zynde, in
zyn eenentsestigste jaar, 1682.
[Jan Duive]
Thans verschynt ook de Gouwenaar J A N D U I V E , Leerling van Wouter Crabeth.
Deze was een vaardig en goed schilder van pourtretten. Hy heeft in zyn tyd den
Minnebroer Gregorius Simpernel na zyn dood geschildert, 't geen wel gelukte, en
overzulks hem groot voordeel bybragt,

91
niet van den genen die 't hem had doen schilderen; maar door dien hy 'er zoo menigte
schilderde voor zyne vrienden en kennissen; uit welk inzigt hy ook het eerste pourtret
om niet geschildert had, dankende dat die Doode, vele levenden verwekken zoude,
gelyk ook geschiede. Hy stierf tot Gouda van een schielyke beroertheid in 't jaar
1649. En zyn medeleerling J A N G O V E R T S Z . V E R B Y L volgde hem na, op
den weg naar d'Eeuwigheid, gelyk ook mede zyn yverige Leergezel, A A R T V A N
W A A S . Deze had Italien en Vrankryk bezogt, en wedergekeert zynde te Gouda
om de vrugten van zyn arbeid te doen zien, stierf weinig Maanden na den
eerstgemelden zynen medeyveraar in de Konst. Hy ordoneerde en schilderde
aardige Boerteryen. Hy had ook by den Plaatsnyder Reynier Parzyn, 't Etzen geleerd,
en liet verscheiden printen van zyn snakeryen uitkomen, en men ziet nog verscheide
teekeningen van hem met potloot geteekent.
[Dirk Meerkerk]
Om dezen tyd, en uit de zelve School, en Stad en Konstgenoot van den
voorgemelden, was een D I R K M E E R K E R K , geboren in de gewezen Brouwery
van den Passer voor in de Keizerstraat. Deze reisde op zyn Konst naar Romen,
woonde daar, en by de Bisschop van Nantes veele jaren. Onbekent en onverwagt
aan zyn Ouders huis gekomen, vraagde hy hoe het met hunnen Zoon al ging, en
of zy in korten tyd niet van hem gehoord hadden, of hem t'huis wagtende waren, 't
geen hun nog geen agterdenken zoude gegeven hebben, ten zy de Moeders neus
ontsprongen waar, en zy hem dus 't eerst kennende wierd. Maar na hy een korten
tyd t'huis gekomen was komende van een Begraaffenis, viel hy in 't water, by de
Lange Brug

92
niet veer van zyn Ouders huis, en verdronk. En gelyk volgens het spreekwoord 't
eene ongeluk het ander volgt, zoo gebeurde 't ook, want hunne aller Tydt-, Stad-,
Konstgenoot, en goed Schilder K O R N E L I S DE V I S S C H E R , (wiens werk
geprezen word, schoon hy dikwils met 't hoofd gekwelt, of als men gemeenlyk zeit,
't niet vast had) komende van Hamborg verdrinkt op Zee.
[Jakop Reugers Blok]
'T waar onverschoonbaar, daar wy nu al verscheidenmalen Oudtydze Goudze
Schilders hebben ten Toneel gevoert, nu ook aan
J A K O P R E U G E R S B L O K , niet te gedenken, alschoon ons zyne geboorten
en sterftyd onbekent blyft. Vermits bekent is dat de groote P.P. Rubbens (wanneer
hy de Nederlandsche Steeden doorreisde om de Konstschilders te bezoeken) ook
inzonderheid tot Gouda by hem op zyn Schilderkamer is geweest, en tot zyn roem
getuigde; dat hy onder al de Konstenaren in Nederland geen gevonden had, die
hem in 't schilderen en teekenen van Doorzigt- en Bouwkundegelyk was.
In zyn jeugt had hy Italien en Rome bezogt, en met vlyt zig in de Konst geoeffent.
En alzoo hy zig ook op de Vestingbouwkonst verstond, raakte hy in dienst van de
Koning van Polen, die hem inzonderheid beminde; maar dit was ook met een de
rede dat de Hovelingen hem haatte, en alzins (gelyk men zeit) den voet dwars zetten,
waarom hy afscheit verzogt, en naar zyn Vaderland vertrok; daar hy gelegenheid
vond om den Oversten Persival (die by Prins Fredrik Hendrik in grootagting was)
de Wiskonst te leeren.
Naderhand quam hy in dienst by den Hertog

93
Leopoldus, die hem ook byzonder bezinde en hem boven zyne gewone soldy, in 't
Velt zynde, des daags nog zeven gulden toeleide. Omtrent Winoxbergen (willende
hy over een plank ryden) struikelde zyn Paert, waar door hy ongelukkig ter aarde
stortte. Hy werd in de Stad gebragt, en op het bevel des Hertogs alle vlyt tot zyn
herstelling en genezinge aangewend, dog het was te vergeefs. Want hy reisde, naar
zo veel reizens en tobbens naar d' Eeuwige rust, en werd in de Kerk der Predikheeren
begraven. Zyn Weduwe Geertje Davids trok naar Braband, bezorgt met een jaarlykze
wedde, voor haar leven; en hare Zoon volgde in de plaats van zyn Vader. Dog hy
werd gekwetst en stierf.
[Jan en Pieter Donker]
Twee Neven J A N EN PIETER DONKER gaven al vroeg blyken dat zy hunne
geboortestad Gouda door hunne Konst zouden vereert hebben, indien hun levenslicht
even boven de kimmen gerezen, door een ontydige donkere Dootwolk niet waar
benevelt geworden. Van JAN zietmen tot Gouda geschildert de Regenten van 't
Tugthuis.
P I E T E R D O N K E R heeft de Konst geleerd t' Antwerpen by den vermaarden
Jakob Jordaans, en trok naar Frankfoort om zyn Konst voort te zetten onder den
troep, en toeloop der vremdelingen dewelke kwamen om de Krooning van Keizer
Leopoldus by te wonen. In 't volgende jaar 1659 reisde hy naar Vrankryk, en van
daar onder het gevolg van den Hertog van Crequi naar Romen, daar hy met yverig
teekenen en schilderen zyn tyd heeft doorgebragt. Na het verloop van zeven jaren
quam hy weder te rug in zyn geboortestad, en stierf 1668.

94
'T beurt zelden dat in een geslagt zoo veel Konstschilders ontspruiten als in dat van
de E V E R D I N G E N . Want men teld drie gebroeders CESAR, Aldert, en Jan; en van
Aldertweder een trits van Zonen Kornelis, Piteren Janwelke d' een min, d' ander
meer de Konst gehanteert hebben.
[Cesar van Everdingen]
CESAR VAN EVERDINGEN moest uit hoofde van zyn geboortejaar geplaatst zyn
geweest op 't jaar 1606, maar alzoo de noodige berigten uit Alkmaar zyne
geboortestad eerst kwamen, wanneer het levensbedryf van zyn Broeder Aldertal
ter drukpers ree lag, hebben wy hem maar voor de zelve konnen plaatsen. Hy was
een braaf Beeldenschilder, en had een vleiend penceel.
Onder vele van zyne Konstwerken worden geprezen de beschilderde deuren van
het groot Orgel in de Kerk tot Alkmaar, waar op hy verbeeld heeft den Triumf van
David, over het nedervellen van den grooten Goliat van Gad. In wat jaar hy dit
geschildert heeft weet ik niet, maar wel dat hy het model op de woning van den
Bouwheer Jakob van Kampen (die het Orgel geordoneert heeft) maakte in 't jaar
1648. Welk Model nu nog op het Alkmaarse Raadhuis hangt. Ook is op de Oude
Doele tot Alkmaar een groot en voornaam stuk van hem te zien, verbeeldende den
Adel en Krygsraad der oude Schuttery. De Beeltenissen zyn alle levensgroot en
konstig geschildert, zoo dat dit eene genoeg was om zyn roem tot na zyn dood (welk
voorviel op 't jaar 1679 als hy oud was 73 jaren) duurzaam te maken.
Hy was een Leerling van Jan van Bronkhorstvan wien wy in ons Eerste Deel op
pag. 231 gemeld

95
hebben, en onder zyne Leerlingen welke hy tot Meesters in de Konst gemaakt heeft,
worden geteld Hendrik Graau, van Hoorn, Adriaan Warmenhuizen van
Warmenhuizen, Adriaan Dekker, en Laurens Oosthoorn.
[Jan van Everdingen]
Zyn Jongste Broeder J A N V A N E V E R D I N G E N mee tot Alkmaar geboren
oeffende zig in 't schilderen van stil leven, en dat meer uit Konstzugt als om gewin,
aangezien hy een ander beroep had, te weten van pleitbezorger by de
Rechtsgedingen.
[Aldert van Everdingen]

Plate D- Allaert van Everdingen and Adam Pijnacker.

A L D E R T V A N E V E R D I N G E N , tweede Zoon van den geheimschryver Jan
van Everdingen, en Broeder van den Konstschilder Cezar van Everdingen geboren
tot Alkmaar 1621. heeft tot leermeesters in de Konst, eerst Roelant Savrydaar na
Pieter Molynvan Haarlem gehad, onder welker opzigt hy zoodanig in de Konst
toenam dat zy zig niet schaamden, hem voor hunnen Leerling te groeten. Vele
pryswaardige konststukken zyn tot Amsterdam en elders onder de konstlievenden
verspreit, die altyd betuigen zullen dat hy een groot meester in de Konst geweest
is, niet in een enkel deel, maar genoegzaam in 't algemeen; want men ziet
Landschappen van hem, met Beesjes en Beeldjes zoo wonder fraai geschildert, en
digt beplante bosschen, daar het oog door hun diepte geen end aan ziet, en de
getrotste meyen zoo spelende en dartel geschildert: dat zy zig tegens de lucht
schynen te bewegen: en Watervallen, en Zeestormen, waar in de brandinge van 't
Zeewater tegens de harde rotsen, en de dunne afstuivende sprenkelingen zoo
natuurlyk dun, en geestig zyn waargenome dat de stukken voor meesterstukken
mogen doorgaan, maar inzonderheid heeft hy uitgemunt