Naar inhoud springen

Socialisme en Kunst, Frank van der Goes 1939

Uit Wikisource
[ 88 ]
 

SOCIALISME EN KUNST.[1]

 

I

 

Zijn er bij de lezers van De Kroniek nog, die meenen dat zij van het socialisme afkeerig moeten zijn, wijl het socialisme vijandig is aan de kunst? Nu, als het om deze reden is, kan men niet anders zeggen dan dat zij het mis hebben. Want het socialisme is niet de naam van een door vooral naar stoffelijk voordeel ziende menschen bedacht stelsel, in welk stelsel, omdat het er op aangelegd is de lichamelijke nooden te lenigen, geen plaats zoude zijn voor bemoeiingen of maatregelen ten gunste van de geestelijke behoeften. Het wordt dikwijls voorgesteld als een broodvraag, maar het is alleen in de eerste plaats een broodvraag voor het slag van lieden die, daar zij van alles te kort komen, in de eerste plaats brood verlangen, want van al het andere dat hun mankeert zouden zij niet één ding kunnen waardeeren, of zelfs gebruiken, zoolang hun het brood bij zulke kleine hoeveelheden wordt toebedeeld. En ook in dien zin is het socialisme een broodvraag te noemen, dat wij alle geestelijke volmaking toeschrijven aan den invloed van het samenleven van de menschen op de geestelijke ontwikkeling van de individuen; en verder meenen, dat het samenleven is ingericht, zich in den loop der tijden gewijzigd heeft en voortgaan zal zich te wijzigen, krachtens de ekonomische motieven welke thans en in iedere vorige of latere periode de heerschende waren. Anders te zeggen, dat de personen voortkomen uit de maatschappij, en de maatschappij afhankelijk is van de veranderingen welke de stoffelijke voortbrenging achtereenvolgens ondergaat. Maar dit systeem, opgevat zooals het wordt bedoeld door zijne auteurs, en gelijk het dus opgevat moet worden door ieder die er in ernst over wil spreken, heeft niets materialistisch over zich in de onaangename beteekenis. Het wil niet zeggen, dat in de maatschappij alleen de verrichting van eten en drinken of de manier waarop drank en spijs verschaft wordt, van belang is. Het wil niet zeggen, dat de men[ 89 ]schen schepselen zijn, die alleen belang stellen in eten en drinken, of niet geschikt voor andere inspanning dan het verwerven van voedsel voor het lichaam. Het wil zeggen, dat de menschen in de noodzakelijkheid van den eersten strijd om hun bestaan, toen zij te kampen hadden met sterkere dieren dan zij waren, en met invloeden van een klimaat, heviger dan zij konden verdragen, en met een bezwaarlijke gesteldheid van den bodem, en met moeilijkheden in het verzamelen van hun voedsel, zich toen samenvoegden tot groepen welker vereenigde arbeid en tegen den druk der omstandigheden reageerend intellekt, de gevaren en de nooden van hun stoffelijk leven beter konden weêrstaan.

De maatschappij is eene uitvinding van de menschen om te kunnen leven, en in hen is de drang tot samenleven gewekt door de noodzakelijkheid die ik noemde. De eerste teekenen van menschelijke beschaving vallen samen met de oudste sporen van menschelijke samenleving. De zucht om te leven heeft de menschen bij elkaar gebracht; en toen het leven door de eerste maatschappij iets lichter was gemaakt, kwam de beschaving het leven aangenamer maken. Van de dieren onderscheiden zich de menschen door hunne samenleving welke hunnen geest heeft ontwikkeld, hunne geheele geestelijke ontwikkeling heeft geschapen, en voortgekomen is uit de werking van overeenkomstige omstandigheden als aan de dieren hunne lichamelijke gesteldheden en hunne instinkten hebben gegeven, welke hen dienen en beveiligen in hun strijd om het leven. Wij zouden zoo niet spreken als wij materialisten waren, die enkel op de materie letten. Er is niets stuitends in de materialistische verklaring van den oorsprong van de samenleving, wijl zij de samenleving onmiddellijk voorstelt als de noodzakelijke voorbereiding en onontbeerlijken grondslag van alle hooger leven. De lagere levensvoorwaarden van de menschen konden alleen worden vervuld door de ontwikkeling van hoogere eigenschappen. De menschen konden niet wedijveren in kracht, snelheid, weerstandsvermogen met de dieren. Wilden zij nochtans leven, zoo moesten zij weerstandsver[ 90 ]mogen, snelheid en kracht ontleenen aan de hulpmiddelen, door hun brein gevonden.

Dit wat het verleden aangaat. En wat de toekomst betreft, wil het socialistisch systeem zeggen, dat ook de beschaving van de nakomelingen door een broodvraag zal worden beheerscht, welke zoo gesteld zal zijn, dat wegens de volkomen onderwerping van de produktieve krachten aan den mensch, dat is, aan de maatschappij, de maatschappij met weinig moeite aan elk van hare leden het brood zal kunnen verstrekken, en daarom aan de ontwikkeling van de geestelijke eigenschappen van elk harer leden al hare vrijkomende kracht ten koste leggen. De broodvraag die begon met al de inspanning van de menschen bezig te houden, en de menschen met overleg en rede heeft begiftigd, die den overgang van dier tot mensch heeft teweeggebracht en de maatschappij geschapen; de broodvraag zal eindigen met de onder haren invloed door middel van de samenleving ontwikkelde hoogere vermogens geheel te ontslaan van de zorg voor het lagere leven. De materialistische grondslag van de socialistische maatschappij is de volmaaktheid van de stoffelijke voortbrenging, die zal ophouden met van de menschen hunne aandacht te vergen voor de gemakkelijk geworden verrichtingen van het stoffelijk leven. Vóór evenwel de menschen den materieelen grondslag van hun maatschappelijk en geestelijk leven hadden ontdekt, konden zij niet met bewustheid streven naar de volmaaktheid van hunne instellingen.

Het socialisme is het bewuste trachten naar de onderwerping van maatschappelijke produktieve krachten van den mensch. Het is de emancipatie van den mensch van zijn stoffelijke behoeften. Het socialisme wendt zich het eerst tot de materie, om de materie het spoedigst te doen wijken. Het maakt van de kwestie een broodvraag, om de broodvraag het eerste te kunnen oplossen.

Men kan het onderwerp op een andere dan theoretische wijze toelichten door uit de propaganda voor het socialisme de bewijzen te verzamelen, dat zijne voorstanders, verre van de beoefening der kunsten eenigen af[ 91 ]breuk te willen doen of zich afkeerig te houden van artistieke beschouwing, integendeel hunnen invloed ruimschoots beschikbaar stellen om beide te bevorderen. Deze kant van de zaak heeft voor menigeen wellicht een grootere beteekenis dan theoretische overwegingen. Steeds is de socialistische arbeidersbeweging in nauwe aanraking geweest met de litteraire beschaving der tijdgenooten. De socialisten hebben steeds relaties gehad met de letteren, en de artisten wederkeerig met het socialisme.

 

  1. Voor het eerst gepubliceerd in "De Kroniek" (1896)