Staatsregeling van Sint Maarten/Hoofdstuk 6

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdstuk 5 Raad van Advies, Algemene Rekenkamer, Ombudsman en vaste colleges van advies Hoofdstuk 6 Wetgeving en bestuur door Staatsregeling van Sint Maarten Hoofdstuk 7 Rechtspraak, openbaar ministerie en politie


HOOFDSTUK 6 WETGEVING EN BESTUUR[bewerken]

§ 1. Landsverordeningen en andere voorschriften[bewerken]

Artikel 78

De vaststelling van landsverordeningen geschiedt door de regering en de Staten gezamenlijk.

Artikel 79

De bekrachtiging van ontwerpen van landsverordening geschiedt door de regering na verkregen goedkeuring of op voordracht van de Staten. Zij verkrijgen daardoor kracht van landsverordening.

Artikel 80

De regering dient ontwerpen van landsverordening ter goedkeuring bij de Staten in.

Artikel 81

1. De Staten hebben het recht ontwerpen van landsverordening aan de regering voor te dragen.

2. Ontwerpen van landsverordening door de Staten voor te dragen worden bij hen aanhangig gemaakt door een of meer leden.

3. Een ontwerp van landsverordening als bedoeld in het tweede lid, wordt door tussenkomst van de Gouverneur aan de Raad van Advies aangeboden alvorens de Staten overgaan tot vaststelling.

Artikel 82

1. Zolang een ontwerp van landsverordening, ingediend door de regering, niet door de Staten is goedgekeurd kan deze door hen, op voorstel van een of meer leden, en door de regering worden gewijzigd.

2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht van een ontwerp van landsverordening, kan dit door hen, op voorstel van een of meer leden, en door het lid of leden door wie deze aanhangig gemaakt is, worden gewijzigd.

Artikel 83

1. Zolang een ontwerp van landsverordening, ingediend door de regering, niet door de Staten is goedgekeurd kan deze door de regering worden ingetrokken.

2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht van een ontwerp van landsverordening, kan deze door het lid of de leden door wie deze aanhangig gemaakt is, worden ingetrokken.

Artikel 84

1. De regering en de Staten geven elkaar kennis van hun besluit omtrent enig ontwerp van landsverordening.

2. Indiening, intrekking en bekrachtiging van ontwerpen van landsverordening door de regering geschieden door tussenkomst van de Gouverneur.

Artikel 85

De bekendmaking en de inwerkingtreding van landsverordeningen wordt bij landsverordening geregeld. Zij treden niet in werking voordat zij zijn bekendgemaakt.

Artikel 86

1. Door de regering kunnen besluiten, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld.

2. Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens landsverordening. Bij landsverordening worden de op te leggen straffen bepaald.

3. Artikel 85 is van overeenkomstige toepassing op besluiten, houdende algemene maatregelen.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op ministeriële regelingen.

§ 2. Raadplegend referendum[bewerken]

Artikel 87

Tot een raadplegend referendum wordt overgegaan op initiatief van de Staten.

Artikel 88

1. Een referendum kan betrekking hebben op een ontwerp van landsverordening dat door de Staten is aangenomen of op een onderwerp van groot maatschappelijk belang en dat niet is uitgesloten van een referendum op grond van artikel 89.

2. Een door de Staten aangenomen ontwerp van landsverordening dat wordt onderworpen aan een referendum wordt nog niet bekrachtigd.

Artikel 89

1. In geen geval kunnen aan een referendum worden onderworpen:

a. voorstellen van rijkswetgeving;
b. ontwerpen van landsverordening inzake de begroting;
c. ontwerpen van landsverordening die mede strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
d. ontwerpen van landsverordening inzake de belastingen.

2. Bij landsverordening kunnen andere onderwerpen worden uitgesloten van een referendum.

Artikel 90

1. Bij landsverordening wordt het gevolg van een referendum bepaald.

2. Bij landsverordening kan worden bepaald dat indien een meerderheid zich tegen het ontwerp van landsverordening keert en deze meerderheid een bij landsverordening te bepalen deel omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, het ontwerp van landsverordening van rechtswege vervalt.

Artikel 91

Alles wat verder het referendum betreft, wordt geregeld bij landsverordening.

§ 3. Overige bepalingen[bewerken]

Artikel 92

1. Bij landsverordening kunnen openbare lichamen ter behartiging van bepaalde belangen worden ingesteld en opgeheven.

2. De landsverordening regelt de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de samenstelling en de bevoegdheid van hun besturen alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Bij landsverordening kan aan hun besturen verordenende bevoegdheid worden verleend.

3. Het toezicht op deze besturen wordt bij landsverordening geregeld. Vernietiging van besluiten van deze besturen kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 93

1. Belastingen worden geheven uit kracht van een landsverordening.

2. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met volstrekte meerderheid der stemmen van het aantal zitting hebbende leden.

3. Andere heffingen worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 94

1. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Land worden bij landsverordening vastgesteld.

2. De jaarbegroting en de meerjarenbegroting zullen sluitend zijn, met inachtneming van daarvoor internationaal aanvaarde begrotingsdefinities.

3. De begroting wordt jaarlijks in een of meer ontwerpen door de regering aan de Staten uiterlijk op de eerste september aangeboden.

4. Bij landsverordening kan worden bepaald dat de begroting voor een langer tijdperk dan één jaar wordt vastgesteld. Deze periode mag niet langer zijn dan twee jaar.

5. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Land wordt aan de Staten gedaan overeenkomstig de financiële normen zoals in dit hoofdstuk genoemd en de bepalingen van de landsverordening. De door de Algemene Rekenkamer onderzochte rekening wordt jaarlijks aan de Staten overgelegd.

6. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent het beheer van de financiën van het Land.

7. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen financiële normen en het toezicht daarop door de Overheidskredietbank worden vastgesteld. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld en neemt de bepalingen uit deze paragraaf van de Staatsregeling in acht.

Artikel 95

Bij landsverordening worden regels gesteld ten einde de rechtmatigheid en integriteit van het bestuur en het bestuurlijk handelen alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer te waarborgen.

Artikel 96

1. Het aangaan of garanderen van een geldlening ten name of ten laste van het Land en alleen toegestaan ter dekking van uitgaven van de kapitaalsdienst van het Land, geschiedt niet dan krachtens landsverordening.

2. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van het aantal zitting hebbende leden.

3. De aan de aangegane of gegarandeerde geldleningen verbonden rentelasten zullen de vijf percent van de gemiddelde inkomsten van de collectieve sector van de drie aan het begrotingsjaar voorafgaande jaren, niet mogen overschrijden.

4. Bij landsverordening worden nadere regels gesteld over het aangaan of het garanderen van een geldlening.

Artikel 97

1. De in artikel 96 genoemde geldleningen ten name of ten laste van het Land kunnen alleen door de Overheidskredietbank worden verleend.

2. De Overheidskredietbank ziet toe op de naleving van de in deze paragraaf genoemde financiële normen en op de naleving van de wettelijke normen met betrekking tot het financiële beheer van het land.

Artikel 98

1. Bij landsverordening wordt het geldstelsel geregeld.

2. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden der stemmen van het aantal zitting hebbende leden.

Artikel 99

Bij landsverordening worden het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk- en strafprocesrecht in algemene wetboeken geregeld, behoudens de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke landsverordeningen .

Artikel 100

Bij landsverordening worden algemene regels van bestuursrecht vastgesteld.

Artikel 101

De rechtspositie van de ambtenaren wordt bij landsverordening geregeld. De landsverordening stelt tevens regels over hun bescherming bij de arbeid en over medezeggenschap.

Artikel 102

De overheid betracht bij de uitvoering van haar taak openbaarheid voor zover dit niet strijdig is te achten met het belang van het Land en dat van het Koninkrijk dan wel met andere belangen die het achterwege laten van openbaarmaking rechtvaardigen. Bij landsverordening worden ter zake nadere regels gesteld.

Artikel 103

Bij landsbesluit kan volgens regels, bij landsverordening te stellen, vergunning worden verleend voor mijnbouwondernemingen, voor ondernemingen van openbaar nut en voor de aanleg van werken ten behoeve van deze ondernemingen.

Artikel 104

Bij landsverordening wordt het beheer der domaniale gronden en andere domaniale rechten geregeld.

Artikel 105

1. Personen, die woonachtig zijn in Sint Maarten, kunnen niet dan bij landsverordening tot dienst in de krijgsmacht dan wel tot burgerdienstplicht worden verplicht.

2. De dienstplichtigen, dienende bij de landmacht, kunnen zonder hun toestemming niet dan bij landsverordening naar elders worden gezonden.

Artikel 106

In geval van buitengewone omstandigheden kan bij landsbesluit worden bepaald dat in Sint Maarten woonachtige dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of geroepen. Alsdan wordt onverwijld een ontwerp van landsverordening bij de Staten ingediend om het in werkelijke dienst blijven van dienstplichtigen zoveel nodig te bepalen.

Artikel 107

1. Bij landsverordening wordt bepaald in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid en openbare orde bij landsbesluit een door landsverordening als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen.

2. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 7, voor zover dit de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in dit artikel omschreven recht betreft, 8, 9, 10 en 11, eerste lid, voor zover dit het vereiste van een bijzondere schriftelijke machtiging van de rechter betreft, 11, tweede lid, 12, 13 en 15, eerste lid.

3. Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet bij landsbesluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen, beslissen de Staten omtrent het voortduren daarvan.