Staatsregeling van Sint Maarten/Hoofdstuk 8

Uit Wikisource
[ 33 ]

HOOFDSTUK 8
Constitutioneel Hof

Artikel 127

1. Er is een Constitutioneel Hof.

2. Het Hof heeft tot taak de verenigbaarheid van een bekrachtigde, maar niet in werking getreden wettelijke regeling als bedoeld in artikel 81, onder g, met uitzondering van eenvormige landsverordeningen, h, i en j, met de Staatsregeling te beoordelen. Toetsing blijft achterwege indien de bepaling uit de Staatsregeling zich niet voor toetsing leent.

3. Een zaak kan uitsluitend aanhangig worden gemaakt door een schriftelijk verzoek van de Ombudsman wegens onverenigbaarheid met de Staatsregeling, binnen zes weken na bekrachtiging van de wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, tenzij sprake is van een spoedeisend belang. In geval sprake is van een spoedeisend belang is de Ombudsman niet ontvankelijk. Bij of krachtens landsverordening worden nadere regels gesteld over een spoedeisend belang. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

4. Een wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, treedt niet eerder in werking dan zes weken na bekrachtiging, tenzij sprake is van een spoedeisend belang, als bedoeld in het [ 34 ]derde lid. Indien de Ombudsman binnen deze termijn een zaak aanhangig heeft gemaakt, wordt de inwerkingtreding opgeschort tot twee weken na de beslissing van het Hof.

5. Indien het Hof oordeelt dat een wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, niet verenigbaar is met de Staatsregeling, kan het de wettelijke regeling vernietigen. Hierdoor treedt de wettelijke regeling niet in werking.

6. Bij landsverordening kunnen aan het Hof andere taken worden opgedragen.

Artikel 128

1. Het Constitutioneel Hof bestaat uit drie leden, onder wie een president en een vicepresident, en drie plaatsvervangende leden.

2. De leden en plaatsvervangende leden van het Hof worden bij landsbesluit benoemd voor een periode van tien jaar. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd op voordracht van de Raad van State van het Koninkrijk en uit zijn midden. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd op voordracht van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uit zijn midden. Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd, gehoord het Constitutioneel Hof.

3. De benoemingsvereisten voor de leden en plaatsvervangende leden worden bij of krachtens landsverordening vastgesteld. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

4. De in het tweede lid bedoelde voordrachten bevatten de namen van zo mogelijk twee personen.

5. De president en vice-president van het Constitutioneel Hof worden op voordracht van het Constitutioneel Hof, bij landsbesluit benoemd uit de leden van het Hof.

6. Schorsing of ontslag als lid van de Raad van State van het Koninkrijk of als lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba brengt van rechtswege schorsing of ontslag als lid of plaatsvervangend lid van het Constitutioneel Hof met zich mee.

7. De leden of plaatsvervangende leden van het Constitutioneel Hof worden op eigen verzoek of wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd bij landsbesluit ontslagen. In de gevallen bij landsverordening bepaald kunnen zij door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in raadkamer, op vordering van de procureur-generaal worden geschorst of ontslagen. De Staten kunnen een ontwerp van landsverordening als bedoeld in de eerste en tweede volzin niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

8. De samenstelling, inrichting, werkwijze, de totstandkoming van beslissingen van het Constitutioneel Hof alsmede de rechtspositie van de leden en plaatsvervangende leden en de griffier van het Hof wordt overigens bepaald bij landsverordening. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.