Verdrag van Genève tot de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de legers te velde 1906
Verdrag van Genève voor de gewonden en zieken van 1906[1] | |
Type | Multilateraal |
Ondertekening | 6 juli 1906 in Genève |
Brontaal | Frans |
Vertaling | Officiële Nederlandse |
Vervangt | Verdrag van Genève voor de gewonden |
Vervangen door | Verdrag van Genève voor de gewonden en zieken van 1929 |
Leden | 52 |
Bron | Rodekruis.nl |
Auteursrecht | Publiek domein |
Meer over Verdrag van Genève voor de gewonden en zieken van 1906[1] op Wikipedia |
Verdrag van Genève tot de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de legers te velde
Genève, 6 juli 1906
(Aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)
Gelijkelijk bezield met den wensch om, voor zoover het van hen afhangt, de onafscheidelijk aan den oorlog verbonden rampen te verzachten en met dat doel de op 22 Augustus 1864 te Genève voor de verbetering van het lot der gewonde of zieke krijgslieden bij de legers te velde gemaakte bepalingen willende verbeteren en aanvullen;
Hebben besloten daartoe een nieuw tractaat te sluiten en tot hunne gevolmachtigden benoemd:
(volgen de namen der gevolmachtigden)
welke, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, die in goede en behoorlijke orde zijn bevonden, het volgende zijn overeengekomen:
Hoofdstuk I – Van de gewonden en zieken
[bewerken]Artikel 1
De militairen en de andere officieel aan de legers verbonden personen, die gewond of ziek zijn, moeten zonder onderscheid van volksaard gespaard en verzorgd worden door den oorlogvoerende, die hen in zijne macht heeft.
Echter moet de oorlogvoerende, die zich genoodzaakt ziet zieken of gewonden aan zijnen tegenstander over te laten, voor zoover de militaire omstandigheden het gedoogen, een deel van zijn personeel en materieel, tot den geneeskundigen dienst behoorende, bij hen laten, om mede te werken
tot hunne verzorging.
Artikel 2
Behoudens de hun krachtens het vorig artikel te verleenen hulp zijn de gewonden of zieken van een leger, die in handen van den anderen oorlogvoerende zijn gevallen, krijgsgevangenen, en zijn de algemeene regelen van het volkenrecht betreffende gevangenen op hen toepasselijk.
Evenwel blijven de oorlogvoerenden vrij, om onderling ten aanzien van de gewonde of zieke gevangenen zulke uitzonderings- of begunstigingsbepalingen te maken als zij nuttig oordeelen; met
name hebben zij de bevoegdheid overeen te komen:
elkander na een gevecht de op het slagveld achtergelaten gewonden uit te leveren;
de gewonden of zieken die zij niet gevangen willen houden naar hun land terug te zenden, na gezorgd te hebben, dat zij in staat zijn om te worden vervoerd, of na hunne genezing;
aan een onzijdige Staat, met diens goedvinden, gewonden of zieken van de tegenpartij uit te leveren, onder de op den onzijdigen Staat rustende verplichting, hen tot het einde der vijandelijkheden te interneeren.
Artikel 3
Na elk gevecht worden door de partij die meester is gebleven van het slagveld, maatregelen genomen om de gewonden op te zoeken en hen, evenals de dooden, tegen plundering en slechte behandeling te doen beschermen.
Zij zorgt er voor, dat aan het begraven of het verbranden der dooden een nauwkeurig onderzoek hunner lijken voorafgaat.
Artikel 4
Ieder oorlogvoerende zendt zoodra mogelijk aan de overheden van hun land of van hun leger de militaire identiteitsteekens of stukken, op de gesneuvelden gevonden, en de naamlijst der door hem opgenomen gewonden of zieken.
De oorlogvoerenden houden elkaar op de hoogte van de interneeringen en veranderingen, evenals van de opnamen in de hospitalen en van de sterfgevallen die zijn voorgekomen onder de gewonden en zieken welke zich in hunne macht bevinden. Zij verzamelen alle voorwerpen, dienende tot
persoonlijk gebruik, voorwerpen van waarde, brieven, enz., die op het slagveld worden gevonden of die worden nagelaten door de gewonden of zieken, welke in de vaste of tijdelijke geneeskundige inrichtingen overleden zijn, ten einde ze aan de belanghebbenden door de overheden van hun land te doen toekomen.
Artikel 5 De militaire overheid kan een beroep doen op de menschlievendheid der inwoners, om, onder haar toezicht, gewonden en zieken die zich bij de legers bevinden, op te nemen en te verzorgen, in welk geval zij bijzondere bescherming en zekere vrijstelling verleent aan de personen, die aan dat beroep gehoor geven.
Hoofdstuk II - Van de geneeskundige formaties en inrichtingen
[bewerken]Artikel 6 De mobiele geneeskundige formaties (namelijk die welke bestemd zijn om de legers te velde te begeleiden) en de vaste inrichtingen van den geneeskundigen dienst worden door de oorlogvoerenden gespaard en beschermd.
Artikel 7 De bescherming, aan de geneeskundige formaties en inrichtingen verschuldigd houdt op als men er gebruik van maakt tot het verrichten van voor den vijand nadeelige handelingen.
Artikel 8 Als redenen die eene geneeskundige formatie of inrichting de bescherming, door artikel 6 verzekerd, doen verliezen, worden niet beschouwd:
- 1. het feit, dat het personeel van de formatie of inrichting gewapend is en van zijn wapenen gebruik maakt tot verdediging van zich zelf of van zieken en gewonden;
- 2. het feit dat, bij gebrek aan gewapende ziekenverpleging, de formatie of inrichting wordt bewaakt door een piket of door schildwachten, van eene behoorlijke schriftelijke lastgeving voorzien;
- 3. het feit, dat bij de formatie of inrichting wapenen en patronen worden gevonden, die aan de gewonden zijn ontnomen en nog niet aan den daarvoor aangewezen tak van dienst afgeleverd.
Hoofdstuk III - Van het personeel
[bewerken]Artikel 9
Het personeel uitsluitend belast met het weghalen, het vervoeren en de behandeling der gewonden en zieken, alsmede met het beheer der geneeskundige formaties en inrichtingen, en de aan de legers verbonden veldpredikers, worden onder alle omstandigheden gespaard en beschermd; indien zij den vijand in handen vallen, worden zij niet als krijgsgevangenen behandeld.
Deze bepalingen zijn van toepassing op het bewakingspersoneel der geneeskundige formaties en inrichtingen in het geval bedoeld in artikel 8, n°. 2.
Artikel 10
Met het personeel in het vorig artikel bedoeld, wordt gelijkgesteld het in de geneeskundige formaties en inrichtingen der legers gebruikt wordend personeel der behoorlijk door hare Regeering erkende en
toegelaten vrijwillige vereenigingen tot hulpbetoon, onder voorbehoud, dat dit personeel onderworpen zij aan de militaire wetten en reglementen.
Iedere Staat moet aan den anderen, hetzij reeds in tijd van vrede, hetzij bij den aanvang of gedurende de vijandelijkheden, in elk geval alvorens er eenig werkelijk gebruik van te maken, de namen der vereenigingen mededelen die hij heeft bevoegd verklaard om, onder zijne verantwoordelijkheid, aan den officieelen geneeskundigen dienst van zijne legers hare medewerking te verleenen.
Artikel 11
Eene erkende vereeniging van een onzijdig land kan de medewerking van haar personeel en hare sanitaire formaties slechts aan eenen oorlogvoerende verleenen na voorafgaande goedkeuring van hare eigen Regeering en de machtiging van den oorlogvoerende zelf.
De oorlogvoerende die de hulp heeft aangenomen, is gehouden, alvorens daarvan eenig gebruik te maken, zijnen vijand er mede in kennis te stellen.
Artikel 12
De personen in de artikelen 9, 10 en 11 aangewezen, moeten, nadat zij in de macht van den vijand zijn geraakt, hunne werkzaamheden onder diens leiding blijven verrichten.
Wanneer hunne medewerking niet meer onmisbaar is, worden zij naar hun leger of naar hun land teruggezonden binnen zoodanigen tijd en langs zoodanigen weg als met de militaire eischen vereenigbaar is.
Zij nemen dan de voorwerpen, werktuigen, wapenen en paarden die hun particulier eigendom zijn, mede.
Artikel 13 De vijand waarborgt aan het personeel bedoeld bij artikel 9, zoolang het in zijne macht is, dezelfde vergoedingen en dezelfde soldij, als aan het personeel van dezelfde rangen van zijn leger.
Hoofdstuk IV - Van het materieel
[bewerken]Artikel 14
De mobiele geneeskundige formaties behouden, als zij in de macht van den vijand vallen, haar materieel, met inbegrip van de bespanningen, van hoedanigen aard ook de vervoermiddelen zijn en door welk personeel deze ook worden begeleid.
Evenwel heeft de bevoegde militaire overheid het recht zich er van te bedienen ten behoeve der gewonden en zieken; de teruggave van het materieel heeft plaats onder de voorwaarden bepaald voor de terugzending van het tot den geneeskundigen dienst behoorend personeel en, zooveel mogelijk, te gelijker tijd.
Artikel 15
De gebouwen en het materieel der vaste inrichtingen blijven aan de oorlogswetten onderworpen, maar kunnen niet tot een ander doel worden bestemd zoolang zij voor de gewonden en zieken noodig zijn.
Evenwel kunnen de bevelhebbers van de opereerende troepenafdeelingen er over beschikken, ingeval zulks voor gewichtige militaire belangen noodzakelijk is, mits zij van te voren de gewonden en zieken die zich daarin bevinden, in veiligheid stellen.
Artikel 16 Het materieel der vereenigingen tot hulpbetoon, aan welke de bij het tractaat geregelde bevoorrechte positie, overeenkomstig de daarin gestelde voorwaarden, is verleend, wordt beschouwd als particulier eigendom en als zoodanig onder alle omstandigheden gespaard, behoudens het aan de oorlogvoerenden, volgens de wetten en gebruiken van den oorlog, toegekende recht van requisitie.
Hoofdstuk V - Van de ontruimingskonvooien (evacuatiekonvooien)
[bewerken]Artikel 17 - Ontruimingskonvooien De ontruimingskonvooien worden behandeld evenals de mobiele geneeskundige formaties, behoudens volgende bijzondere bepalingen:
- 1. de oorlogvoerende die een konvooi onderschept, mag dit, als zulks voor militaire redenen noodig is, ontbinden, mits hij zich met de zorg voor de aangetroffen zieken en gewonden belaste;
- 2. in dat geval wordt de verplichting om het tot den geneeskundigen dienst behoorend personeel, genoemd in artikel 12, terug te zenden, uitgestrekt tot het geheele militaire personeel dat belast is met het vervoer of de bewaking van het konvooi, en dat daartoe van eene behoorlijke schriftelijke lastgeving is voorzien.
De verplichting in artikel 14 genoemd, om het tot den geneeskundigen dienst behoorend materieel terug te geven, geldt ook voor de spoortreinen en binnenschepen, bepaaldelijk voor ontruimingen ingericht, evenals voor het materieel behoorende tot de uitrusting der gewone voertuigen, treinen en schepen, tot den geneeskundigen dienst behoorende.
De militaire voertuigen niet tot den geneeskundigen dienst behoorende, kunnen met hunne bespanningen worden buitgemaakt.
Het burgerpersoneel en de verschillende vervoermiddelen door requisitie verkregen, daaronder begrepen het spoorwegmaterieel en de schepen voor de konvooien gebruikt, zijn aan de algemeene regelen van het volkenrecht onderworpen.
Hoofdstuk VI - Van het onderscheidingsteeken
[bewerken]Artikel 18 Als hulde aan Zwitserland wordt het heraldieke teeken van het roode kruis op wit veld, gevormd door de onderlinge verwisseling der bondskIeuren, als emblema en kenteeken van den geneeskundigen dienst der legers behouden.
Artikel 19 Dat emblema bevindt zich, met vergunning van de bevoegde militaire overheid, op de vlaggen, de armbanden en op al het materieel dat tot den geneeskundigen dienst behoort.
Artikel 20 Het personeel dat uit kracht van de artikelen 9, lid 1, 10 en 11, bescherming geniet, draagt een aan den linkerarm vastgehechten band met het roode kruis op wit veld, verstrekt en gestempeld door de bevoegde militaire overheid, terwijl aan de personen die aan den geneeskundigen dienst der legers zijn verbonden, zonder dat zij de militaire uniform dragen, daarenboven een identiteitsbewijs wordt verstrekt.
Artikel 21
De onderscheidingsvlag van het Tractaat kan slechts geheschen worden op de geneeskundige formaties en inrichtingen die krachtens hetzelve worden beschermd, en met toestemming der militaire overheid. Naast haar zal geheschen moeten worden de nationale vlag van den oorlogvoerende
waartoe de formatie of de inrichting behoort.
Evenwel mogen de geneeskundige formaties, die in de macht van den vijand zijn gevallen, zoolang zij zich in dien toestand bevinden, geen andere vlag hijschen als die van het Roode Kruis.
Artikel 22
De geneeskundige formaties der onzijdige landen, die, op de voorwaarden in artikel 11 bedoeld, zijn toegelaten om hare diensten te verleenen, moeten, met de vlag van het Tractaat, de nationale vlag van den oorlogvoerende hijschen bij wien zij zijn ingedeeld.
De bepalingen van het tweede lid van het vorig artikel zijn op haar toepasselijk.
Artikel 23 Het emblema van het roode kruis op wit veld en de woorden: “Roode Kruis” of “Kruis van Genève”, kunnen zoowel in tijd van vrede als in tijd van oorlog, slechts gebruikt worden ter bescherming of ter onderkenning der geneeskundige formaties en inrichtingen en van het personeel en materieel welke onder de bescherming staan van dit Tractaat.
Hoofdstuk VII - Van de toepassing en de uitvoering van het Tractaat
[bewerken]Artikel 24 De bepalingen van dit Tractaat zijn slechts verbindend voor de contracteerende Mogendheden, in geval van oorlog tusschen twee of meer van haar. Die bepalingen houden op verbindend te zijn op het oogenblik dat eene Mogendheid die het Tractaat niet geteekend heeft, een der oorlogvoerenden is.
Artikel 25 De opperbevelhebbers der oorlogvoerende legers moeten de bijzonderheden betreffende de uitvoering der voorgaande artikelen, evenals de niet voorziene gevallen, regelen volgens de voorschriften hunner respectieve Regeeringen en overeenkomstig de algemeene beginselen van dit Tractaat.
Artikel 26 De Regeeringen die geteekend hebben, treffen de noodige maatregelen om hare troepen, en in het bijzonder het beschermde personeel, met de bepalingen van dit Tractaat bekend te maken en ze onder de aandacht van de bevolking te brengen.
Hoofdstuk VIII - Van het tegengaan van misbruiken en inbreuken
[bewerken]Artikel 27
De Regeeringen die geteekend hebben en welker wetgeving thans nog niet voldoende is, verbinden zich de noodige maatregelen te nemen, of aan hare wetgevende lichamen voor te stellen, ten einde te allen tijde te verhinderen het gebruik maken door particulieren of door niet krachtens dit Tractaat daartoe gerechtigde vereenigingen, van het emblema of den naam van “Roode Kruis” of “Kruis van Genève”, in het bijzonder voor handelsdoeleinden door middel van fabrieks- en handelsmerken.
Het verbod, om het emblema of den naam waarvan hier sprake is, te gebruiken, is van kracht van het tijdstip af door elke wetgeving aangegeven; en uiterlijk 5 jaar na het in werking treden van dit Tractaat.
Dadelijk na dit in werking treden zal het niet meer geoorloofd zijn een fabrieks- of handelsmerk in strijd met het verbod aan te nemen.
Artikel 28
De Regeeringen die geteekend hebben, verbinden zich eveneens om, in geval van onvoldoendheid van hare militaire strafwetten, de noodige maatregelen te nemen of aan hare wetgevende lichamen voor te stellen, om in tijd van oorlog de individueele daden van plundering en slechte behandeling van
gewonden en zieken, tot de legers behoorende, tegen te gaan, alsook om als ongeoorloofd gebruik van militaire waardigheidsteekenen te straffen het misbruik maken van de vlag en den armband van het Roode Kruis door militairen of particulieren, niet beschermd door dit Tractaat.
Zij deelen elkander, door tusschenkomst van den Zwitserschen Bondsraad, de bepalingen tegen deze feiten mede, uiterlijk binnen 5 jaar na de bekrachtiging van dit Tractaat.
Algemene bepalingen
[bewerken]Artikel 29
Dit Tractaat zal zoo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen te Bern worden nedergelegd.
Van de nederlegging van elke akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een voor eensluidend verklaarde afdruk langs diplomatieken weg aan alle contracteerende Mogendheden zal worden toegezonden.
Artikel 30 Dit Tractaat zal voor elke Mogendheid in werking treden zes maanden na den datum van het nederleggen harer akte van bekrachtiging.
Artikel 31
Dit Tractaat zal, zoodra het behoorlijk bekrachtigd is, het Tractaat van den 22sten Augustus 1864 nopens de betrekkingen tusschen de contracteerende Staten vervangen.
Het Tractaat van 1864 blijft van kracht ten aanzien der betrekkingen tusschen de Partijen die het geteekend hebben en die niet eveneens dit Tractaat bekrachtigen.
Artikel 32
Dit Tractaat zal tot den 31sten December van dit jaar geteekend kunnen worden door de Mogendheden, vertegenwoordigd op de Conferentie die den 11den Juni 1906 te Genève is geopend, zoomede door de Mogendheden die niet op die Conferentie vertegenwoordigd waren, maar het Tractaat van 1864 onderteekend hebben.
De hiervoren bedoelde Mogendheden welke dit Tractaat den 31sten December 1906 niet geteekend hebben, zullen vrij blijven later tot het Tractaat toe te treden. Zij zullen hare toetreding moeten mededeelen door middel van eene schriftelijke kennisgeving, gericht tot den Zwitserschen Bondsraad,
en door dezen aan alle contracteerende Mogendheden medegedeeld.
De andere Mogendheden kunnen in denzelfden vorm vragen om te mogen toetreden maar hun verzoek zal slechts gevolg hebben, indien binnen een tijdsverloop van één jaar, te rekenen van de kennisgeving aan den Bondsraad, door geen der contracteerende Mogendheden daartegen bij hem
verzet is gedaan.
Artikel 33
Elk der contracteerende Partijen zal de bevoegdheid hebben dit Tractaat op te zeggen. Deze opzegging zal eerst gevolg hebben één jaar na de schriftelijke kennisgeving aan den Zwitserschen Bondsraad; deze zal haar onmiddellijk mededeelen aan alle andere contracteerende Partijen.
Deze opzegging zal slechts gelden ten aanzien der Mogendheid, die daarvan kennis heeft gegeven.
Ten blijke waarvan de gevolmachtigden dit Tractaat hebben onderteekend en met hunne zegels voorzien.
Gedaan te Genève, den zesden Juli negentienhonderd en zes, in enkelvoudig exemplaar, dat in de archieven van het Zwitsersche Eedgenootschap bewaard zal blijven en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften langs diplomatieken weg aan de contracteerende Mogendheden zullen worden uitgereikt.
- ↑ In de Nederlandse verdragenbank staat het verdrag als 'Tractaat tot verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de legers te velde'