Verdrag van Lissabon/Deel III/2
← Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie | DEEL III - PROTOCOLLEN van Europese Unie
Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid |
Protocol (nr. 3) betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie → |
PROTOCOL (Nr. 2) BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE BEGINSELEN VAN SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,[bewerken]
GELEID DOOR DE WENS ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers van de Unie worden genomen;
VASTBESLOTEN de voorwaarden vast te stellen voor de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en een systeem in te stellen voor toezicht op de toepassing van deze beginselen,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gehecht:
Artikel 1
Iedere instelling draagt er voortdurend zorg voor dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid
van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in acht worden genomen.
Artikel 2
Alvorens een wetgevingshandeling voor te stellen, houdt de Commissie brede raadplegingen. Daarbij
wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de regionale en de lokale dimensie van het
beoogde optreden. In buitengewoon dringende gevallen houdt de Commissie geen raadplegingen. Zij
motiveert haar besluit in haar voorstel.
Artikel 3
Voor de toepassing van dit protocol worden onder „ontwerp van wetgevingshandeling” verstaan, de
voorstellen van de Commissie, de initiatieven van een groep lidstaten, de initiatieven van het Europees
Parlement, de verzoeken van het Hof van Justitie, de aanbevelingen van de Europese Centrale Bank en
de verzoeken van de Europese Investeringsbank met het oog op de vaststelling van een
wetgevingshandeling.
Artikel 4
De Commissie zendt haar ontwerpen van wetgevingshandelingen en gewijzigde ontwerpen gelijktijdig
toe aan de nationale parlementen en aan de wetgever van de Unie.
Het Europees Parlement zendt zijn ontwerpen van wetgevingshandelingen en gewijzigde ontwerpen
toe aan de nationale parlementen.
De Raad zendt de ontwerpen van wetgevingshandelingen en gewijzigde ontwerpen die uitgaan van een
groep lidstaten, het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank toe
aan de nationale parlementen.
De wetgevingsresoluties van het Europees Parlement en de standpunten van de Raad worden, zodra zij
zijn aangenomen respectievelijk vastgesteld, door de betrokken instelling aan de nationale parlementen toegezonden.
Artikel 5
De ontwerpen van wetgevingshandelingen worden gemotiveerd in het licht van de beginselen van
subsidiariteit en evenredigheid. Ieder ontwerp van wetgevingshandeling bevat een subsidiariteits- en
evenredigheidsmemorandum, met een uitgebreide toelichting van de elementen op basis waarvan de
naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid kan worden beoordeeld. Dat
memorandum moet elementen bevatten waarmee de financiële gevolgen van het ontwerp kunnen
worden beoordeeld, alsook — in het geval van een richtlijn — het effect ervan op de door de lidstaten
vast te stellen regelgeving, inclusief — waar toepasselijk — de regionale regelgeving. De redenen voor
de conclusie dat een doelstelling van de Unie beter bereikt kan worden door de Unie, worden met
kwalitatieve en, zo mogelijk, kwantitatieve indicatoren gestaafd. In de ontwerpen van wetgevingshandelingen
wordt er rekening mee gehouden dat alle, financiële of administratieve, lasten voor de
Unie, de nationale regeringen, de regionale of lokale overheden, het bedrijfsleven en de burgers tot een
minimum moeten worden beperkt en in verhouding moeten staan tot het te bereiken doel.
Artikel 6
Ieder nationaal parlement en iedere kamer van een van die parlementen kan binnen een termijn van
acht weken vanaf de datum van toezending van een ontwerp van wetgevingshandeling aan de
voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, in de officiële talen van de Unie, een
gemotiveerd advies toezenden waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp zijns inziens
niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Ieder nationaal parlement of iedere kamer van een
nationaal parlement raadpleegt, in voorkomend geval, de regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheid.
Indien het ontwerp van wetgevingshandeling uitgaat van een groep lidstaten zendt de voorzitter van de
Raad het advies toe aan de regeringen van die lidstaten.
Indien het ontwerp van wetgevingshandeling afkomstig is van het Hof van Justitie, de Europese
Centrale Bank of de Europese Investeringsbank zendt de voorzitter van de Raad het advies toe aan de
betrokken instelling of het betrokken orgaan.
Artikel 7
1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, alsmede in voorkomend geval, de groep
lidstaten, het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank, indien het
ontwerp van wetgevingshandeling van hen uitgaat, houden rekening met de gemotiveerde adviezen die
de nationale parlementen of een kamer van een van deze parlementen tot hen richten.
Ieder nationaal parlement heeft twee stemmen, die worden toegewezen op grond van het nationale
parlementaire stelsel. In een nationaal parlementair stelsel met twee kamers heeft elk van de twee
kamers een stem.
2. Indien gemotiveerde adviezen waarin wordt gesteld dat een ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, ten minste eenderde vertegenwoordigen van alle stemmen die aan de nationale parlementen zijn toegedeeld overeenkomstig lid 1, tweede alinea, moet het ontwerp opnieuw in overweging worden genomen. Deze drempel bedraagt een vierde indien het een ontwerp van wetgevingshandeling betreft dat is ingediend op grond van artikel 76 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Op grond van de heroverweging kan de Commissie of, in voorkomend geval, de groep lidstaten, het Europees Parlement, het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank, indien het ontwerp van wetgevingshandeling van hen uitgaat, besluiten het ontwerp te handhaven, te wijzigen of in te trekken. Dit besluit moet worden gemotiveerd.
3. Voorts moet, in het kader van de gewone wetgevingsprocedure, indien gemotiveerde adviezen
waarin wordt gesteld dat een voorstel voor een wetgevingshandeling niet strookt met het
subsidiariteitsbeginsel, ten minste een gewone meerderheid vertegenwoordigen van alle stemmen die
aan de nationale parlementen zijn toegedeeld overeenkomstig de tweede alinea van lid 1, het voorstel
opnieuw in overweging worden genomen. Op grond van die heroverweging kan de Commissie
besluiten het voorstel te handhaven, te wijzigen of in te trekken.
Indien de Commissie besluit het voorstel te handhaven, moet zij in een gemotiveerd advies
verantwoorden waarom het voorstel haars inziens strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Dit
gemotiveerd advies, alsmede de gemotiveerde adviezen van de nationale parlementen, moeten ter
overweging in de procedure worden voorgelegd aan de wetgever van de Unie.
- a) alvorens de eerste lezing af te sluiten, beoordeelt de wetgever (het Europees Parlement en de Raad) of het wetgevingsvoorstel met het subsidiariteitsbeginsel strookt, waarbij hij met name rekening houdt met de door de meerderheid van de nationale parlementen geformuleerde en gedeelde redenen, alsook met het gemotiveerd advies van de Commissie;
- b) indien de wetgever met een meerderheid van 55 % van de leden van de Raad of een meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het Europees Parlement van oordeel is dat het voorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, wordt het wetgevingsvoorstel niet verder in beschouwing genomen.
Artikel 8
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen inzake ieder beroep wegens
schending door een wetgevingshandeling van het subsidiariteitsbeginsel, dat op de wijze als bepaald in
artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt ingesteld door een
lidstaat, of door een lidstaat overeenkomstig zijn rechtsorde wordt toegezonden namens zijn nationaal
parlement of een kamer van dat parlement.
Op de wijze als bepaald in datzelfde artikel kan ook het Comité van de Regio's een dergelijk beroep
instellen tegen wetgevingshandelingen voor de vaststelling waarvan het volgens het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie moet worden geraadpleegd.
Artikel 9
De Commissie brengt jaarlijks aan de Europese Raad, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan
de nationale parlementen verslag uit over de toepassing van artikel 5 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie. Dit jaarverslag wordt ook aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité
van de Regio's toegezonden.