Verdrag van Lissabon/Deel III/3
← Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid | DEEL III - PROTOCOLLEN van Europese Unie
Protocol (nr. 3) betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie |
Protocol (nr. 4) betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank → |
Bij dit protocol hoort Bijlage I Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie |
PROTOCOL (Nr. 3) BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,[bewerken]
WENSENDE, het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, bedoeld in artikel 281 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:
Artikel 1
Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt samengesteld en oefent zijn functies uit
overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen, het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA-Verdrag) en dit statuut.
TITEL I STATUS VAN DE RECHTERS EN VAN DE ADVOCATEN-GENERAAL[bewerken]
Artikel 2
Alvorens zijn ambt te aanvaarden, moet iedere rechter voor het Hof van Justitie in openbare zitting
bijeen de eed afleggen, dat hij zijn functie zal uitoefenen in volkomen onpartijdigheid en geheel
overeenkomstig zijn geweten en dat hij niets van het geheim der beraadslagingen openbaar zal maken.
Artikel 3
De rechters zijn vrijgesteld van rechtsvervolging. Met betrekking tot hetgeen zij in hun officiële
hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, blijven zij deze immuniteit genieten ook nadat zij
hun ambt hebben neergelegd.
Het Hof van Justitie kan, in voltallige zitting, de immuniteit opheffen. Wanneer de beslissing betrekking
heeft op een lid van het Gerecht of van een gespecialiseerde rechtbank, beslist het Hof na raadpleging
van het betrokken rechtscollege.
Ingeval tegen een rechter wiens immuniteit is opgeheven, een strafvervolging wordt ingesteld, kan hij
in elk der lidstaten slechts worden berecht door de instantie welke bevoegd is tot berechting van de
leden van het hoogste nationale rechterlijke college.
De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 18 van het Protocol betreffende de voorrechten en
immuniteiten van de Europese Unie zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde
rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie,
onverminderd de bepalingen van de voorgaande alinea's nopens de vrijstelling van rechtsvervolging
van de rechters.
Artikel 4
De rechters mogen geen politieke functie of bestuursambt uitoefenen.
Zij mogen geen beroepswerkzaamheid al dan niet tegen beloning verrichten, tenzij van deze bepaling
door de Raad, met gewone meerderheid van stemmen, bij uitzondering afwijking is toegestaan.
Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig om gedurende hun ambtsperiode en na afloop
daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, in het bijzonder eerlijkheid en
kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die
ambtsperiode.
In geval van twijfel beslist het Hof van Justitie. Wanneer de beslissing betrekking heeft op een lid van
het Gerecht of van een gespecialiseerde rechtbank, beslist het Hof na raadpleging van het betrokken
rechtscollege.
Artikel 5
Behalve door periodieke vervanging of door overlijden eindigt de ambtsuitoefening van een rechter
door ontslag.
Ingeval een rechter om ontslag verzoekt, richt hij daartoe tot de president van het Hof van Justitie een
brief, welke aan de voorzitter van de Raad wordt doorgezonden. Door laatstbedoelde kennisgeving
ontstaat een vacature.
Behoudens in gevallen waarin artikel 6 toepassing vindt, blijft elke rechter zitting hebben totdat zijn
opvolger in functie treedt.
Artikel 6
Een rechter kan slechts van zijn ambt worden ontheven of van zijn recht op pensioen of van andere als
zodanig geldende gunsten vervallen worden verklaard, wanneer hij, naar het eenstemmige oordeel van
de rechters van en de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, heeft opgehouden aan de gestelde
voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen te voldoen. De betrokkene neemt
niet aan die beraadslagingen deel. Wanneer de betrokkene lid is van het Gerecht of van een
gespecialiseerde rechtbank, beslist het Hof na raadpleging van het betrokken rechtscollege.
De griffier deelt de beslissing van het Hof mee aan de voorzitters van het Europees Parlement en van de
Commissie en geeft van die beslissing kennis aan de voorzitter van de Raad.
In geval van een beslissing waarbij een rechter van zijn ambt wordt ontheven, ontstaat door
laatstbedoelde kennisgeving een vacature.
Artikel 7
De rechters wier ambtsuitoefening vóór het verstrijken van hun mandaat eindigt, worden voor de
verdere duur van het mandaat vervangen.
Artikel 8
De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 7 zijn van toepassing op de advocaten-generaal.
TITEL II ORGANISATIE VAN HET HOF VAN JUSTITIE[bewerken]
Artikel 9
De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft beurtelings
betrekking op veertien en op dertien rechters.
De gedeeltelijke vervanging van de advocaten-generaal, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft telkens
betrekking op vier advocaten-generaal.
Artikel 10
De griffier legt voor het Hof van Justitie de eed af, dat hij zijn functie zal uitoefenen in volkomen
onpartijdigheid en geheel overeenkomstig zijn geweten en dat hij niets van het geheim der
beraadslagingen openbaar zal maken.
Artikel 11
Het Hof van Justitie regelt de vervanging van de griffier, voor het geval dat deze verhinderd is.
Artikel 12
In het belang van de dienst worden aan het Hof van Justitie ambtenaren en andere personeelsleden
verbonden. Zij ressorteren onder de griffier, onder het gezag van de president.
Artikel 13
Op verzoek van het Hof van Justitie kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone
wetgevingsprocedure, voorzien in de benoeming van toegevoegde rapporteurs en hun statuut bepalen.
De toegevoegde rapporteurs kunnen overeenkomstig de in het reglement voor de procesvoering vast te
stellen bepalingen worden geroepen om deel te nemen aan het onderzoek van de bij het Hof
aanhangige zaken en om de rechter-rapporteur bij te staan.
De toegevoegde rapporteurs, gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden
en de nodige bewijzen van juridische bekwaamheid bezitten, worden door de Raad, met gewone
meerderheid van stemmen, benoemd. Zij leggen voor het Hof de eed af dat zij hun ambt zullen
uitoefenen in volkomen onpartijdigheid en geheel overeenkomstig hun geweten en dat zij niets van het
geheim der beraadslagingen openbaar zullen maken.
Artikel 14
De rechters, de advocaten-generaal en de griffier zijn verplicht verblijf te houden in de plaats waarin het
Hof van Justitie is gevestigd.
Artikel 15
Het Hof van Justitie is permanent in functie. De rechterlijke vakanties worden door het Hof met
inachtneming van de eisen van de dienst vastgesteld.
Artikel 16
Het Hof van Justitie vormt uit zijn midden kamers van drie en vijf rechters. De rechters kiezen uit hun
midden de kamerpresident. De presidenten van de kamers van vijf rechters worden voor drie jaar
gekozen. Zij zijn eenmaal herbenoembaar.
De grote kamer bestaat uit dertien rechters. Zij wordt voorgezeten door de president van het Hof.
Voorts maken van de grote kamer deel uit de presidenten van de kamers van vijf rechters, alsmede
andere rechters die worden aangewezen overeenkomstig de in het reglement voor de procesvoering
vastgestelde bepalingen.
Het Hof houdt zitting in grote kamer, wanneer een lidstaat of een instelling van de Unie die partij is bij
het geding daarom verzoekt.
Het Hof komt in voltallige zitting bijeen wanneer een zaak aanhangig is gemaakt op grond van
artikel 228, lid 2, artikel 245 en artikel 247 dan wel artikel 286, lid 7, van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie.
Verder kan het Hof, wanneer het van oordeel is dat een aanhangige zaak van uitzonderlijk belang is, de
advocaat-generaal gehoord, besluiten deze zaak naar de voltallige zitting te verwijzen.
Artikel 17
Het Hof van Justitie kan slechts in oneven getal op geldige wijze beslissen.
De beslissingen van de uit drie of vijf rechters bestaande kamers zijn geldig wanneer zij door drie
rechters zijn genomen.
De beslissingen van de grote kamer zijn geldig wanneer negen rechters tegenwoordig zijn.
De in voltallige zitting genomen beslissingen van het Hof zijn geldig wanneer vijftien rechters
tegenwoordig zijn.
In geval van verhindering van één der rechters van een kamer kan, overeenkomstig de in het reglement
voor de procesvoering vastgestelde bepalingen een beroep worden gedaan op een rechter die deel
uitmaakt van een andere kamer.
Artikel 18
De rechters en de advocaten-generaal mogen niet deelnemen aan de berechting van enige zaak waarin
zij vroeger zijn opgetreden als gemachtigde, raadsman of advocaat van één van beide partijen, of
waarover zij geroepen zijn geweest zich uit te spreken als lid van een rechtbank, van een commissie van
onderzoek of in enige andere hoedanigheid.
Wanneer een rechter of advocaat-generaal om een bijzondere reden meent niet te kunnen deelnemen
aan de berechting of het onderzoek van een bepaalde zaak, deelt hij dit aan de president mee. Ingeval
de president van oordeel is, dat een rechter of een advocaat-generaal om een bijzondere reden niet over
een bepaalde zaak dient te zitten of te concluderen, stelt hij de betrokkene hiervan in kennis.
In geval van moeilijkheden nopens de toepassing van dit artikel beslist het Hof van Justitie.
Partijen kunnen geen wijziging in de samenstelling van het Hof of van een van zijn kamers verlangen
met een beroep op de nationaliteit van een rechter, of op het feit, dat in het Hof of in een van zijn
kamers een rechter van hun nationaliteit ontbreekt.
TITEL III PROCEDURE VOOR HET HOF VAN JUSTITIE[bewerken]
Artikel 19
De lidstaten zowel als de instellingen van de Unie worden voor het Hof van Justitie vertegenwoordigd
door een voor elke zaak benoemde gemachtigde; de gemachtigde kan door een raadsman of door een
advocaat worden bijgestaan.
De staten — niet zijnde lidstaten — die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte, alsmede de in die overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de
EVA worden op gelijke wijze vertegenwoordigd.
De andere partijen moeten door een advocaat worden vertegenwoordigd.
Alleen een advocaat die bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of
van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,
kan een partij voor het Hof vertegenwoordigen of bijstaan.
De gemachtigden, raadslieden en advocaten die voor het Hof verschijnen, genieten de voor de
onafhankelijke uitoefening van hun functies nodige rechten en waarborgen, overeenkomstig de in het
reglement voor de procesvoering vast te stellen bepalingen.
Ten aanzien van de raadslieden en advocaten die voor het Hof optreden, bezit het Hof overeenkomstig
de in dat reglement vast te stellen bepalingen de bevoegdheden welke terzake gewoonlijk aan
gerechtshoven en rechtbanken worden toegekend.
Hoogleraren die onderdaan zijn van een lidstaat waarvan de wetgeving hun het recht toekent te pleiten,
genieten voor het Hof de rechten welke in dit artikel aan de advocaten zijn toegekend.
Artikel 20
De procedure voor het Hof van Justitie bestaat uit twee gedeelten: de schriftelijke en de mondelinge
behandeling.
De schriftelijke behandeling omvat het toezenden aan partijen en aan de instellingen van de Unie
welker beslissingen in het geding zijn, van de verzoekschriften, memoriën, verweerschriften en andere
opmerkingen en, eventueel, van de verdere conclusies, alsmede van alle stukken en documenten
welke ter ondersteuning in het geding worden gebracht of van hun voor eensluidend gewaarmerkte
afschriften.
De toezending geschiedt door tussenkomst van de griffier in de volgorde en binnen de termijnen zoals
bepaald in het reglement voor de procesvoering.
De mondelinge behandeling omvat de voorlezing van het rapport van de rechter-rapporteur, alsmede
het horen door het Hof van de gemachtigden, raadslieden en advocaten, en van de advocaat-generaal in
zijn conclusie, benevens, zo nodig, het horen van getuigen en deskundigen.
Wanneer het Hof van oordeel is dat in de zaak geen nieuwe rechtsvraag aan de orde is, kan het Hof, de
advocaat-generaal gehoord, beslissen dat de zaak zonder conclusie van de advocaat-generaal zal
worden berecht.
Artikel 21
Een zaak wordt bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift, dat aan
de griffier wordt toegezonden. Het verzoekschrift moet inhouden de naam en woonplaats van de
verzoeker en de hoedanigheid van de ondertekenaar, de aanduiding van de partij of partijen tegen wie
het verzoekschrift is gericht, het onderwerp van het geschil, de conclusies en een summiere
uiteenzetting van de aangevoerde middelen.
Het moet, indien daartoe aanleiding bestaat, vergezeld gaan van de handeling waarvan nietigverklaring
wordt gevraagd, of, in het geval bedoeld in artikel 265 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie, van een bewijsstuk van de datum der in genoemd artikel bedoelde uitnodiging. Indien
deze stukken niet bij het verzoekschrift zijn gevoegd, nodigt de griffier de betrokkene uit deze alsnog
binnen een redelijke termijn over te leggen; verval van het recht tot beroep kan niet worden
tegengeworpen indien het verzuim eerst is hersteld na het verstrijken van de termijn van beroep.
Artikel 22
In de in artikel 18 van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen wordt beroep bij het Hof van Justitie
ingesteld door middel van een verzoekschrift, dat aan de griffier wordt toegezonden. Het
verzoekschrift moet inhouden de naam en woonplaats van de verzoeker en de hoedanigheid van de
ondertekenaar, de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, de tegenpartijen, het onderwerp van
het geschil, de conclusies en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen.
Het moet vergezeld gaan van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de bestreden beslissing
van de arbitragecommissie.
Indien het Hof het beroep verwerpt, wordt de beslissing van de arbitragecommissie onherroepelijk.
Indien het Hof de beslissing van de arbitragecommissie vernietigt, kan de procedure, wanneer daartoe
grond bestaat, op initiatief van een der partijen in het geding voor de arbitragecommissie worden
hervat. Deze is aan de door het Hof besliste rechtsvragen gebonden.
Artikel 23
In de in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde gevallen
wordt van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie die de procedure schorst en een beroep
doet op het Hof van Justitie, aan het Hof kennis gegeven op initiatief van die instantie. De griffier van
het Hof geeft van deze beslissing vervolgens kennis aan de betrokken partijen, de lidstaten en de
Commissie, alsmede aan de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie die de handeling waarvan
de geldigheid of de uitlegging wordt betwist, heeft vastgesteld.
Binnen twee maanden na deze laatste kennisgeving hebben de partijen, de lidstaten, de Commissie en,
in voorkomend geval, de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie die de handeling waarvan de
geldigheid of de uitlegging wordt betwist, heeft vastgesteld, het recht bij het Hof memoriën of
schriftelijke opmerkingen in te dienen.
In de in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde gevallen
wordt van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie door de griffier van het Hof voorts
kennis gegeven aan de staten — niet zijnde lidstaten — die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte alsmede aan de in die overeenkomst bedoelde Toezichthoudende
Autoriteit van de EVA, die binnen twee maanden na de kennisgeving bij het Hof memoriën of
schriftelijke opmerkingen kunnen indienen wanneer de beslissing een van de toepassingsgebieden van
de overeenkomst betreft.
Indien in een door de Raad met een of meer derde staten op een bepaald gebied gesloten overeenkomst
is bepaald, dat deze staten het recht hebben memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen ingeval
een rechterlijke instantie van een lidstaat het Hof een prejudiciële vraag stelt die op het
toepassingsgebied van de overeenkomst betrekking heeft, wordt van de beslissing van de nationale
rechterlijke instantie waarin een dergelijke vraag is gesteld, eveneens kennis gegeven aan de betrokken
derdestaten, die binnen een termijn van twee maanden na deze kennisgeving memories of schriftelijke
opmerkingen kunnen indienen bij het Hof.
Artikel 23 bisNoot 1:
Het reglement voor de procesvoering kan voorzien in een versnelde procedure en, voor prejudiciële
procedures op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, in een
spoedprocedure.
Deze procedures kunnen in een kortere termijn voor de indiening van memories of schriftelijke
opmerkingen voorzien dan die van artikel 23, en in afwijking van artikel 20, vierde alinea, kan worden
beslist de zaak zonder conclusie van de advocaat-generaal te berechten.
In de spoedprocedure kan bovendien het aantal partijen en andere in artikel 23 bedoelde
belanghebbenden dat memories of schriftelijke opmerkingen kan indienen, worden beperkt, en in
gevallen van uiterste spoedeisendheid kan de schriftelijke fase van de procedure achterwege worden
gelaten.
Artikel 24
Het Hof van Justitie kan partijen verzoeken alle stukken over te leggen en alle inlichtingen te
verstrekken welke het wenselijk acht. In geval van weigering neemt het Hof van Justitie hiervan akte.
Het Hof kan eveneens aan de lidstaten en aan de instellingen, organen of instanties die geen partij in
het proces zijn, verzoeken alle inlichtingen te verstrekken welke het voor het proces nodig acht.
Artikel 25
Het Hof van Justitie is bevoegd te allen tijde een deskundigenonderzoek op te dragen aan personen,
lichamen, bureaus, commissies of organen te zijner keuze.
Artikel 26
Getuigen kunnen worden gehoord overeenkomstig de bepalingen die worden vastgesteld in het
reglement voor de procesvoering.
Artikel 27
Ten aanzien van gebrekkige getuigen geniet het Hof van Justitie dezelfde bevoegdheden als op dit
gebied in de regel zijn toegekend aan gerechtshoven en rechtbanken, en kan het geldboeten opleggen,
een en ander overeenkomstig de bepalingen die worden vastgesteld in het reglement voor de
procesvoering.
Artikel 28
Getuigen en deskundigen kunnen onder ede worden gehoord volgens de in het reglement voor de
procesvoering vastgestelde formule of op de wijze welke in de nationale wetgeving van de getuige of de
deskundige is voorgeschreven.
Artikel 29
Het Hof van Justitie kan bevelen dat een getuige of deskundige door de rechterlijke instantie van zijn
woonplaats wordt gehoord.
Dit bevel wordt ter uitvoering gericht tot de bevoegde rechterlijke instantie overeenkomstig de
bepalingen van het reglement voor de procesvoering. De stukken ter uitvoering van de rogatoire
commissie worden op dezelfde wijze aan het Hof teruggezonden.
Het Hof draagt de kosten, doch kan deze eventueel ten laste van partijen brengen.
Artikel 30
Elke lidstaat beschouwt iedere schending van de eed der getuigen en deskundigen als het
overeenkomstige strafbare feit bedreven voor een nationale rechtbank die in burgerlijke zaken
uitspraak doet. Op aangifte van het Hof van Justitie vervolgt hij de daders van dit strafbare feit voor de
bevoegde nationale rechterlijke instantie.
Artikel 31
De zittingen zijn openbaar, tenzij het Hof van Justitie ambtshalve of op verzoek van partijen om
gewichtige redenen anders beslist.
Artikel 32
Tijdens de mondelinge behandeling kan het Hof van Justitie de deskundigen, de getuigen alsook de
partijen zelf, horen. Deze laatsten kunnen evenwel slechts pleiten bij monde van hun
vertegenwoordiger.
Artikel 33
Van iedere zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de president en de griffier wordt
ondertekend.
Artikel 34
De rol der terechtzitting wordt door de president vastgesteld.
Artikel 35
De beraadslagingen van het Hof van Justitie zijn en blijven geheim.
Artikel 36
De arresten zijn met redenen omkleed. Zij vermelden de namen van de rechters die hebben beslist.
Artikel 37
De arresten worden ondertekend door de president en de griffier. Zij worden in openbare zitting
uitgesproken.
Artikel 38
Het Hof van Justitie geeft een beslissing ten aanzien van de proceskosten.
Artikel 39
De president van het Hof van Justitie kan in een summiere procedure, voorzover nodig afwijkend van
sommige regels van dit statuut, welke wordt vastgesteld bij het reglement voor de procesvoering,
uitspraak doen op conclusies strekkende ofwel tot verkrijging van de in artikel 278 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 157 van het EGA-Verdrag bedoelde
opschorting, ofwel tot toepassing van voorlopige maatregelen krachtens artikel 279 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, ofwel tot schorsing van de gedwongen tenuitvoerlegging
overeenkomstig artikel 299, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie of artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag.
Bij verhindering van de president wordt deze door een andere rechter vervangen overeenkomstig de
bepalingen van het reglement voor de procesvoering.
Het door de president of zijn plaatsvervanger gegeven besluit heeft slechts een voorlopig karakter en
prejudicieert niet op de beslissing van het Hof ten principale.
Artikel 40
De lidstaten en de instellingen van de Unie kunnen zich voegen in een voor het Hof van Justitie
aanhangig rechtsgeding.
Hetzelfde recht hebben de organen en instanties van de Unie en elke andere persoon, indien zij
aannemelijk kunnen maken belang te hebben bij de beslissing van het voor het Hof aanhangige
rechtsgeding. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen zich niet voegen in rechtsgedingen tussen
lidstaten, tussen instellingen van de Unie, of tussen lidstaten enerzijds en instellingen van de Unie
anderzijds.
Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea kunnen de staten — niet zijnde lidstaten — die partij
zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede de in die
overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zich voegen in een voor het Hof
aanhangig rechtsgeding, wanneer dit een der toepassingsgebieden van die overeenkomst betreft.
De conclusies van het verzoek tot voeging kunnen slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies
van een der partijen.
Artikel 41
Wanneer de verwerende partij, ofschoon regelmatig in het geding geroepen, nalaat schriftelijk
conclusies in te dienen, wordt het arrest tegen haar bij verstek gewezen. Het arrest is vatbaar voor
verzet binnen een maand na zijn betekening. Tenzij het Hof van Justitie iets anders bepaalt, schorst het
verzet de tenuitvoerlegging van het bij verstek gewezen arrest niet.
Artikel 42
De lidstaten, de instellingen, organen en instanties van de Unie en alle andere natuurlijke of
rechtspersonen kunnen, in de gevallen en overeenkomstig de bepalingen vast te stellen in het reglement
voor de procesvoering, derdenverzet instellen tegen de arresten gewezen in rechtsgedingen waarin zij
niet geroepen zijn geweest, indien hun rechten door deze arresten worden geschaad.
Artikel 43
In geval van moeilijkheden aangaande de betekenis en de strekking van een arrest, heeft het Hof van
Justitie tot taak dit uit te leggen, op verzoek van een der partijen of van een instelling van de Unie die
haar belang terzake aannemelijk maakt.
Artikel 44
Het Hof van Justitie kan slechts om herziening van een arrest worden verzocht op grond van de
ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat vóór de uitspraak van het arrest
onbekend was aan het Hof van Justitie en aan de partij die de herziening verzoekt.
De herzieningsprocedure begint met een arrest, waarbij het Hof van Justitie, uitdrukkelijk het bestaan
van een nieuw feit vaststellende en oordelende dat het grond tot herziening oplevert, uit dien hoofde
het verzoek ontvankelijk verklaart.
Om herziening kan niet meer worden verzocht na verloop van tien jaar te rekenen vanaf de
dagtekening van het arrest.
Artikel 45
In het reglement voor de procesvoering worden termijnen wegens afstand vastgesteld.
Verval van instantie wegens het verstrijken van een procestermijn kan niet worden tegengeworpen
wanneer de betrokkene toeval of overmacht aantoont.
Artikel 46
De vorderingen tegen de Unie inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren vijf jaar na het feit
dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. De verjaring wordt gestuit hetzij door een bij het Hof
van Justitie ingesteld beroep, hetzij door een eerder gedaan verzoek, dat de benadeelde kan richten tot
de bevoegde instelling van de Unie. In het laatste geval moet het beroep worden ingesteld binnen de
termijn van twee maanden, bepaald in artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie; artikel 265, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie is van overeenkomstige toepassing.
Dit artikel is tevens van toepassing op vorderingen tegen de Europese Centrale Bank inzake nietcontractuele
aansprakelijkheid.
TITEL IV GERECHT[bewerken]
Artikel 47
Artikel 9, eerste alinea, de artikelen 14 en 15, artikel 17, eerste, tweede, vierde en vijfde alinea, en
artikel 18 zijn van toepassing op het Gerecht en op zijn leden.
Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de griffier
van het Gerecht.
Artikel 48
Het Gerecht bestaat uit zevenentwintig rechters.
Artikel 49
De leden van het Gerecht kunnen worden aangewezen om de functie van advocaat-generaal te
bekleden.
De advocaat-generaal heeft tot taak in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid
met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken welke aan het Gerecht zijn voorgelegd,
teneinde dit ter zijde te staan bij de vervulling van zijn taak.
De criteria voor de selectie van de zaken en de wijze waarop de advocaten-generaal worden
aangewezen, worden bepaald in het reglement voor de procesvoering van het Gerecht.
Een lid van het Gerecht dat is aangewezen om in een zaak de functie van advocaat-generaal te
bekleden, mag niet deelnemen aan de berechting van die zaak.
Artikel 50
Het Gerecht houdt zitting in kamers bestaande uit drie of vijf rechters. De rechters kiezen uit hun
midden de kamerpresident. De presidenten van de kamers van vijf rechters worden voor drie jaar
gekozen. Zij zijn eenmaal herbenoembaar.
Het reglement voor de procesvoering regelt de samenstelling van de kamers en bepaalt van welke
zaken zij kennis nemen. In sommige, door het reglement voor de procesvoering bepaalde, gevallen kan
het Gerecht voltallig of in enkelvoudige kamer zitting houden.
Het reglement voor de procesvoering kan ook bepalen dat, in de gevallen en onder de voorwaarden die
daarin worden vastgesteld, het Gerecht in grote kamer zitting houdt.
Artikel 51
In afwijking van het bepaalde in artikel 256, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie zijn aan het Hof van Justitie voorbehouden de in de artikelen 263 en 265 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde beroepen die door een lidstaat worden
ingesteld tegen
- a) een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement of de Raad, of van beide instellingen tezamen, met uitzondering van
- — de besluiten van de Raad krachtens artikel 108, lid 2, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
- — de handelingen van de Raad krachtens een verordening van de Raad betreffende de handelspolitieke beschermingsmaatregelen in de zin van artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
- — de handelingen van de Raad waarbij deze laatste uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uitoefent;
- b) een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Commissie krachtens artikel 331, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Eveneens aan het Hof voorbehouden zijn de in voornoemde artikelen bedoelde beroepen die door een instelling van de Unie worden ingesteld tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement, de Raad, deze beide instellingen tezamen of de Commissie, en door een instelling van de Unie tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Europese Centrale Bank.
Artikel 52
De president van het Hof van Justitie en de president van het Gerecht bepalen in onderlinge
overeenstemming de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden bij het Hof in het belang van
de dienst hun diensten aan het Gerecht verlenen. Bepaalde ambtenaren of andere personeelsleden
ressorteren onder de griffier van het Gerecht, onder het gezag van de president van het Gerecht.
Artikel 53
De procedure voor het Gerecht wordt geregeld in titel III.
De procedure voor het Gerecht wordt, voorzover nodig, gepreciseerd en aangevuld door het reglement
voor de procesvoering van het Gerecht. Het reglement voor de procesvoering kan afwijken van
artikel 40, vierde alinea, en van artikel 41, wanneer dat wegens de bijzonderheden van de geschillen op
het gebied van de intellectuele eigendom noodzakelijk is.
In afwijking van artikel 20, vierde alinea, kan de advocaat-generaal zijn met redenen omklede conclusie
schriftelijk nemen.
Artikel 54
Wanneer een tot het Gerecht gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd
bij de griffier van het Hof van Justitie, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier
van het Gerecht. Evenzo, wanneer een tot het Hof gericht verzoekschrift of ander processtuk bij
vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Gerecht, wordt het door deze onverwijld
doorgezonden naar de griffier van het Hof.
Wanneer het Gerecht vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien
waarvan het Hof bevoegd is, verwijst het de zaak naar het Hof. Evenzo, wanneer het Hof vaststelt dat
een beroep tot de bevoegdheid van het Gerecht behoort, verwijst het de zaak naar het Gerecht, dat zich
dan niet onbevoegd kan verklaren.
Wanneer bij het Hof en het Gerecht zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben
of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het
Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen dan wel,
indien het beroepen betreft die krachtens artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie zijn ingesteld, zich onbevoegd verklaren opdat het Hof uitspraak kan doen op die
beroepen. Onder dezelfde voorwaarden kan ook het Hof besluiten zijn behandeling te schorsen; de
procedure voor het Gerecht vindt dan doorgang.
Wanneer een lidstaat en een instelling van de Unie eenzelfde handeling betwisten, verklaart het Gerecht
zich onbevoegd opdat het Hof uitspraak kan doen op die beroepen.
Artikel 55
Van eindbeslissingen van het Gerecht, beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk
beslechten of die een einde maken aan een procesincident terzake van onbevoegdheid of nietontvankelijkheid,
geeft de griffier van het Gerecht kennis aan alle partijen, alsook aan alle lidstaten en
aan de instellingen van de Unie, zelfs indien deze niet in de zaak voor het Gerecht zijn tussengekomen.
Artikel 56
Uiterlijk binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing kan bij het
Hof van Justitie een verzoek om hogere voorziening worden ingediend tegen eindbeslissingen van het
Gerecht, alsmede tegen beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een
einde maken aan een procesincident terzake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid.
Hogere voorziening staat open voor iedere partij die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld.
Voor andere tussenkomende partijen dan lidstaten en instellingen van de Unie staat hogere voorziening
evenwel slechts open wanneer de beslissing van het Gerecht hun situatie rechtstreeks aantast.
Met uitzondering van zaken betreffende geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden, staat hogere
voorziening eveneens open voor de lidstaten en de instellingen van de Unie die niet in het geding voor
het Gerecht zijn tussengekomen. In dit geval verschilt de positie van die lidstaten en instellingen niet
van de positie van lidstaten of instellingen die in eerste aanleg zouden zijn tussengekomen.
Artikel 57
Hogere voorziening bij het Hof van Justitie staat open tegen beslissingen van het Gerecht waarbij een
verzoek tot tussenkomst wordt afgewezen. Het verzoek om hogere voorziening moet door degene
wiens verzoek is afgewezen worden ingediend binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van
de afwijzende beslissing.
Tegen elke beslissing die door het Gerecht krachtens artikel 278, artikel 279 of artikel 299, vierde
alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dan wel krachtens artikel 157 of
artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag wordt genomen, staat voor de partijen in het geding
hogere voorziening open gedurende twee maanden vanaf de betekening ervan.
Van de in de eerste en tweede alinea van dit artikel bedoelde hogere voorziening wordt kennis
genomen en er wordt over beslist volgens de in artikel 39 bedoelde procedure.
Artikel 58
Het verzoek aan het Hof van Justitie om hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen. Het
moet gebaseerd zijn op middelen, ontleend aan onbevoegdheid van het Gerecht, onregelmatigheden in
de procedure voor het Gerecht waardoor aan de belangen van de verzoekende partij afbreuk is gedaan,
dan wel schending van het recht van de Unie door het Gerecht.
Het verzoek om hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de veroordeling in of
het bedrag van de proceskosten.
Artikel 59
In geval van hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht omvat de procedure voor het Hof
van Justitie een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Onder de in het reglement voor de
procesvoering bepaalde voorwaarden kan het Hof, de advocaat-generaal en de partijen gehoord,
zonder mondelinge behandeling beslissen.
Artikel 60
Onverminderd de artikelen 278 en 279 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
of artikel 157 van het EGA-Verdrag, heeft het verzoek om hogere voorziening geen opschortende
werking.
In afwijking van artikel 280 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie treden
beslissingen van het Gerecht waarbij een verordening nietig is verklaard, eerst in werking na afloop van
de termijn bedoeld in artikel 56, eerste alinea, van dit statuut of, indien binnen deze termijn een
verzoek om hogere voorziening is ingediend, nadat dit verzoek is verworpen, onverminderd het feit
dat een partij het Hof van Justitie krachtens de artikelen 278 en 279 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie of artikel 157 van het EGA-Verdrag kan verzoeken om opschorting van
de werking van de nietig verklaarde verordening of om enige andere voorlopige maatregel.
Artikel 61
In geval van gegrondheid van het verzoek om hogere voorziening vernietigt het Hof van Justitie de
beslissing van het Gerecht. Het kan dan zelf de zaak afdoen wanneer deze in staat van wijzen is, dan
wel haar voor afdoening verwijzen naar het Gerecht.
Indien de zaak wordt verwezen, is het Gerecht gebonden aan de beslissing van het Hof over de
rechtsvragen.
In geval van gegrondheid van een verzoek om hogere voorziening van een lidstaat of een instelling van
de Unie die in de zaak voor het Gerecht niet is tussengekomen, kan het Hof, indien het zulks
noodzakelijk acht, verklaren welke gevolgen van de vernietigde beslissing van het Gerecht als definitief
worden beschouwd ten aanzien van de andere partijen in het geschil.
Artikel 62
In de in artikel 256, leden 2 en 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
bedoelde gevallen kan de eerste advocaat-generaal het Hof van Justitie voorstellen, de beslissing van het
Gerecht te heroverwegen, wanneer hij van oordeel is dat er een ernstig risico bestaat dat de eenheid of
de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.
Het voorstel moet binnen een maand na de uitspraak van het Gerecht gedaan worden. Het Hof beslist
binnen een maand na het door de eerste advocaat-generaal gedane voorstel of heroverweging van de
uitspraak noodzakelijk is.
Artikel 62 bis
Het Hof van Justitie doet, op basis van het dossier dat het Gerecht hem doet toekomen, in het kader
van een spoedprocedure uitspraak op de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft.
De in artikel 23 bedoelde belanghebbenden en de partijen in de procedure voor het Gerecht in de
gevallen omschreven in artikel 256, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie hebben het recht om over de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft, bij het Hof
memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen binnen een daartoe gestelde termijn.
Het Hof kan besluiten een mondelinge behandeling te openen alvorens uitspraak te doen.
Artikel 62 ter
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 278 en 279 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie hebben het voorstel tot heroverweging en het besluit om de heroverwegingsprocedure
te openen, in de gevallen bedoeld in artikel 256, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie geen schorsende werking. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat de eenheid of de
samenhang van het recht van de Unie door de beslissing van het Gerecht wordt aangetast, verwijst het
de zaak naar het Gerecht, dat gebonden is aan de rechtsvragen die door het Hof zijn beslist; het Hof
kan verklaren welke gevolgen van de beslissing van het Gerecht ten aanzien van de partijen in het
geschil als definitief moeten worden beschouwd. Indien de oplossing van het geschil, gelet op het
resultaat van de heroverweging, evenwel voortvloeit uit de feitelijke vaststelling waarop de beslissing
van het Gerecht is gebaseerd, doet het Hof de zaak zelf af.
In de in artikel 256, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde
gevallen en indien geen voorstel tot heroverweging is ingediend of geen besluit tot opening van de
heroverwegingsprocedure is genomen, wordt het antwoord of worden de antwoorden van het Gerecht
op de hem gestelde vragen bindend bij het verstrijken van de daartoe in artikel 62, tweede alinea,
vastgestelde termijn. Is er wel een heroverwegingsprocedure geopend, dan wordt het antwoord of
worden de antwoorden waarvan de heroverweging wordt gevraagd, bindend na afloop van deze
procedure, behoudens andersluidende beslissing van het Hof. Wanneer het Hof van oordeel is dat de
eenheid of de samenhang van het recht van de Unie door de beslissing van het Gerecht wordt
aangetast, wordt het antwoord van het Gerecht op de vragen waarop de heroverweging betrekking
heeft, vervangen door het antwoord van het Hof.
TITEL IV bis GESPECIALISEERDE RECHTBANKEN[bewerken]
Artikel 62 quater
De bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de
krachtens artikel 257 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ingestelde
gespecialiseerde rechtbanken zijn in de aan dit statuut gehechte bijlagen opgenomen.
TITEL V SLOTBEPALINGEN[bewerken]
Artikel 63
Het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie en dat van het Gerecht bevat alle
bepalingen welke nodig zijn voor de toepassing en, voor zoveel nodig, de aanvulling van dit statuut.
Artikel 64
De bepalingen inzake de talenregeling die van toepassing is op het Hof van Justitie van de Europese
Unie worden door de Raad met eenparigheid van stemmen bij verordeningen vastgesteld. Die
verordening wordt vastgesteld op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie
en het Europees Parlement, of op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie
en het Europees Parlement.
Zolang die bepalingen niet zijn vastgesteld, blijven de bepalingen van het reglement voor de
procesvoering van het Hof van Justitie en die van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht
inzake de regeling van het taalgebruik van toepassing. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 253
en 254 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, moet iedere wijziging of
intrekking van die bepalingen door de Raad met eenparigheid van stemmen worden goedgekeurd.
Voetnoten[bewerken]
Noot 1: Artikel ingevoegd bij Besluit 2008/79/EG, Euratom (PB L 24 van 29.1.2008, blz. 42).