Vonnis van Balthasar Gerards
Vonnis van Balthasar Gerards | |
Auteur | Stad Delft |
Genre(s) | Historisch document |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 15 juli 1584 |
Bron | Gemeentearchief Delft, Oud Rechterlijk Archief, inv.nr 46 (Eerste Crimineel Boeck 1536 – 1591), folio 170recto - 171verso |
Auteursrecht | Publiek domein |
Meer over Vonnis van Balthasar Gerards op Wikipedia |
Alsoe Balthazar Gerardt, geboren van Uuilleffans in ‘t Graeffschapp van Bourgoignen onder het gebiet des Conincx van Spangien, tegenwoordich gevangen, bekent heeft, dat hy voorgenomen hebbende omme te brengen den persoon van den Doorluchtigen, hoochgeboren Furst ende heere den heere Prince van Oraignen, Grave van Nassau etcetera, ontrent twee jaeren ende een halff geleden hem begeven heeft uuijten Lande van Bourgongnen in den Landen van Luxemborch, alwaer hij hem begeven hebbende in dienste van den Secretaris des Grave van Mansfelt, Gouverneur aldaer, affgedruckt heeft zeeckere groot getal van des Grave van Mansfelt secrete pitzierzegelen, hebbende oock geleert contrefeyten de onderteijckeninge van denselven Grave van Mansfelt, omme met behulp vandijen acces te maecken in den hove des voornoemden heeren Princen van Orangien, welck zijne voornemen hij bekent heeft in Martio voorleden schriftelicken binnen der stadt Doornick, te kennen gegeven te hebben den Prince van Parma, de- welcke deur sijne Raetsheere Christoffle d’Assonville daertoe gecommitteert, met hem gevangen, dairop in communicatie ende onderhandelinge getreden zijnde, hem gevangen toegeseyt heeft, dat indijen hy syn voornemen wiste te volbrengen ende den ban ofte proscriptie van den Coninck van Spangien, tegens den persoon van den heere Prince van Orangien uuijtgegeven, ter executie brochte, dat den Coninck van Spangien hem soude voldoen ‘t gundt hy by de sententie, houdende onder meer andere poincten de somme van vijff ende twintich duijsent ducaten toegeseyt ende belooft heeft. Ende dat hy gevangen metten selven Assonville beraetslaecht hebbende up ‘t volbrengen van ‘t voorsseide feyt met hem besloten heeft, dat hij gevangen hem herwaerts over in ‘t hoff van den voornoemde heere Prince soude begeven, noemende hem Francoijs Guijon, een soone van Pieter Guijon, eertijts burger van Besanchon, diewelcke eertijts omme die religie ommegebracht soude zijn met confiscatie van goeden. Ende dat hij gevangen, onder het schijnsel, dat hy van joncx op de religie soude toegedaen sijn ende omme deselve syn ouders ende goede verloren souden hebben, met alsulcken vervalschten naeme ende metten voorsseiden affgedructen pitzierzegelen ende gecontrefeyte onderteijckeningen des Grave van Mansfelt toeganck in den hove des voornoemden heeren Prince van Orangien soude maecken, volgende welcke beraetslaechde opset hij gevangen alhier in ‘t hoff van de voornoemde heere Prince van Orangien gecomen is ende zijnen naeme vervalsende, hem genoemt heeft Franchoijs Guijon ende zulcx in ‘t hoff van den heere Prince van Orangien gecomen zijnde hem vervordert heeft opten 9den deser maent te coopen twee pistoletten ofte corte cincqroers ende opten 10den deser opten noene verspiet hebbende in ‘t hoff dat de voornoemde heere Prince van Orangien in ‘t salette ter tafele geseten was, hij gevangen gegaen is in zijn logement ende die twee cincqroers geladen hebbende, het eene met drie ende het andere met twee loden ofte bale, weder in ‘t hoff gegaen es, hebbende de twee cincqroers, hangende an zijn rijem op zijn ‘s lincker zijde onder zijn mantel, laetende zijn mantel van zijn rechter schouder neder hangen, opdat hij nyet en soude schijnen ijet onder zijn mantel geladen te hebben ende dat hy den voornoemden heere Prince, comende van der tafele ende uuyten salette gaende omme de trappen op te treden naar zijn camere het eene cincqroer ofte pistolet, met drije looden ofte balen geladen, op denselven heere Prince affgeschoten heeft, van welcke schote de voornoemde heere Prince (ten grooten leetwesen van allen goeden patrioten) gestorven is. ‘t Welcke wesende een valsch, verradisch, moordadich feijt, bedreven in den persoen van alsulcke personage als den voornoemden Deurluchtighen, hoochgeboren Furst, den heere Prince van Orangien, hooger memorien, geweest is, nyet en behoort ongestraffet te blijven, maer ten exempel van allen anderen seer rigoureuselijcken behoort gestraffet te worden. Soe eest, dat mijnen heeren de Gecommitteerden van den hoghe en provintialen Raede ter examinatie ende judicature van den voorsseiden gevangen, beneffens den heeren van den gerechte deser stadt gecommitteert ende mijnen heeren de Schepenen deser stadt, wel ende rijpelicken overgewegen hebbende de confessien van den voorsseiden gevangen ende alle ‘t gundt in dessen te considereeren stondt, den voornoemden Balthazar Gerardt, gevangen, gecondemneert hebben ende condemneren by desen geleyt te worden op het schavot, alhier voor ‘t stadthuijs opgerecht omme aldaer eerst zijn rechter hant, daer hij ‘t voorsseide verradisch, moordadige feyt mede bedreven heeft, met een gloijende, toesluytende ijser geschroeyt ende affgebrant te worden ende dat daernae met gloeijende tangen tot ses reysen ende verscheyden plaetsen -soe aen armen, beenen ende d’ gijen daer sijn lichaem meest met vleijsch becleet is- het vleisch uuijtgebrant ende affgenepen sal worden ende dat hy daernae levendich aen vier quartieren gehouden sal worden, beginnende van onderen ende ten laesten hem den buijck opgesneden ende zijn hart levendich uuijtgenomen ende in sijn ansichte geworpen ende daernae zijn hooft affgehouden zal worden ende dat zijn vier quartieren opten bolwercken van der Haechpoorte, Oostpoorte, Ketelpoorte ende Waterslootschepoorte deser stede uuijtgehangen ende zijn hooft opte Schooltoorn achter het logement des voornoemden heeren Prince op een staecke gestelt, sullen worden, verclarende alle syne goeden geconfisqueert ten proffijte van den Heer. Aldus gepronunchieert op ‘t Stadthuijs der stadt Delff, den 14den dach Julii anno 15 honderd vijer ende tachtich.