Auteursverordening (Aruba) - Hoofdstuk I

Uit Wikisource
   Auteursverordening van Aruba   
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk II. De handhaving van het auteursrecht en bepalingen van strafrecht
Hoofdstuk III. De duur van het auteursrecht
Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen[bewerken]

§ I. De aard van het auteursrecht[bewerken]

Artikel 1[bewerken]

Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden om dit openbaar te maken en te ver­veelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

Artikel 2[bewerken]

  1. Het auteursrecht wordt beschouwd als een roerende zaak.
  2. Het gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke over­dracht. Gehele of gedeeltelijke overdracht van het auteursrecht kan niet anders geschieden dan door middel van een authentieke of onderhandse akte. Zij omvat al1een die bevoegd­heden, waarvan de overdracht in de akte is vermeld of uit aard en strekking van de geslo­ten overeenkomst noodzakelijk voortvloeit.
  3. Het auteursrecht, hetwelk toekomt aan de maker van het werk, zomede, na het overlijden van de maker, het auteursrecht op niet openbaar gemaakte werken, hetwelk toe­komt aan degene die het als erfgenaam of legataris van de maker verkregen heeft, is niet vatbaar voor beslag.

§ 2. De maker van het werk[bewerken]

Artikel 3[bewerken]

(vervallen)

Artikel 4[bewerken]

  1. Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor de maker gehouden hij die op of in het werk als zodanig is aangeduid, of, bij gebreke van zulk een aanduiding, degene die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem die het openbaar maakt.
  2. Wordt bij het houden van een niet in druk verschenen mondelinge voordracht of het uitvoeren van een niet in druk verschenen muziekwerk geen mededeling omtrent de maker gedaan, dan wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, voor de maker gehouden hij die de voordracht houdt of het muziekwerk uitvoert.

Artikel 5[bewerken]

  1. Van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, hetwelk bestaat uit afzon­derlijke werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk is tot stand gebracht, of, bij gebreke van dien, degene die de verschillende werken verzameld heeft.
  2. Als inbreuk op het auteursrecht op het gehele werk wordt beschouwd het ver­veelvoudigen of openbaar maken van enig daarin opgenomen afzonderlijk werk waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan de maker daarvan of diens rechtverkrijgenden.
  3. Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar gemaakt, dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het gehele werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van dat afzonderlijk werk door de maker daarvan of diens rechtverkrijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld wordt, waarvan het deel uitmaakt.

Artikel 6[bewerken]

Indien een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt.

Artikel 7[bewerken]

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Artikel 8[bewerken]

Indien een openbare instelling, een vereniging, stichting of vennootschap een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de be­doelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.

Artikel 9[bewerken]

Indien op of in enig in druk verschenen werk de maker niet of niet met zijn ware naam is vermeld, kan tegenover derden het auteursrecht ten behoeve van de rechthebben­de worden uitgeoefend door degene die op of in dat werk als de uitgever ervan is aan­geduid, of, bij gebreke van zodanige aanduiding, door degene die op of in het werk als de drukker ervan is vermeld.

§ 3. De werken waarop auteursrecht bestaat[bewerken]

Artikel 10[bewerken]

  1. Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze landsverordening­:
    a. boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en alle andere geschriften;
    b. toneelwerken en dramatisch-muzikale werken;
    c. mondelinge voordrachten;
    d. choreografische werken en pantomimes, welker wijze van opvoering bij geschrift of anderszins is vastgesteld;
    e. muziekwerken met of zonder woorden;
    f. teken-, schilder-, bouw- en beeldhouwwerken, lithografiëen, graveer- en andere plaat­ werken;
    g. aardrijkskundige kaarten;
    h. ontwerpen schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijks­kunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen;
    i. fotografische en kinematografische werken en werken, volgens gelijksoortige werkwijzen vervaardigd;­
    j. werken van op nijverheid toegepaste kunst;
    en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welke vorm het ook verveelvoudigd zou kunnen worden.
  2. Vertalingen, bewerkingen, muziekschikkingen en andere verveelvoudigingen in gewijzigde vorm van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zomede verzame­lingen van verschillende werken worden, onverminderd het auteursrecht op het oorspron­kelijk werk, als zelfstandige werken beschermd.

Artikel 11[bewerken]

  1. Er bestaat geen auteursrecht op wetten en besluiten, door de openbare macht uit­gevaardigd, noch op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.
  2. Evenmin bestaat auteursrecht op hetgeen verder door of vanwege de openbare macht is openbaar gemaakt, tenzij dat recht, hetzij in het algemeen bij wet, besluit of ver­ordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op het werk zelf of bij de open­baarmaking daarvan, voorbehouden is.

§ 4. Het openbaar maken[bewerken]

Artikel 12[bewerken]

  1. Onder de openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan:
    a. de openbaarmaking van een verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk;
    b. de verbreiding van het geheel of een gedeelte van het werk of van een verveelvoudiging daarvan, zolang het niet in druk verschenen is;
    c. de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het geheel of een gedeelte van het werk of van een verveelvoudiging daarvan.
  2. Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt mede verstaan een in besloten kring, die tegen betaling toegankelijk is, ook al geschiedt die betaling door de voldoening van een contributie of op andere wijze. Hetzelfde geldt van een tentoonstelling in het openbaar.

§ 5. Het verveelvoudigen.[bewerken]

Artikel 13[bewerken]

Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking of toneelbewerking en in het alge­meen iedere gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, die niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.

Artikel 14[bewerken]

Onder het verveelvoudigen van een werk dat door middel van het gehoor kan wor­den waargenomen, wordt mede verstaan het vervaardigen van rollen, platen en andere voorwerpen, bestemd om het geheel of een gedeelte van het werk langs mechanische weg ten gehore te brengen.

§ 6. De beperkingen van het auteursrecht.[bewerken]

Artikel 15[bewerken]

  1. Als inbreuk op het auteursrecht op een nieuwsblad of tijdschrift wordt niet be­schouwd het overnemen van daarin verschenen artikelen, berichten of andere stukken door een ander nieuwsblad of tijdschrift, mits daarbij het nieuwsblad of tijdschrift, waaruit zij overgenomen zijn, op duidelijke wijze genoemd wordt.
  2. Echter mogen romans en novellen, in nieuwsbladen of tijdschriften verschenen, zonder toestemming van de maker of van zijn rechtverkrijgenden niet worden overgeno­men.
  3. Gelijke toestemming is vereist ten aanzien van andere nieuwsblad- of tijdschrif­tenartikelen, indien de maker of de redactie in hetzelfde nummer van het nieuwsblad of tijdschrift, waarin het artikel verschenen is, een uitdrukkelijke verklaring heeft doen opne­men, waarbij het overnemen verboden wordt. Bij tijdschriften is het voldoende, indien dit verbod in algemene bewoordingen aan het hoofd van ieder nummer voorkomt.
  4. Het verbod, bij het derde lid bedoeld, kan niet worden gesteld ten aanzien van artikelen, politieke geschilpunten betreffende, nieuwstijdingen of gemengde berichten.
  5. De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing ten aanzien van het over­nemen in een andere taal dan die van het oorspronkelijk artikel.

Artikel 16[bewerken]

  1. Als inbreuk op het auteursrecht op een openbaar gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het overnemen van enkele korte gedeelten daarvan of van enkele korte opstellen of gedichten in bloemlezingen en andere werken, bestemd voor het onderwijs of een ander wetenschappelijk doel, alsmede in aankondigin­gen en beoordelingen in nieuwsbladen en tijdschriften, mits bij het overgenomen gedeelte, opstel of gedicht of de aankondiging of beoordeling het werk genoemd wordt, waaruit het overgenomen is, en de maker, voor zover deze op of in het werk is aangeduid, wordt ge­noemd. Deze bepaling is mede van toepassing ten aanzien van het overnemen in een ande­re taal dan die van het oorspronkelijke werk.
  2. Waar het geldt een werk als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onderdeel f, kan onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden het gehele werk worden verveelvoudigd, mits die verveelvoudiging door haar grootte of door de werkwijze volgens welke zij ver­vaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk; wanneer van de­ze werken twee of meer verenigd openbaar zijn gemaakt, is die verveelvoudiging slechts ten aanzien van één daarvan geoorloofd.
  3. Van een in het openbaar gehouden mondelinge voordracht die niet reeds in druk is verschenen, kan de zakelijke inhoud als verslag in een nieuwsblad of tijdschrift worden medegedeeld, mits daarbij vermeld wordt degene die de voordracht gehouden heeft.

Artikel 17[bewerken]

  1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging die beperkt blijft tot enkele exemplaren en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik en die waar het geldt een werk als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onderdeel f, door haar grootte of door de werkwijze volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het nabouwen van bouwwer­ken.

Artikel 18[bewerken]

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onderdeel f, dat blijvend op of aan de openbare weg zichtbaar is gesteld, wordt niet be­schouwd de verveelvoudiging die door haar grootte of door de werkwijze volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijke werk en zich, wat bouwwerken betreft, tot het uitwendige daarvan bepaalt.

Artikel 19[bewerken]

  1. Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveel­voudiging daarvan door of ten behoeve van de geportretteerde of, na diens overlijden, zijn nabestaanden.
  2. Bevat eenzelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen slechts vrij met toestemming van die andere personen of gedurende tien jaren na hun overlijden, van hun nabestaanden.
  3. Onder nabestaanden worden verstaan de ouders, de echtgenoot en de kinderen.
  4. Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het au­teursrecht beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met toestemming van een van de personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam van de maker, voor zover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
  5. Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van portretten die vervaardigd zijn ingevolge een opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hunnen behoeve aan de maker gegeven.

Artikel 20[bewerken]

Tenzij anders is overeengekomen, is degene aan wie het auteursrecht op een por­tret toekomt, niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van de geportret­teerde of, gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden. Bevat eenzelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan is ten aan­zien van de gehele afbeelding de toestemming vereist van alle geportretteerde of gedu­rende tien jaren na hun overlijden, van hun nabestaanden. Het derde en het vijfde lid van artikel 19 zijn van toepassing.

Artikel 21[bewerken]

Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, aan de maker door of vanwege de geportretteerde of te diens behoeve gegeven, dan is openbaarmaking daar­van door degene aan wie het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zover een redelijk be1ang van de geportretteerde of, na zijn overlijden, van een van zijn bloedver­wanten of aangehuwden in de tweede graad, zowel in de rechte linie als in de zijlinie, of van zijn echtgenoot zich tegen de openbaarmaking verzet.

Artikel 22[bewerken]

In het belang van de openbare veiligheid, alsmede ter opsporing van strafbare fei­ten mogen afbeeldingen, van welke aard ook, door of vanwege de justitie worden verveel­voudigd en openlijk tentoongesteld en verspreid.

Artikel 23[bewerken]

Tenzij anders is overeengekomen, is de eigenaar van een teken-, schilder-, bouw- of beeldhouwwerk of van een werk van op nijverheid toegepaste kunst gerechtigd dat werk zonder toestemming van degene aan wie het auteursrecht daarop toekomt, in het openbaar ten toon te stellen of, met het oogmerk het te verkopen, in een catalogus te verveelvoudi­gen.

Artikel 24[bewerken]

Tenzij anders is overeengekomen, blijft de maker van enig schilderwerk, niettegen­staande de overdracht van zijn auteursrecht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardi­gen.

Artikel 25[bewerken]

  1. Geen wijziging mag in enig werk, genoemd in artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met i, met uitzondering van bouwwerken, worden aangebracht zonder toestemming van degene aan wie het auteursrecht daarop toekomt. Heeft de maker zijn auteursrecht overgedragen, dan is desniettemin gedurende zijn leven zijn toestemming mede vereist.
  2. Hetzelfde geldt ten aanzien van de benaming van het werk en van de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen. Is echter een werk niet onder de ware naam van de maker openbaar gemaakt, dan is degene aan wie het auteursrecht daarop toekomt, na het overlijden van de maker bevoegd de ware naam van de maker op of in het werk te vermelden, indien deze hem daartoe heeft gemachtigd.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van wijzigingen van zodanige aard, dat de maker of zijn rechtverkrijgenden te goeder trouw hun toestemming daartoe niet zouden mogen weigeren. Ook behoudt de maker, al heeft hij zijn auteursrecht overge­dragen, de bevoegdheid zodanige wijzigingen in het werk aan te brengen, als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw geoorloofd zijn.