Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806)/5

Uit Wikisource
[ 21 ]
 
 

VIJFDE AFDEELING.

Van de Regterlijke Magt.


Art. 65.

Het Regt wordt in naam en van wegens den Koning uitgeoefend.


Art. 66.

De Regterlijke Magt wordt alleen uitgeoefend door Regters, ingevolge de Wet aangesteld. Geene politieke Magt vermag de onafhankelijkheid der Regters, in de uitoefening van eenig gedeelte van hunne werkzaamheden, te belemmeren.

Art. 67.

In geene Regtbanken zullen de Leden, bij derzelver aanstelling, elkander onderling, of ook de publieke Aanklagers [ 22 ]bij dezelve, bestaan, tot in den vierden graad van Bloedverwantschap of Zwagerschap. — Niemand kan den Post van Regter of publieken Aanklager waarnemen, die niet is Stemgeregtigd Burger, en den vollen ouderdom van 25 jaren bereikt heeft.

Art. 68.

In alle Criminele Vonnissen wordt het misdrijf van den Veroordeelden uitgedrukt, op poene van nulliteit.

Art. 69.

Alle Vonnissen moeten met opene deuren worden gepronuntieerd. — Nimmer heeft eenige verbeurtverklaring van goederen plaats.


Art. 70.

Het Krijgsvolk te Water en te Lande blijft, met betrekking tot alle civile zaken en commune delicten, onderworpen aan den Burgerlijken Regter.


Art. 71.

'Er zal een Hoog Nationaal Geregtshof zijn ; de Leden zullen ten aanzien van ouderdom en inwoning dezelfde vereischten moeten bezitten, als bij Art. 52 voor de Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende zijn bepaald, en zich, overeenkomstig het gestatueerde bij Art. 67, niet mogen bestaan in of binnen den vierden graad van Bloedverwantschap en Zwagerschap. [ 23 ]


Art. 72.

Bij vacature zenden de overige Leden eene Nominatie van drie Personen aan de Vergadering van Hun Hoog Mogende, welke daar uit de verkiezing doet.

De Koning heeft de aanstelling van den publieken Aanklager bij het Nationaal Geregtshof, en van de publieke Aanklagers bij de Departementale Geregtshoven, uit eene Nominatie van drie Personen, door het Hof, bij het welk de vacature voorvalt, te formeren.


Art. 73.

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende en van den Staatsraad zijn nimmer verantwoordelijk voor de door hun uitgebragte advisen.

De Ministers van Staat en Leden van alle Administrative Raden zijn alle aan den Koning verantwoording schuldig ; ingevalle zij deswegens in regten mogten betrokken worden, zullen zij voor het Hoog Nationaal Geregtshof worden aangesproken.

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende, de Ministers van Staat, de Leden van den Staatsraad, en de Hooge Ambtenaren van Staat, zullen voor het Hoog Nationaal Geregtshof ten allen tijde te regt staan wegens misdrijven, welke zij in de waarneming van hunne Posten mogten hebben begaan; alsmede wegens misdaden, welke zij mogten hebben bedreven, gedurende den tijd dat zij deze Posten bekleeden; doch tot het gewone leven terug gekeerd, zullen zij wegens laatstgemelde, voor hunnen gewonen Burgerlijken Regter worden te regt gesteld. [ 24 ]

Art. 74.

Het Nationaal Geregtshof oordeelt over alle Actiën waar in de Staat als Gedaagde wordt aangesproken.


Art. 75.

Wanneer de Staat, of wel eenige Gemeenelands Collegiën, Ontvangers, Rentmeesters of andere Agendarissen, in derzelver qualiteit voor het Nationaal Geregtshof in regten betrokken worden, zullen Hun Hoog Mogende, op voordragt van den Koning, het algemeen belang zulks vorderende, hetzelve Hof kunnen aanschrijven, om met de cognitie der zaak, het zij voor eenen bepaalden, het zij voor eenen onbepaalden tijd, te supersederen, en is het Nationaal Geregtshof verpligt, aan zoodanige aanschrijving te defereren; zullende de Koning, Hun Hoog Mogende niet vergaderd zijnde, tot het doen van eene provisionele aanschrijving tot dat oogmerk, bevoegd zijn.


Art. 76.

Het Nationaal Geregtshof heeft speciaal toezigt over de Geregtshoven en Regtbanken in het Koningrijk ; het kan derzelver Vonnissen en Handelingen, voor zoo verre deze met de Wetten, aangaande de administratie der Justitie, en de form van Regtspleging strijdig zijn, schorsen en vernietigen ; hetzelve zal echter nimmer bevoegd zijn, zich in de beoordeeling der zaak zelve intelaten.

Art. 77.

Aan het Nationaal Geregtshof valt hooger beroep van alle [ 25 ]alle gewijsden in zaken, welke ter eerster instantie gediend hebben voor de Departementale Geregtshoven.


Art. 78.

Het Nationaal Geregtshof verleent surcheance van betaling, Brieven van Sureté de Corps, en voorts zoodanige dispensatiën, als door de Wet aan hetzelve zullen worden opgedragen.


Art. 79.

Met betrekking tot alles wat tot de Regterlijke Magt behoort, het getal en de organisatie van Geregtshoven en Regtbanken, het zij Burgerlijke, het zij Militaire, wordt aan den Koning overgelaten, om daaromtrent aan de Vergadering van Hun Hoog Mogende zoodanige veranderingen en verbeteringen voortedragen, als in vervolg van tijd wenschelijk zullen bevonden worden.


Aldus gearresteerd en gepubliceerd den 7 Augustus 1806.