De triomf van Pisani/Deel 2
← Deel 1. | DE TRIOMF VAN PISANI (1886) door A. L. G. Bosboom-Toussaint |
Uitgegeven in 's-Gravenhage door Charles Ewings (bij drukkerij Thieme, Nijmegen). |
[ 227 ]
II.
De dag was aangebroken; de zon, als oprijzende uit de Adriatische zee, besprenkelde met gouden looveren de zachte golfjes der lagunen.
Wat was Venetië schitterend schoon in dien ochtendstond; wat was ze frisch en rijk fin dien vollen bloei harer rijpe jeugd;wat geleek zij toen op de beschrijving van den dichter:
»Rising with her Tiara of proud Towers
»At airy distance, with majestic motion,
»A ruler of the waters and their powers,
»And such she was!"
Ja, toen was zij het nog, ondanks den drang van het oogenblik, maar zij had reeds keuze gedaan van den ridder, die het zwaard zou aangorden om het haar te doen blijven. Wat was zij schoon en fier in hare fantastische dracht, die Godinne der wateren; den Oosterschen mantel om de schouders en den malierok der kruisridders over de heupen; het hoofd gekroond met de phrygische muts, niet gebonden, maar gesierd door den diadeem der Dogen; wat was zij majestueus, toen de ochtenddampen wegtrokken als luchte sluiers, die hare schoonheid eene wijle hadden omneveld; wat schitterde dat koepeldak van haar grootschen St. Marcustempel van den weerschijn der eerste zonneglansen; wat speelden er vroolijke lichttinten op die bronzen paarden, die Doria dreigde te breidelen, maar die nog ongeteugeld dat booggewelf sierden, als zegeteekenen van een ouden triomf. Wat blonk dat kleurige marmer van hare pleinen en paleizen in dat helle, volle daglicht; wat dansten er grillige schaduwen tusschen die arabesken van fijn kantwerk, in steen uitgehouwen. Wat was die hemel helder en dat water blauw; wat waren zij nog liefelijk, die zoelte zonder hitte, die zachte glansen zonder zengenden gloed!
Bovenal, wat was zij opgewekt en vroolijk, die bevolking, die de vermoeienis niet had geacht en evenmin gevoeld, sinds de zon was opgegaan over den dag harer hope. En toch op eens, welk eene ademlooze stilte onder die menigte, die daar zoolang reeds joelend en woelend had dooreengewriemeld, zich verdee[ 228 ]lende in groepen of aandringende in rijen, elkander voortduwende en wegdringende, elkander zoekende en vermijdende, elkander verschalkende en botsende; en nu op eens iets als stilstand, iets, alsof de tooverroede eener fee haar tot eene groote massa standbeelden had omgetooverd. Het is de stilte der gespannen verwachting, de stilte ook van bangen twijfel; de zon was opgegaan over den dag hunner hope, maar de straal hunner redding lichtte nog niet!
Zou hen teleurstelling treffen; zou de Doge en de Raad hen arglistiglijk hebben misleid?
Reeds begonnen er oogen te flikkeren bij de mogelijkheid dier onderstelling; reeds grepen er handen werktuigelijk naar dolk en zwaard; eene teleurstelling als deze was niet van die, welke het volk ongewroken laat.
Men zou lijdzaam zijn en geduldig, totdat…
Maar welk een oorverdoovend geschetter van stemmen gaat daar op uit die Voorste rijen, die het dichtst bij het paleis zijn doorgedrongen? het zijn luide vivats, waaraan geen einde schijnt te komen, en waarin, met volle geestdrift, wordt ingestemd door de duizenden op verderen afstand, wier vreugdgeschrei weer tot echo strekt om de blijde mare verder te brengen, al verder op zulke wijze, dat het vreugdbetoon der Venetianen van de St. Marcus-plaats tot op de Rialtobrug, van de Rialtobrug tot aan het Lido, van het Lido tot aan Murano en van Murano tot aan Chiozza zal weerklinken, om het aan de vijanden, aan de Genueezen te verkondigen, dat Vittore Pisani in vrijheid is, dat de groote vlootvoogd der Venetianen zich weer opmaakt tot bescherming der Republiek, dat Carrara zijn beulenwerk mag staken en Doria zijne fierheid matigen, want dat Venetië zich gaat opheffen van hare nederlaag onder de bezielende leiding van den uitverkoren redder! Ja! dit was de ware beteekenis van dat luide vreugdebetoon; het was niet slechts de uiting der blijdschap van het oogenblik, maar het hield ook beloften in voor de toekomst. Beloften, om zich op te richten uit de verslagenheid, waarin men was weggezonken, of uit de radeloosheid, die tot tweespalt en opstand had verleid; beloften van aller krachtsinspanning en vaardigheid tot alle offers, die het vaderland vragen kon van waardige zonen! [ 229 ]
Ja, het volk zou nu strijden en gehoorzamen, want het zag den man voor zich, die het ten strijde wist aan te vuren door tien blik van zijn oog; die het tot offers bekwaam maakte door een handdruk en een glimlach, en wiens wenk men gewoon was op te volgen met al de gewillige haast der liefde. Ja! daar trad hij op, zooals hij beloofd had, met een nieuwen dag en als tot een nieuw leven; niet als een lijdende martelaar, maar als een overwinnaar.
Hij had de overwinning behaald, die hij zich zelven had voorgesteld; dat was hem aan te zien. Daar lag stille waardigheid in zijne houding, zonder aanstelling of gemaaktheid. Daar lag als een waas van heiligen ernst over zijne trekken; daar glansde geestdrift op zijn voorhoofd, maar tevens de vastheid van wil, die de geestdrift beheerscht. De levendigheid van zijn blik was door zachten weemoed getemperd, toen hij met een zwijgenden groet het uitbundige gejubel beantwoordde. Zijne kleeding was die van zijn rang, en hij had den degen op zijde.
Nauwelijks had hij den dorpel van het paleis verlaten, of het was hem niet meer mogelijk eene schrede te doen. De naastbijstaanden maakten zich meester van zijne handen om die te kussen; mannen en vrouwen van allerlei stand wierpen zich aan zijne voeten, omhelsden zijne knieën, raakten zijne kleederen aan, als ware hij een heilige geweest, van wien wonderdoende kracht zoude uitgaan; moeders hieven hare kinderen tot hem op, dat hij ze zegenen zou; men drong en drukte en stootte elkander om het voorwerp dier hartstochtelijke vereering te naderen, of ook slechts te zien; facchini, gondeliers, matrozen, werklieden uit het arsenaal, die niet allen te gelijk tot hem konden doordringen, zonken elkander in de armen, als duizelend onder eene vreugde, die zich toch wilde uiten; ze zouden de kolommen van het Dogepaleis aan het hart hebben gedrukt, zoo ze geen menschelijke borst hadden gevonden, om zich daaraan neer te vleien! Jonge boogschutters, die op verren afstand stonden, schoten hunne pijlen in de lucht, om de opmerkzaamheid van den held tot zich te trekken, en dat alles onder altijd hernieuwde Evviva’s en zegewenschen aan Pisani gericht, en schetterend jubelgeroep over zijne bevrijding! En dat alles ten aanzien van die Senatoren en patriciërs, die hem haatten [ 230 ]en benijdden, en die nu zwijgend, verslagen of onrustig de getuigen waren van den schitterenden triomf, door hun slachtoffer behaald.
Hun slachtoffer? maar hij, die toch levend ontkomen was aan hun haat, liep nu een ander gevaar: hij werd bedreigd om het slachtoffer te worden van de onstuimige en hartstochtelijke liefdeblijken zijner vereerders.
Niet slechts buiten staat verder te gaan, zooals zijn oogmerk was geweest, maar zelfs onmachtig zich te bewegen in het gedrang om hem heen, en bij de liefkoozingen waarmee men hem overweldigde, werd het hem tevens onmogelijk, zich te doen verstaan onder het daverend gejuich om hem heen; het begon hem te ontbreken aan lucht, terwijl de plotselinge overgang uit de diepe stilte eener onderaardsche gevangenis tot het gejoel en oorverscheurend geschrei van zulke volksmassa, bij den held, wiens geest sterker was gebleven dan zijn lichaam, eene aangrijpende uitwerking had; hij duizelde, hij wankelde en was op het punt bezwijmd neer te vallen. Dat begrepen een, paar forsche matrozen, die met eenheid van wil en daad, snel als de gedachte, den geliefden vlootvoogd ophieven met hunne armen, en hem dus door de menigte heendroegen, die ten laatste inzag, dat zij hem het meeste dienen zou in dit oogenblik door plaats te maken voor zijne kloeke dragers. Maar die tocht mocht evenmin zonder nieuw huldebewijs afloopen,. oordeelden anderen; het waren soldaten van de Republiek. Snel werd het vaandel van St. Marcus afgerukt van een der standaarden, en dat boven het hoofd van den admiraal zwaaiende, volgden zij onder luide toejuiching tot op eene kleine verhevenheid. waar de admiraal zijne dragers deed standhouden en zich liet nederzetten.
Toen trok hij den degen en wenkte dat hij het volk wilde toespreken.
De achterdochtigsten onder de Tienmannen verbeten zich de lip; daar waren patriciërs die verbleekten; in dit oogenblik had Pisani slechts voor te schrijven wat hij wilde, om het volbracht te zien door het volk! — Zoo hij Dictator wilde zijn…
Hij wilde niets dan het volk te herinneren aan de belofte, die het had afgelegd, van nu alle krachten in te spannen tot [ 231 ]redding der Republiek; van nu te strijden of te sterven onder de banier van St. Marcus; van nu de tweespalt te vergeten, eigen wil te verzaken, zich zelf te verloochenen tot gehoorzaamheid aan de overigheid, en op God te zien, van wien alle uitkomsten zijn. Hij deed het hen opmerken, dat het alleen onder deze voorwaarden was, dat hij hen danken kon voor hunne liefde, die zijne bevrijding had bewerkt, en dat hij de hulp, die zij hem met zooveel vaardigheid hadden aangeboden, zou aannemen ten bate van ’t Gemeenebest. Hij wilde eindelijk hen vermanen om rustig naar huis te gaan, en door degelijke daden, beter dan door luidruchtig vreugdegebaar, hunne liefde en dankbaarheid te toonen.
En het volk, dat uit den mond van den Doge zulk eene toespraak mogelijk als een bar verwijt zou hebben opgevat. waarover het in morren zou zijn uitgevallen, werd door den toon en de keuze der woorden, door den edelen eenvoud en de zachte gebiedende houding van hem die ze uitsprak, vooral omdat ze uitgesproken werden door een gunsteling, zóó getroffen en verrast tevens, dat het luide de belofte herhaalde, die Pisani van hen vroeg, en dat het zelfs voldeed aan het verlangen om rustig uiteen te gaan.
Vittore Pisani was nu vrij in zijne bewegingen, en de eerste daad zijner vrijheid was een kerkgang.
Hij ging de mis hooren in de kapel van St. Nicolaas; zijne eerste behoefte was dankbaarheid aan God voor zijne verlossing, gemeenschapsoefening met den Heer, die hem kracht had gegeven tot de groote innerlijke overwinning; die hem zoo kalm, zoo eenvoudig en zoo waarlijk groot maakte bij den uiterlijken triomf.
Er zijn gebeden, die altijd verhoord worden; het is dan, als de geheiligde wil tot een zuiver gebed heeft opgevoerd; hetgeen dan wordt gevraagd van God is geen eisch der zelfzucht, maar eene overgave van zich zelven, die al verkrijgt wat zij noodig heeft.
Dus moet het gebed zijn geweest van Vittore Pisani in dien [ 232 ]schoonen, grooten morgenstond, te oordeelen althans naar het geen volgde.
Het behoorde tot zijne verplichtingen, zijne opwachting te gaan maken bij den Senaat, opzettelijk bijeenvergaderd in vollen! getale te zijner ontvangst.
De Raad van Tienen met den Doge, de Raad van Veertigen [1], en alle patriciërs, die recht van zitting hadden in den Grooten Raad, bevonden er zich; bijgevolg kwam hij in tegenwoordigheid van zijne benijders, van zijne vijanden, van hen, die list hadden gebruikt om hem hinderlagen te leggen en geweld om hem te straffen, toen hij gestruikeld was. Zijne beschuldigers, die zijn goeden naam hadden bezwalkt, waren dáár, zoowel als zijne rechters, die geloof hadden geslagen aan hunne lasteringen.
Over zijne vijanden te zegepralen was niet het zwaarste voor hem; hij beoogde het meerdere: ze te bevredigen en te verzoenen. Terstond na de mis ging hij derwaarts. Al wat recht van toegang had in ’t paleis, was daar bijeen. Reeds terstond bij zijne intrede gewerd hem een blijk van liefde, wel geschikt zijnen hateren een bewijs te leveren van den invloed, dien hij had op alles wat hem omringde.
De soldaten, die in het paleis dienst deden, lieten niet toe, dat de grijze admiraal, wiens knieën ze zagen knikken, de groote trap zou opstijgen; zij droegen hem op hunne armen tot in de Raadzaal!
Pisani, volgende den eisch der étiquette, wierp zich aan de voeten van den Doge, die hem wenkte op te staan en die het noodig achtte in zijne toespraak vooral aan te dringen op vergevingsgezindheid; die hem vergetelheid van het verledene aanbeval, en vermaande de Republiek te dienen zonder om te zien; terwijl hij zijne vermaning eindigde met te herinneren, dat hij gevangen was gezet, omdat hij de Republiek schade had toegebracht door zijn verlies bij Pola, en dat men hem de vrijheid hergaf om die schade te herstellen. »En nu, Vittore [ 233 ]Pisani," eindigde hij, »ga, en wees zoozeer de schrik onzer vijanden, als gij de gunsteling zijt van de Republiek."
En Vittore Pisani, zich opheffende, sprak met edelen eenvoud: »Ik heb mijn vonnis ondergaan zonder morren, voor zooveel het mij zelven betrof, en nu ik de vrijheid herkregen heb, is het gedenken van de grieven, die ik heb kunnen gevoelen, reeds verre van mij. De Heer, wiens lichaam ik ontvangen heb in dezen ochtend, is mijn getuige, dat alle bitterheid van mij geweken is. Daarenboven, kon ik schoon er vergoeding wenschen voor al het geledene, dan de eer, die de Republiek mij doet door hare verdediging aan mij toe te vertrouwen? Mijn leven is aan haar gewijd; moge God mij de noodige kracht schenken om zoo grootsche taak waardiglijk te volbrengen!"
Tegen een antwoord zoo ernstig en toch zoo zedig, zoo groot en toch zoo eenvoudig, was de haat en het wantrouwen niet bestand. De uitdrukking, die de grijze held er in had gelegd, gaf daaraan iets onwederstaanbaars; de Doge en verscheidene Senatoren stonden op van hunne zitplaatsen en omhelsden Pisani onder diepe aandoening; allen waren getroffen; in dien Grooten Raad, dien men koud en onbewegelijk had gezien bij zoo menig roerend tooneel van smart en zielelijden, zag men nu tranen stroomen, die de fiersten zich niet schaamden; Pisani had zijne vijanden verslagen, en wat meer zegt, hij had ze aan het harte gedrukt!
Nauwelijks had de schare bevoorrechten, die tot het paleis, tot de galerijen, tot dicht bij de open raadzaal waren genaderd, dit tooneel aanschouwd en de woorden van Pisani verstaan, of zij barstte uit in luide toejuichingen, die den »grooten patriot," »den beproefden zoon des vaderlands" golden, zooals ze Pisani betitelden, en de vivats ter zijner eere werden aangeheven met verdubbelde geestdrift. Maar Vittore Pisani, zich tot hen keerende, riep: »Leve St. Marcus! Venetianen! ziedaar de eenige leus, die de burgers der Republiek betaamt!"
En nu, is het noodig meer te zeggen over de waarde en de beteekenis van den triomf, door Pisani behaald? Het was nog meer dan de triomf van den Republikein, ter liefde van zijn Vaderland; het was de triomf van den Christen over den natuurlijken mensch, en waar wij in gedachten den vlootvoogd van [ 234 ]1378 hebben gesteld naast den vurigen vrijheidsheld van Italië in onzen tijd, daar is de wensch, dat de vergelijking moge doorgaan tot den einde, immers noch vermetel noch kwetsend? Waarvoor leefden de groote mannen; waarvoor dienen de voorbeelden der geschiedenis, zoo het niet zijn zou ter opwekking van het nageslacht, en zij ’t niet voor dien ééen en eenigen, die als Pisani geene opwekking noodig heeft om overwinningen te behalen, aan de zijne gelijk, dan toch moge het zijn voor zoovelen als daar strijden aan zijne zijde, voor zoovelen als er ontslaakt worden door zijne hand; voor Venetië als het uit de sombere diepten van hare versmaadheid zal worden opgeheven; voor dat gansche Italië en die Italianen, waarop Europa, waarop, de wereld met liefde en belangstelling staart, maar tevens met vreeze en bevinge…
De politieke horizont, vanwaar haar wel of wee schijnt te moeten toekomen, is veranderlijk als het weer, is den kaleidoscoop gelijk, die bij iedere lichte schudding eene andere figuur toont, altijd met dezelfde voorwerpen; wie zal met juistheid voorspellen wat haar te wachten staat, wat te vreezen?
De arm, die den kaleidoscoop gevat houdt, is een reuzenarm; het brein, dat zijne bewegingen leidt, niet te doorgronden; Italië heeft een meer betrouwbaren bondgenoot noodig; Italië kieze het bondgenootschap van dien Machtige, aan wien Willem van Oranje zich ook had verbonden in de donkere dagen zijner worsteling voor onze vrijheid; den koning ook der keizeren, de Rots der Eeuwen, die de harten der vorsten leidt als waterbeken, die het lot der volkeren regelt naar Zijn wil, en die het dicht verwarde weefsel eener looze staatkunde als een spinneweb uiteen kan blazen met den ademtocht Zijner almacht.
Aan de eigen kracht des mans
De macht der duizendtallen,
De scherpter van den lans.
………………………………
………………………………
Hooghartigen weerstaat Hij,
En nu, en t’ allen stond!
Zijn hateren verslaat Hij
[ 235 ] Met d’adem van Zijn mond!
’t geheim van allen zegen,
(Oranje) Itaalje en Neêrland, hoort!
Is in Gods vrees gelegen,
Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn Woord!
Zijn er mogelijk nog lezers, begeerig te weten of Pisani werkelijk de redder werd van de Republiek, waarvoor hij reeds vooruit was gegroet, en hoe het ging met den oorlog tusschen Genua en Venetië?… Mijne vrienden! ik bedoelde slechts u een enkel beeld te geven uit dien ouden tijd; de lijst, waarin het behoorde, was een oorlogstooneel, dat ik u niet kon sparen, maar een volledig geschiedverhaal te leveren lag niet in mijne bedoeling. Toch hebt gij recht om te weten, hoe het Pisani verder ging.
Hij deed het mogelijke voor Venetië al kon hij niet alles doen wat hij voor haar had gewild. Wat de gespannen verwachting zich van zijne tusschenkomst had voorgesteld, werd niet overtroffen, maar het was reeds veel, dat hij die niet teleurstelde. Hij had mirakelen moeten doen, zoo hij die had willen overtreffen, en toch, het waren bijna wonderen, die hij verrichtte, met behulp van den goeden wil en den volvaardigen dienst van allen, die hij om zich vereenigde. In volle waarheid mocht het van hem gezegd worden, dat zijn naam voor een leger gold. Alles wat in Venetië de wapenen dragen kon, van den zestienjarigen knaap af, tot op den grijsaard van zijn eigen leeftijd toe, liet zich ten huize van Pisani opschrijven tot den dienst van de Republiek. In ’t begin echter bracht deze volvaardige geestdrift hem in groote verlegenheid. De Senaat, hoe oprecht de verzoening ook ware geweest, had eene kleinigheid vergeten bij zijne invrijheidstelling, eene kleinigheid, maar die in deze hachelijke oogenblikken nogal van gewicht was. Men had Pisani niet in zijne waardigheden hersteld; men had hem geenerlei ambt of rang opgedragen. en de personen, die zich bij hem kwamen aanmelden, de werklieden van de werf en van het arsenaal, die zijne bevelen kwamen vragen, moesten onverrichterzake terugkeeren. Pisani had geenerlei qualiteit om hun orders te geven! Men ziet het, het stelsel van wantrouwen en overvoorzichtigheid was te Venetië sterker dan alles! Wat wilt [ 236 ]gij… de kracht der gewoonte… Maar het volk dwong den Raad toch om voor ditmaal met zijne gewoonte te breken en Pisani werd tot Generalissimus verheven over land- en zeemacht. In den tijd van drie dagen waren zes galeien uitgerust, bemand van krijgsvoorraad en levensmiddelen voorzien, uit vrijwillige giften en bijdragen der burgers. Eene vloot van zes galeien beteekende zeer weinig tegen de scheepsmacht, die de Genueezen in de Golf hadden vereenigd, maar ter beveiliging van Venetië onder de bevelen van Pisani, hadden ze hunne waarde. Den vijand af te schrikken van een aanval op de stad, door een vertoon van macht, waarvan men de werkelijkheid niet bezat; scherpe waakzaamheld te gebruiken tegen alle verrassing; zwakke punten door dammen, muren, torens en gezonken schepen te versterken; gewapende barken te laten kruisen in alle kanalen, die men niet ontoegankelijk had kunnen maken, en intusschen het ongeoefende schippers- en visschersvolk tot ware zeelieden en soldaten om te scheppen, ziedaar al wat de admiraal kon en mocht doen voor Venetië in afwachting van meerdere krachten en sterkere hulp. Zijn gezag was er noodig om de overmoedige Venetianen, die zich sterk waanden sinds zij hun admiraal hadden, van gewaagde tochten tegen Chiozza en de Genueezen af te houden. Door lankmoedigheid met strengheid af te wisselen, door zich als het ware te vertiendubbelen en voor alles in persoon op te komen, gelukte het Pisani dien toestand te rekken tot de eindelijke komst van Karel Zeno met de Venetiaansche vloot uit de Grieksche wateren. In dien tusschentijd had de Generalissimus te kampen gehad met eene bevolking in hongersnood, daar de Genueezen den zeeweg afsloten en Francesco Carrara van de landzijde wacht hield, dat geenerlei krijgsvoorraad of leeftocht naar Venetië kon worden toegevoerd. En dat, terwijl de scheepsbouwen de uitrusting der manschappen niet vorderen kon zonder aanvoer van buiten; terwijl het wanhopige volk telkens den bevelhebber onder tranen en beden het voorstel kwam doen hen liever op het water te laten sneuvelen in den strijd tegen den vijand, dan van honger te laten sterven in hunne huizen. En dat, terwijl de vijand reeds zóó nabij was, dat men de klokken van St. Marcus niet meer durfde luiden, uit vreeze dat hij ze zou hooren! De vertwijfeling steeg tot het voorstel van eenige [ 237 ]radeloozen, om de Lagunen te verlaten en weg te wijken, met al wat men op de schepen bergen kon, naar eenig afgelegen eiland, nog in ’t bezit der Republiek. Men kan denken, welk eene geestkracht, welk eene overredingsgave er toe behoorde, om aan deze ingevingen der radeloosheid te wederstaan. Men kan zich ook voorstellen, wat het hart van een Pisani, van den grooten patriot, er onder leed. Maar toch, hij overkwam dat alles, hij weerstond dat alles, zonder toe te geven en zonder de volksgunst te verliezen. Mij dunkt, dit bewijst meer voor zijn karakter, dan of wij de gansche reeks zijner maatregelen en handelingen in dat tijdstip met u doorliepen.
De Doge en de Senaat stonden hem wakker ter zijde. Zij waren het niet, die uit zwakheid het Vaderland zouden verloren geven. Zij waren het volkomen eens met den Generalissimus, dat men zich in Venetië verdedigen moest tot op het uiterste, en zich onder de puinhoopen der schoone hoofdstad moest laten begraven, veeleer dan die te verlaten. De Signoria liet een decreet uitgaan, dat ieder inwoner, die zich onderscheidde door toewijding aan de algemeene zaak, zou worden opgeschreven in het Gulden Boek en recht zou hebben tot zitting in den Grooten Raad. Er waren toen handwerkslieden, kunstenaars, winkeliers, die zich door de zeldzaamste bewijzen van moed, van toewijding of van opofferingen, waarbij ze huis en hof prijsgaven, den weg baanden tot die hooge eere. De Cigogna’s, de Paruta’s, de Rinieri en vele anderen dagteekenen hun adeldom van die sombere dagen der Republiek. Zoo kreeg men ten laatste eene vloot van vierendertig galeien bijeen, geheel uitgerust en bemand, en hiermede wist Pisani den vijand op een afstand te houden. Hij kruiste met zijn eskader tot oefening van zijn scheepsvolk in de kanalen van Giudecca en St. Nicolaas in Lido; en de Genueezen, zulk eene ongewachte ontwikkeling van scheepsmacht ziende, begonnen over hun eigen toestand na te denken en reeds groote bezwaren te zien in eene overwintering op Chiozza; twee maanden daarna was Pisani genoeg zeker van zijn scheepsvolk en soldaten om ze ten strijde te durven voeren; toen ontwierp en volbracht hij het stoutste ontwerp, dat in een krijgsmansbrein kon opkomen: hij keerde de verhouding om, verliet de Lagunen, na voor hare bewaking [ 238 ]gezorgd te hebben, en blokkeerde de vloot der Genueezen in de haven van Chiuzza, om haar te dwingen zich over te geven zonder eens tot een slag te zijn gekomen! Men zou een krijgskundige moeten zijn om met juistheid te beschrijven en zelfs volkomen te waardeeren de middelen, waardoor hij dit stoute plan voorbereidde. Ons is het genoeg, dat hij het ten uitvoer legde. De Genueesche schepen waren opgesloten in de wateren van Chiozza, waren tot onbewegelijkheid gedoemd, terwijl de Venetiaansche vloot vrij was in hare bewegingen van uit en naar de Lagunen terug. Voordat Pisani die verliet, op den 23sten December 1379, had hij eerst het volk toegesproken en vermaand om goeden moed te houden, uit alle macht en door alle middelen zich tot de verdediging van de hoofdstad gereed te houden, terwijl hij en de patriciërs, die hem bij deze onderneming volgden, op het Evangelie hadden gezworen, dat men niet weer naar Venetië zou terugkeeren, zonder den vijand verdreven te hebben.
De Doge, ondanks zijn hoogen leeftijd, wilde aan dezen stouten tocht zijn goedkeuring hechten door persoonlijke deelneming. Hij beklom het admiraalschip, waar de groote banier van St. Marcus werd opgeheschen. Het duurde nog tot den 1sten Januari 1380, eer het Zeno mogelijk was zich aan deze expeditie aan te sluiten, en het was onder alle bedenkelijke moeielijkheden en bezwaren, dat Pisani het geduld zijner matrozen rekte en de strijdwoede zijner soldaten beteugelde (strijdwoede door allerlei leed en last aangevuurd) tot die driewerf welkome aankomst. Van toen af kon men ook Venetië als gered beschouwen, schoon de herneming van Chiozza en de verdrijving der Genueezen nog de vereenigde krachten en het vereenigd beleid van den vurigen jongen Zeno met den ervaren en bedachtzamen grijzen admiraal had gevorderd, maar men kwam toch daartoe, en het bestaan der Republiek, de zekerheid van Venetië was gewaarborgd.
Toch was de oorlog met Genua daarom niet geëindigd, maar die duurde voort met afwisselende krijgsfortuin tot beide mededingsters er hare krachten en schatten hadden ingeboet. Toen werd er vrede gesloten; een vrede, waarbij Venetië niet eens de meeste uiterlijke voordeelen aan hare zijde had. Maar zij [ 239 ]had hare onafhankelijkheid weten te behouden van buiten, en de band der eendracht onder alle klassen en rangen was versterkt geworden in het gemeenschappelijk gevaar, dank zij het verheven voorbeeld van haar admiraal. Deze beleefde niet eens het eind van den oorlog; hij overleed te midden van zijne krijgsbedrijven als een waardig admiraal op zijne vloot, aan de gevolgen zijner wonden en doorgestane vermoeienissen. Er werd rouwe over hem bedreven door adel en volk beide, zooals er vóór hem nooit over eenig burger der Republiek had plaats gehad. Zijn lijk, uit de golf van Manfredonia naar Venetië heengevoerd, werd er met groote plechtigheid op kosten der Republiek begraven, door den Doge en den Senaat en geheel den adel in rouwkleederen naar de laatste rustplaats begeleid. Er is iets in die laatste eerbewijzen, geschonken aan een groot of een goed man, door hen die hem vroeger miskenden of haatten, dat het harte weldadig aandoet. Het volk, dat in onafzienbare massa toeliep, kwam ditmaal niet om zich aan de pracht der lijkstaatsie te vermeiden. Het schreide tranen van meer echte gehalte dan de zilveren sieraden op het lijkkleed vastgehecht. Venetië had een burger verloren, die, naar aller getuigenis, het grootst was in het ongeluk, en meer dan eenig ander zedig en menschelijk na een overwinning.
De oorlog tegen Venetië had Genua slagen toegebracht, waarvan het zich nooit weer zou oprichten, en de innerlijke verdeeldheid was dáár toegenomen met den tegenspoed, op zulke wijze, dat het eindigde met zich op Frankrijk te steunen om staande te blijven! Karel VI nam het beschermheerschap aan over die Republiek, die van nu af hare onafhankelijkheid had verloren en haar ondergang tegenging.
Venetië herstelde zich weer van hare verliezen, en ging nog een tijdperk te gemoet van grootheid en voorspoed, zooals geen der vorige was geweest. Toen kwam er verandering op het wereldtooneel, waarop de Republiek had geschitterd. Hare ster verbleekte; den gevleugelden Leeuw werden de schachten gekortwiekt. Hij vloog niet meer over verre zeeën en landen, maar liet de vleugelen slap en ontmoedigd hangen, liet ze binden, en bleef rusten op eigen erf, tot hij in sluimering viel; ten laatste gevankelijk weggevoerd naar zijne Babylonische gevan[ 240 ]genschap in Frankrijk, keerde hij wel naar St. Marcus erf terug, maar niet zooals hij het verlaten had. Het Evangelie, aan zijne bewaking toevertrouwd, was hem ontvallen [2]. Aan de strikken van het ongeloof ontkomen, viel hij in de boeien der bigotterie; daar ligt hij nu, niet meer loom en sluimerend, maar spartelend en snakkend naar het uur zijner verlossing.
Moge het spoedig geslagen zijn! Moge hij nog eenmaal weer de vleugelen uitslaan, niet zooals voorheen bekrompen staatszucht ten bate, maar naar de les van het Evangelie, in wakkere, werkzame liefde jegens allen, die onder zijne hoede schuilen, den vijanden tot schrik, den zusterstaten ten zegen, den volkeren tot een exempel door zijn voorspoed, als eenmaal door zijn tegenspoed.
Van voorspoed gewagen wij, en… daar moeten als zooveel mirakelen geschieden, eer de Niobe onder de steden kan worden opgericht uit haar diepen val. Maar… wij hebben het gezien, de Voorzienigheid heeft ze eenmaal voor haar beschikt, heeft haar eenmaal den man geschonken, die ze alleen voor haar kon wrochten. Waarom ook niet nu? Kennen wij hem niet, den man, die tot het werktuig harer oprichting schijnt voorbestemd? Heil en zegen worden hem toegebeden door het proza, als door de poëzie! Hij herinnere zich, dat zijn voorganger groot was in het ongeluk als hij zelf; hij herinnere zich, dat zijn voorganger bedachtzaam was bij de zegepraal, en ootmoed had voor God bij de vergoding der menschen. Wij zouden hem willen bemoedigen onder de worsteling met de schoone zinspreuk van den Zeeuwschen waterleeuw: LUCTOR ET EMERGO, en in de overwinning gedenke hij aan den man, die de Banier van St. Marcus met den gevleugelden Leeuwen het Heilig Evangelie hoog omhoog hief, aan Venetië’s grooten Patriot, aan Vittore Pisani en diens schoonen triomf.
1861.