Eerste Oogst/De wind
Uiterlijk
← Kerkhof | Eerste Oogst (1912) door Carel Steven Adama van Scheltema | Herfstmuziek → |
Uitgegeven in Rotterdam door W. L. en J. Brusse. |
[ 47 ]
XLII.
DE WIND.
De wind sluipt door den donkren nacht,
Hij woelt door doode blaren, —
Luister! die lange bange klacht —
De wind zal niet bedaren.
Hij woelt door doode blaren, —
Luister! die lange bange klacht —
De wind zal niet bedaren.
De wind huilt door het dorre hout,
Hij rukt aan alle ruiten, —
't Is binnen stil, 't is binnen koud —
Hoor! hoe de wind kan fluiten!
Hij rukt aan alle ruiten, —
't Is binnen stil, 't is binnen koud —
Hoor! hoe de wind kan fluiten!
De wind komt aan mijn dichte deur — —
Hij wil bij mij naar binnen, —
Daar is een oude diepe scheur —
Wat wil de wind beginnen?
Hij wil bij mij naar binnen, —
Daar is een oude diepe scheur —
Wat wil de wind beginnen?
De wind gaat door mijn donker huis —
Hij draagt het oud verleden! —
Hij rakelt in het kil fornuis,
In de asch van mijn gebeden!
Hij draagt het oud verleden! —
Hij rakelt in het kil fornuis,
In de asch van mijn gebeden!
De wind drijft het verloopen tij
Uit lang-vergane dagen, —
De golven komen dichterbij —
Ik zie ze dooden dragen!
[ 48 ]Uit lang-vergane dagen, —
De golven komen dichterbij —
Ik zie ze dooden dragen!
Het rijst al om mijn donker hoofd,
Het joelt voorbij mijn oogen —
Ai mij! ik had dat lang gedoofd! —
„0 ! wind heb mededoogen!
Het joelt voorbij mijn oogen —
Ai mij! ik had dat lang gedoofd! —
„0 ! wind heb mededoogen!
„Neem weer, neem mee dien ouden last!
„Wat eens mijn oogen zochten —
„ Waarnaar ik eenmaal heb getast —
„Neem 't op uw verre tochten !
„Wat eens mijn oogen zochten —
„ Waarnaar ik eenmaal heb getast —
„Neem 't op uw verre tochten !
„0! bange wind ga van mijn borst:
„Waarnaar 'k met leege handen — —
„Waarnaar mijn heete mond gedorst —
„Neem het naar verre landen!
„Waarnaar 'k met leege handen — —
„Waarnaar mijn heete mond gedorst —
„Neem het naar verre landen!
„En al waarvoor ik heb geschreid,
„Waarom ik nog moet snikken —
„0! waai het, waai het, wijd en zijd,
„Waar nooit mijn oogen blikken!
„Waarom ik nog moet snikken —
„0! waai het, waai het, wijd en zijd,
„Waar nooit mijn oogen blikken!
„Neem alles wat eens is geweest
„Op uw gevreesde vlerken,
„Draag 't uit mijn moe geworden geest,
„Leg 't in vergeten zerken !” — —
„Op uw gevreesde vlerken,
„Draag 't uit mijn moe geworden geest,
„Leg 't in vergeten zerken !” — —
De wind vaart door mijn leege hart,
Drijft mij langs oude paden, —
De wind speelt met mijn oude smart
Als met de dorre bladen.
[ 49 ]Drijft mij langs oude paden, —
De wind speelt met mijn oude smart
Als met de dorre bladen.
De wind voert me in het donker veld,
Hij vraagt er al mijn tranen: — — —
De wind heeft me alles weerverteld! —
Hij zwaait zijn zwarte vanen.
— — — — — — — — — —
Hij vraagt er al mijn tranen: — — —
De wind heeft me alles weerverteld! —
Hij zwaait zijn zwarte vanen.
— — — — — — — — — —
De wind gaat door, — hoor! hoe hij lacht!
Hij wilde niets meer sparen, — — —
Ik ben alleen — en in den nacht
Zit ik hem na te staren.
Hij wilde niets meer sparen, — — —
Ik ben alleen — en in den nacht
Zit ik hem na te staren.