Gezelle/De bleekersgast

Uit Wikisource
Herteloozen Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

De bleekersgast

De avondtrompe
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 151 ]

DE BLEEKERSGAST


't VERVERSCHT mij, in 't geweld gestaan
der hooge zonnekrachten,
te zien van verre, aan 't water slaan,
vuls arems, uit de grachten,
den bleekersgast : de regenvloed
't geleschte lijnwaad ronken doet.

Den lepel zwaait hij, zwak van leên,
ter beken uit, omhooge;
en waken doet, hoe verre heen
hij werpen kan, zijne ooge:
de laatste lage en mist hij niet,
en al dat drooge is nat hij giet.

De groote zonne lacht daarop
heure alderliefste lonken;
die, vallende in den dreupeldrop,
den dreupeldrop ontvonken:
ik regenbogen, smal van bouw,
nu hier nu daar, in 't gers, aanschouw.

Het lijnwaad is, en 't gers, nu nat
genoeg; de lanen leken;
en wederom zijn spegelglad
van aanschijn al de beken
[ 152 ]de bleeker zit en droogt entwaar
de peerlen uit zijn kroezelhaar.

Verzachten doet dat regenbeeld
't geweld der heete stralen,
en lichter in de longer speelt
voortaan mij ' t asemhalen:
'zij vrede aan al die 't schoone van
Gods wonderheên beseffen kan!

7/5/'95.