Gezelle/De zaaidhede

Uit Wikisource
Vigilate et orate Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

De zaaidhede

Tranen
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 244 ]

DE ZAAIDHEDE

AARDE, laat uw' lenden open-,
  onder scharre en riester, gaan;
laat de zaaite, erin gedropen,
regen, locht en zonne nopen
  om, gekeend, weêr op te staan.

Doch, wat zal 't der zaaiten baten,
  regen, locht en zonneschijn;
arbeid, in en uit der maten ;
's menschen doen en 's menschen laten,
  heet ze God niet leefbaar zijn!

Grimme nachten, bange dagen,
  nat en drooge, koud en heet,
wolkenbreuken, donderslagen,
musschen, wormen, hagelvlagen
  staan, onwillig, al gereed.

Hoe dan zult gij, arme kenen,
  leven kunnen, ongestoord,
die nu zit in 't land verdwenen,
vast en veilig, als gij henen-,
  eenmaal, uit der molden boort?

[ 245 ]
Heere God, die hebt geschapen
  levinge ons, in de aarde, 'n laat
niet, wanneer de zaaiers slapen,
over nacht, des vijands knapen
  deren 't ingezaaide zaad!

Vogelnebben, hoenderteenen,
  wormen, onkruid, allertier:
hagelslag en dondersteenen,
grijmtauwe, ate en roest, medeenen,
  scha van water, scha van vier:

Al zoo waar als God, verrezen
  van de dood, is opgestaan,
moet het altemaal, nadezen,
krachtloos op dit kooren wezen,
  't geen de vijand heeft gedaan.

17/4/'95.