Gorter/Ik proefde de lauwe luchten
Uiterlijk
< Gorter
← Mijn liefste was dood | Verzen van Gorter (1890) door Herman Gorter | Voel je den nacht → |
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys. |
[ 41 ]
Ik proefde de lauwe luchten
en de geduchte, de verschrikklijk geduchte
maar stille heel kalme klanken —
zelf niet hollen ze, niet wanken.
en de geduchte, de verschrikklijk geduchte
maar stille heel kalme klanken —
zelf niet hollen ze, niet wanken.
En het lichten ook stil, van zelve,
en de doode nachten, de welven
die stil aan nederzegen
op mij zoo jong zoo stil neergelegen.
en de doode nachten, de welven
die stil aan nederzegen
op mij zoo jong zoo stil neergelegen.
O in me was het grijpen,
het nooit rijpen,
het willen, het brijzelend willen —
o en het rillen, het rillen
weg, vèr weg — maar het kalm leven
en stillen schijn geven,
het nooit rijpen,
het willen, het brijzelend willen —
o en het rillen, het rillen
weg, vèr weg — maar het kalm leven
en stillen schijn geven,
het lichten als van de dagen,
dagen als oogen zagen
dalen dalen als hallezalen,
van boven beschenen gelijkelijk
door het stil oogenblikkelijk.
dagen als oogen zagen
dalen dalen als hallezalen,
van boven beschenen gelijkelijk
door het stil oogenblikkelijk.