Hoofdportaal:Geschiedenis/Duitsland/Wezel
Geschiedenis van Wezel |
Bronnen bij de geschiedenis van de Duitse stad Wezel. |
Tijdperken; afzonderlijk[bewerken]
17e eeuw[bewerken]
- Arminianisme in Wezel
- Anoniem (19 mei 1620) ‘Hollandsche nieuwe Tijdinghen, te weten, hoemen in Hollandt de strenge Placcaten, die tegen de Arminianen ghemaeckt sijn, soeckt in ’t werck te stellen, ende te executeren, met hun het prediken te beletten, ende de Predikanten te vanghen’, alinea 6, [Nieuwe Tijdinghen], p. 3-8.
- Legerkamp van het Staatse Leger bij Wezel, 1620
- Anoniem ([augustus 1620]) Eygentlicke afbeeldinge van het Legher Ed. H. M. Heeren Staten ende sijn Princelijcke Exelentie, met alle ghelegentheydt van dien. Midtsgaders de Afbeeldinghe der Stadt Weesel, ende de om leggende plaetsen, daer hem onse partyen houden [nieuwsprent], Leyden: Niclaes Geelkerck.
- Anoniem (1620) Beschrivinge der 3 legers te weten pr. Mavri. marq. Spino. ende der vnierde vorst. [nieuwsprent], Amstelredam: Pieter vanden Keere.
- Anoniem (28 augustus 1620) ‘VVt VVesel den 24. Augustus. 1620’, Courante uyt Italien, Duytslandt, &c., [p. 2].
- Anoniem (18 september 1620) ‘VVt des Prince van Orang. Veltleger, den 16 Septem.’, alinea 2, 7 en 8, Courante uyt Italien, Duytslandt, &c., [p. 2].
- Anoniem ([20 september 1620]) ‘VVt het Velt-leger des Princen van Orangien teghenvvoordich by VVesel’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].
- Anoniem (10 oktober 1620) ‘VVt het Velt-leger des Princen van Orangien teghenvvoordich by VVesel’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].
- Schipbrug over de rivier de Lippe
- Anoniem (10 april 1621) ‘VVt VVesel den 5. April’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].
- Anoniem (10 april 1621) ‘De Gouverneur binnen Wesel, […]’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].
- Spinola laat soldaten verzamelen in Wezel, 1621
- Anoniem (12 mei 1621) ‘Den Hertoch van Nieuborch doet […] veel volcx aennemen […]’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].
- Anoniem (12 mei 1621) ‘Die van Wesel zijn met eenich krijchs-volck noch versterckt, […]’, [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [p. 2].