In en om Valkenburg (1890)/11
← Oud-Valkenburg | In en om Valkenburg (1890) door Heinrich Witte | Geulem → |
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill. |
RAVENSBOSCH.[1]
Men zou zich zeer vergissen, zoo men door dit woord alleen een bosch van dezen naam verstond. Wel moet de uitgestrekte streek, thans onder dezen naam bekend, weleer een aaneengeschakeld bosch geweest zijn, het jachtpark der voormalige Heeren van Valkenburg. Naar men meent te mogen aannemen was hier het Corvovallum der Romeinen; tegenwoordig is het meest vlak bouwland, terwijl zich nog een groot bosch tegen een der Westelijke berghellingen uitstrekt. Ook dit bosch bleef als Ravensbosch bekend, terwijl een klooster, op de kruin des bergs gebouwd, waarover straks nader, almede als het klooster "Ravenbosch" wordt aangeduid.
Deze hoog liggende streek biedt gelegenheid voor zeer aangename wandelingen, die men langer of korter kan maken, al naar tijd en gelegenheid dit medebrengen.
Wij beginnen met de langste.
[ 60 ]We wandelen den grooten weg naar Meerssen op tot aan het gehucht Strabeek, waar we aan de rechterzijde van den weg een wegwijzer zien, die naar Schimmert wijst. Daar slaan we rechts af, gaan na weinige schreden onder den spoorweg door, en komen nu op den breeden weg, op de kaart als de "Beekstraat" aangeduid [2]. De weg rijst zeer langzaam en is dus niet vermoeiend, maar zonnig, zoodat het gezicht op het uitgestrekte bosch, dat aan onze rechterzijde tegen den berg oprijst, wel wat op een Tantalus-gewaarwording gelijkt.
Links bouwlanden, zoover het oog reikt, zoodat de afwisseling aanvankelijk niet zeer groot kan genoemd worden.
Zoo wandelen we rechtuit op een groote bouwhoeve aan, "Holswick" genaamd, welke we omgaan, en bij den spoedig volgenden kruisweg rechts af houden. Een gemetselde put, ter rechterzijde van den weg, overtuigt ons dat we de goede richting hielden. 't Is de "Haasdaler put", een bron van zuiver water, die weleer het dorp Haasdal alleen van water voorzag.
Wij maakten deze wandeling in gezelschap van den Heer Loisel, Burgemeester van Valkenburg, eigenaar der hoeve, van het bosch, enz., en gingen achter de hoeve rechts af met dezen het Noordelijke gedeelte van het bosch in. Daar hier geen eigenlijke weg door het dichte en uitgestrekte bosch is (wel Zuidelijker, waarover straks), zou men spoedig, wilde men dit zonder goed vertrouwd geleide wagen, [ 61 ]daarover berouw gevoelen; want, daar het onmogelijk is in eene bepaalde richting door te gaan, moet men er spoedig in verdwalen. Wel is waar zou men, de beek niet overgaande en die steeds aan de rechterhand houdende, kunnen komen waar men wezen wilde, maar het is zeer twijfelachtig of dit door het dichte kreupelhout wel altijd mogelijk is. Die van zoeken houdt, kan 't probeeren! Niet onmogelijk, ja waarschijnlijk is het, dat de pachter der hoeve, tegen een kleine vergoeding, wel iemand zal meegeven, die den weg wijst dwars door het bosch, in de richting van het daarachter liggende klooster. Gelukt dit niet, dan zet men zijn wandeling naar het dorp Haasdal voort, dat men van de straks genoemde put af spoedig bereikt. Daar vrage men dan den weg naar het klooster, dat men echter spoedig, eenzaam als het staat, op de kruin van den berg, op eenigen afstand rechts van zich af ziet liggen.
Dit uitgestrekte gebouw—eigenlijk een reeks gebouwen—met de daaraangrenzende buitenplaats maakt boven op dien berg, overal door bouwlanden omgeven, een zeer eigenaardigen indruk. Het is tevens een opleidingsgesticht, waarin, naar men zegt, voornamelijk jongens uit Lotharingen opgevoed worden.
Langs den steeds vlakken weg wandelt men het klooster voorbij en spoedig daarna gaat men aanvankelijk langzaam bergafwaarts.
Waar de weg zich splitst kan men des verkiezende, en zoo men weer op den grooten rijksweg wil uitkomen, rechtsaf den Sittarder weg afgaan. Wij verkiezen echter den hollen weg, die vlak vóór ons ligt en gaan derhalve rechtuit.
Deze holle weg, de Stoepert geheeten, is op verscheidene punten, door zijn diepte en oneffenheid [ 62 ]recht schilderachtig, maar uit den aard der zaak niet altijd even gemakkelijk te begaan, wegens de zeer ongelijke wagensporen, terwijl de regen in het midden een diepe geul uitspoelde. Links ziet men de groote hoeve "Heihof" nog merkbaar hooger liggen.
We komen nu uit in hetzelfde dal, waarin ook de holle weg van "Heihof" uitmondt, passeeren na weinige minuten het station, en zijn dus weer zoo goed als thuis.
Deze wandeling, waarvoor men ongeveer twee en een half à drie uren kan stellen, munt wel is waar niet uit door vele riante vergezichten, maar ze biedt toch velerlei dat, vooral ter afwisseling, niet anders dan aangenaam kan zijn. Het best zal wezen, in het midden van den zomer althans, haar tegen den avond te ondernemen, evenals dit met alle wandelingen op de bergen het geval is. Op het midden van den dag is het er over 't algemeen wel wat zonnig.
Wil men zijn wandeling echter niet zoo ver uitstrekken, dan kan men, even vóór de bouwhoeve "Holswick" een tourniquet, rechts aan den weg door-, het weiland dwars over-, weer op een tourniquet af en ook dit doorgaan, waarna men op een karreweg komt, die in rechte richting dwars door het bosch bergopwaarts loopt.
Hier is dwalen onmogelijk.
Deze weg moge sommigen wat steil zijn, het is er frisch en aangenaam, en, staan er ook geen banken, gelegenheid om, uitrustende, de koelte van het bosch te genieten vindt men genoeg.
Het bosch verlaten hebbende komt men dan op de vlakte, waar een voetpad rechts, in schuine richting, ons door het uitgestrekte grasland op een karreweg brengt, de Boschstraat genaamd, juist [ 63 ]dáár, waar deze van een vlakken in een hollen weg overgaat.
Hier heeft men op verscheidene plaatsen heerlijke uitzichten dwars over het Geuldal, rechtuit op de Plenkert en op de brouwerij, zoodat men zich herhaaldelijk tot stilstaan genoopt voelt. Op een klein kwartiertje afstand van Valkenburg komt men nu weer op den grooten rijksweg uit.
Rekent men voor deze wandeling, waarop men het klooster ver ten Noorden laat liggen, anderhalf uur, dan behoeft men zich daarbij niet te overhaasten.
- ↑ Men leest afwisselend Ravenbosch en Ravensbosch. Hoewel mij aanvankelijk de eerste spelling aannemelijker scheen, volg ik toch de algemeene gewoonte, en dit te eer, daar ook Witkamp, in zijn Aardrijkskundig Woordenboek de s in dit woord behoudt.
- ↑ Denkelijk aldus genoemd naar een beekje dat er ter rechterzijde langs loopt, en dat allicht bij aanhoudenden regen een beek kan zijn.