In en om Valkenburg (1890)/8
← De Trichter Grub — Bellevue | In en om Valkenburg (1890) door Heinrich Witte | De Schaesberg — Schin op Geul → |
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill. |
GENHEEK EN HEIHOF.
We wandelen, in de richting van het station, het hôtel Vossen voorbij, gaan den spoorweg dwars over, en volgen den grooten rijksweg naar Heerlen, dat echter heel wat verder ligt dan ons tegenwoordig plan is.
Deze breede, fraaie weg loopt zeer langzaam op en vordert dus geen bijzondere inspaning.
Wanneer we echter na een poosje wandelens even omzien, komen we tot de overtuiging dat we zoo ongemerkt al vrij wat hooger kwamen, en staan we zeker een oogenblik stil, om met welgevallen onzen blik te laten weiden over het fraaie panorama dat zich voor ons uitstrekt.
"Een mooie weg" zegt de een, en de ander knikt even ten teeken van instemming. Intusschen, we zijn pas aan het begin, en hoe hooger we komen, des te breeder ontrolt zich dat panorama, zoodat wij het spoedig met elkaar eens zijn, dat deze weg—immers dit gedeelte ervan—gerustelijk onder de schoonsten van ons land gerekend kan worden.
Na een kwartier zien we, ter linkerzijde, een anderen breeden oploopenden rijksweg. Het is de weg naar Nuth, dien we ook kunnen volgen om aan [ 40 ]"Heihof" te komen, en waarmede we onze wandeling zelfs een heel eind zouden bekorten.
Daar het ons echter niet te doen is om zoo spoedig mogelijk weer thuis te zijn, blijven wij aanvankelijk rechtuit gaan, daar we de heerlijke vergezichten, die deze weg ons oplevert, zoolang mogelijk willen genieten.
We komen nu spoedig op een plaats, waar de weg wat afloopt. Letten we hier goed op paal 13, rechts van den weg, want van daar is zeker het gezicht over Valkenburg en de vallei en op de bergen aan de overzijde het fraaiste. Mocht de Vereeniging "het Geuldal" kunnen besluiten de bank daar wat te verplaatsen, en wel zoo, dat men het gezicht naar het Zuid-Westen, dus naar Valkenburg had, dan zal zeker menig wandelaar zich te meer genoopt gevoelen er eenige oogenblikken te verwijlen.
We gaan steeds verder, en bereiken nu spoedig het dorpje Genheek. Tegen een der eerste huizen zien we een kapel, en juist daartegenover, dus aan onze linkerzijde, een karreweg, daar waar de uitgestrekte buitenplaats van den heer Schoenmakers begint. Dien weg slaan we in.
Als we nu soms dachten dat we zoo langzamerhand reeds geheel boven gekomen waren, bemerken we heel spoedig dat daar nog wat aan ontbreekt, immers deze breede holle weg is steil genoeg, zoodat we het wat zachtjes aanleggen, om niet al te verhit boven te komen.
Willen we nu, juist als we het bergvlak bereikt hebben, een lief gezicht over het open gedeelte van de daareven genoemde buitenplaats, waar we steeds langs gingen, hebben, dan gaan we, daar [ 41 ]waar het bouwland begint, dit even in, waartoe we wel een wegje zullen vinden. 't Is wel een kort oponthoud waard.
We zetten nu onze wandeling langs den genoegzaam vlakken (aanvankelijk nog slechts flauw rijzenden) weg voort, slaan, wat verder gekomen, rechts om (links zouden we in een schuine richting terug gaan) en weinige schreden weder links om [1], en wandelen daarna, tusschen de bouwlanden door, rechtuit tot aan een viersprong, door een kleine kapel (een eenvoudig kruisje) aangeduid.
Bij dit punt gekomen, slaan we links om en snijden nu weldra den breeden weg naar Nuth, dien we straks gezien hebben.
De wandeling op dit hooge bergvlak (± 130 M. boven A.P.) is, tegen den avond, b.v. een uur voor zonsondergang, onuitsprekelijk aangenaam en verkwikkend, terwijl men, tot aan de kapel, ter linker zijde steeds een uitgestrekt vergezicht heeft.
Na den breeden rijweg dwars over gegaan te zijn, wandelen we nog een klein eindweegs rechtuit, om weldra een rijweg ter linkerzijde (tegenover een voetpad) in te slaan. Recht vóór ons uit liggen enkele huizen tusschen dichte geboomte verscholen; het is 't gehucht Klein Genhout.
Hier vormt onze weg een paar krommingen; we slaan vervolgens dien recht vóór ons weer in, zijn weldra weer op de vlakte, en zien nu de uitge[ 42 ]strekte bouwhoeve "Heihof" op een kleinen afstand recht vóór ons liggen.
We wandelen deze hoeve langs (de weg hier is eenigzins gebogen), en spoedig staan we weer een oogenblik stil, om het prachtige gezicht over het Geuldal op den tegenoverliggenden berg, waarop we hier duidelijk den grooten Maastrichtschen weg (over Berg) onderscheiden, te genieten.
Nú een weinig dalend, dán weer wat rijzend, volgen wij het duidelijk aangewezen spoor, dat ons ten laatste in een der meest romantische holle wegen van deze, daaraan overigens zoo rijke streek brengt.
Erg gemakkelijk valt deze weg juist niet, en als het pas geregend heeft zouden we hem niet durven aanraden. Bij fraai, droog weer verzuime men echter niet er kennis mede te maken.
Wij hebben hier niets verder bij te voegen om den lezer te doen begrijpen dat de indrukken op deze wandeling, waarmede, als men het op zijn gemak aanlegt, een kleine twee uren heen gaan, zeer afwisselend zijn: eerst de fraaien rijksweg, daarna de bergvlakte met het boomrijke gehucht Klein Genhout en eindelijk, "last not least", die holle, echte bandietenweg.
Weldra komen we beneden, vlak achter het station, terecht, en zijn nu, na weinige minuten weer op ons uitgangspunt teruggekeerd, om, mochten we dit verkiezen, in den netten tuin van het hôtel Vossen ons met een glas heerlijk Valkenburgs Pilzner te verkwikken.
- ↑ Alvorens den weg links af te gaan, kan men hier, een paar passen rechtuit gaande, aan een der ingangen komen van het bosch, behoorende bij de straks genoemde buitenplaats. Het schijnt dat de wandeling daarin geoorloofd is; zeker zal men er, wanneer men daar behoefte aan gevoelt, wel een poosje van de frissche lucht kunnen genieten.