Kieswet/Hoofdstuk J

Uit Wikisource
   Wet van 28 september 1989, houdende nieuwe bepalingen inzake het kiesrecht en de verkiezingen   

Afdeling I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk A. De Kiesraad
Afdeling II. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal, van provinciale staten en van de gemeenteraden
Hoofdstuk B. Het kiesrecht · Hoofdstuk C. De zittingsduur van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten en van de gemeenteraden · Hoofdstuk D. De registratie van de kiesgerechtigdheid · Hoofdstuk E. Kieskringen, stemdistricten en stembureaus · Hoofdstuk F. Het tijdstip van de kandidaatstelling · Hoofdstuk G. De registratie van de aanduiding van een politieke groepering · Hoofdstuk H. De inlevering van de kandidatenlijsten · Hoofdstuk I. Het onderzoek, de verbinding, de nummering en de openbaarmaking van de kandidatenlijsten · Hoofdstuk J. De stemming · Hoofdstuk K. Het stemmen in een stembureau naar keuze van de kiezer · Hoofdstuk L. Het stemmen bij volmacht · Hoofdstuk M. Het stemmen per brief · Hoofdstuk N. De stemopneming door het stembureau · Hoofdstuk O. De taak van het hoofdstembureau betreffende de vaststelling van de verkiezingsuitslag · Hoofdstuk P. De vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau
Afdeling III. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Hoofdstuk Q. Algemene bepalingen · Hoofdstuk R. De inlevering van de kandidatenlijsten · Hoofdstuk S. Het onderzoek, de verbinding, de nummering en de openbaarmaking van de kandidatenlijsten · Hoofdstuk T. De stemming en de stemopneming · Hoofdstuk U. De vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau
Afdeling IV. Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten en de gemeenteraad
Hoofdstuk V. Het begin van het lidmaatschap · Hoofdstuk W. De plaatsvervanging · Hoofdstuk X. Het einde van het lidmaatschap
Afdeling V. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement
Hoofdstuk Y. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement
Afdeling VI. Straf-, slot- en overgangsbepalingen
Hoofdstuk Z. Straf-, slot- en overgangsbepalingen · Tabel, bedoeld in artikel E 1, eerste lid, van de Kieswet

Hoofdstuk J. De stemming

§ 1. Algemene bepalingen[bewerken]

Artikel J 1

1. De stemming vindt plaats op de drieënveertigste dag na de kandidaatstelling.

2. De stemming vangt aan om zeven uur dertig en duurt tot eenentwintig uur.

Artikel J 2

De stemming geschiedt in elke kieskring over de kandidaten wier namen voorkomen op de voor die kieskring geldig verklaarde kandidatenlijsten.

Artikel J 3

Behoudens in de gevallen, genoemd in de hoofdstukken K, L en M, neemt de kiezer aan de stemming deel in de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.

Artikel J 4

1. Burgemeester en wethouders wijzen voor elk stemdistrict een geschikt stemlokaal aan. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld.

2. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat zoveel mogelijk stemlokalen zodanig zijn gelegen en ingericht, dat zij geschikt zijn voor kiezers met lichamelijke gebreken. De burgemeester brengt de adressen van deze stemlokalen ter openbare kennis onder vermelding van de mogelijkheid aldaar met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk K de stem uit te brengen.

3. Op verzoek van burgemeester en wethouders stellen de besturen van bijzondere scholen de daarvoor in aanmerking komende lokalen en het zich daarin bevindende materiaal voor de inrichting en het gebruik als stemlokaal beschikbaar, desgewenst tegen vergoeding van de daaruit voortvloeiende onkosten.

4. De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal en wijst zo nodig personen aan die het stembureau ten dienste worden gesteld.

Artikel J 5

De kiezer stemt in het stemlokaal van het voor hem aangewezen stemdistrict.

Artikel J 6

De gemeenteraad kan bepalen dat tegelijk met de stemming in het stemlokaal een andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemming plaatsvindt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met het oog op de combinatie van de stemmingen.

§ 2. De oproeping voor de stemming[bewerken]

Artikel J 7

Ten minste veertien dagen voor de stemming ontvangt elke kiezer die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd, een oproepingskaart. Bij ministeriële regeling wordt voor de oproepingskaart een model vastgesteld.

Artikel J 8

Aan de tot deelneming aan de stemming bevoegde kiezer wiens oproepingskaart in het ongerede is geraakt of die geen kaart heeft ontvangen, wordt op zijn aanvraag door of vanwege de burgemeester een nieuwe oproepingskaart uitgereikt, mits hij voldoende van zijn identiteit doet blijken. Ook het stembureau is tot die uitreiking bevoegd.

Artikel J 9

De burgemeester brengt de kandidatenlijsten ter kennis van de kiezers op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze.

Artikel J 10

Iedere werkgever is verplicht te zorgen dat iedere kiezer die bij hem in dienstbetrekking is, de gelegenheid krijgt zijn stem uit te brengen voor zover dit niet kan geschieden buiten de vastgestelde arbeidstijd en mits de kiezer daardoor niet meer dan twee uur verhinderd is zijn arbeid te verrichten.

§ 3. Het stembureau[bewerken]

Artikel J 11

1. De voorzitter en de leden van het stembureau, alsmede de personen die het stembureau ten dienste staan, kunnen, indien zij kiesgerechtigd zijn voor het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, naar keuze bij dit stembureau of bij het stembureau van het voor hen aangewezen stemdistrict aan de stemming deelnemen.

2. Indien zij behoren tot een ander stemdistrict, wordt van het uitbrengen van hun stem melding gemaakt in het proces-verbaal.

Artikel J 12

1. Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden van het stembureau aanwezig.

2. Het stembureau bepaalt wie als tweede en derde lid van het stembureau optreden.

3. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede lid en bij diens ontstentenis het derde lid als voorzitter op.

4. Bij ontstentenis van een lid treedt een door of vanwege burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsvervangend lid op.

5. Indien geen plaatsvervangend lid beschikbaar is, verzoekt de voorzitter een van de in het stemlokaal aanwezige kiezers die hij daartoe geschikt acht, als zodanig op te treden totdat dit wel het het geval is.

6. Van de wisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt in het proces-verbaal aantekening gehouden met opgave van de tijd van de vervanging.

Artikel J 13

Indien bij het nemen van een beslissing door het stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

Artikel J 14

De leden van het stembureau geven tijdens de uitoefening van hun functie geen blijk van hun politieke gezindheid.

§ 4. De inrichting van het stemlokaal[bewerken]

Artikel J 15

Het stemlokaal is zodanig ingericht dat het stemgeheim is gewaarborgd.

Artikel J 16

1. In het stemlokaal zijn geplaatst een tafel voor het stembureau, een stembus en een of meer stemhokjes.

2. De toegang tot de stemhokjes moet zichtbaar zijn voor het publiek.

3. In ieder stemhokje bevindt zich een handleiding voor de kiezer. Bij ministeriële regeling wordt voor de handleiding een model vastgesteld.

4. De tafel voor het stembureau is zo geplaatst dat de kiezers de verrichtingen van het stembureau kunnen gadeslaan.

Artikel J 17

1. Op de tafel voor het stembureau ligt een afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie, bevattende een genummerde opgave van de kiezers die in het stemdistrict bevoegd zijn aan de stemming deel te nemen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens deze opgave bevat.

2. Ieder stembureau beschikt over de wettelijke voorschriften die op de stemming betrekking hebben.

Artikel J 18

1. De stembus, vervaardigd volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften, staat bij de tafel, binnen het bereik van het lid van het stembureau dat belast is met de in artikel J 26, derde lid, bedoelde taak.

2. Tijdig voor de aanvang van de stemming sluit het stembureau de stembus, na zich ervan overtuigd te hebben dat zij leeg is.

Artikel J 19

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het stemlokaal.

§ 5. De stembiljetten[bewerken]

Artikel J 20

1. Op het bij de verkiezing te bezigen stembiljet zijn aan de ene zijde gedrukt de lijsten van kandidaten over wie de stemming moet geschieden, zoals deze ter kennis van de kiezers worden gebracht, en aan de andere zijde de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau. Aan de zijde waar de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau is gedrukt, kunnen voorts worden gedrukt de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt, alsmede een aanduiding van de kieskring.

2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.

Artikel J 21

1. De burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, draagt zorg dat de stembiljetten alsmede de formulieren voor de processen-verbaal voor alle tot de kieskring behorende gemeenten tijdig in gereedheid worden gebracht.

2. Hij zendt in één of meer verzegelde pakken aan de burgemeester van elke tot de kieskring behorende gemeente tijdig de benodigde stembiljetten en formulieren voor de procesen-verbaal. Op elk pak wordt het aantal zich daarin bevindende stembiljetten of formulieren vermeld.

3. De kosten van het vervaardigen en toezenden van de stembiljetten en de formulieren worden naar evenredigheid over de gemeenten verdeeld.

Artikel J 22

1. De burgemeester draagt zorg dat voor de aanvang van de stemming bij elk stembureau in zijn gemeente de benodigde stembiljetten en formulieren voor de processen-verbaal aanwezig zijn.

2. De stembiljetten worden aan het stembureau ter beschikking gesteld in één of meer verzegelde pakken, op elk waarvan het aantal zich daarin bevindende stembiljetten is vermeld.

Artikel J 23

Het stembureau opent tijdig voor de aanvang van de stemming de pakken met stembiljetten en stelt het aantal biljetten vast.

§ 6. Het uitbrengen van de stem[bewerken]

Artikel J 24

1. Tot de stemming wordt slechts toegelaten degene die bevoegd is aan de verkiezing deel te nemen, voor zover hij in het bezit is van de hem toegezonden of ingevolge artikel J 8 uitgereikte oproepingskaart, dan wel een kiezerspas of een volmachtbewijs.

2. De voorzitter van het stembureau kan, alvorens iemand tot de stemming toe te laten, verlangen dat hij van zijn identiteit doet blijken.

Artikel J 25

1. De kiezer overhandigt aan de voorzitter van het stembureau de oproepingskaart.

2. De voorzitter noemt duidelijk verstaanbaar het nummer waaronder de kiezer volgens de oproepingskaart in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie voorkomt.

3. Het tweede lid van het stembureau noemt de naam die in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie bij het door de voorzitter genoemde nummer is vermeld. De voorzitter controleert de naam aan de hand van de oproepingskaart.

4. Het tweede lid van het stembureau houdt, door in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie naast de naam van de kiezer zijn paraaf te plaatsen, aantekening dat deze zich heeft aangemeld.

5. Vervolgens overhandigt de voorzitter aan de kiezer een stembiljet.

6. De voorzitter houdt aantekening van het aantal uitgereikte stembiljetten.

Artikel J 26

1. De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

2. Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat daarmee naar het stembureau.

3. Het derde lid van het stembureau ziet erop toe, dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt.

Artikel J 27

1. Indien een kiezer zich bij de invulling van zijn stembiljet vergist, geeft hij dit aan de voorzitter terug. Deze verstrekt hem op zijn verzoek eenmaal een nieuw biljet.

2. De teruggegeven stembiljetten worden door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.

Artikel J 28

Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.

Artikel J 29

Indien een kiezer weigert het stembiljet in de bus te steken, houdt de voorzitter daarvan aantekening. Indien een stembiljet wordt teruggegeven, wordt dit door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.

Artikel J 30

Zodra de voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door de voorzitter aangekondigd en worden alleen de op dat ogenblik in het stemlokaal of bij de ingang daarvan aanwezige kiezers nog tot de stemming toegelaten.

Artikel J 31

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de gang van zaken bij de stemming.

§ 7. Het stemmen anders dan door middel van stembiljetten[bewerken]

Artikel J 32

Bij de daartoe door de raad of krachtens diens machtiging door burgemeester en wethouders aangewezen stembureaus kan op andere wijze dan door middel van stembiljetten worden gestemd. De bepalingen van deze wet die betrekking hebben op het gebruik van stembiljetten, blijven dan buiten toepassing.

Artikel J 33

1. Het stemmen anders dan door middel van stembiljetten vindt alleen plaats, indien daarbij overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde nadere regels een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde techniek wordt gebezigd.

2. Aan een techniek als vorenbedoeld wordt alleen dan goedkeuring verleend, indien deze tenminste aan de volgende eisen voldoet:

a. het geheime karakter van de stemming moet zijn gewaarborgd, ook indien de kiezer geen keuze wenst te maken;

b. de te bezigen apparatuur dient van degelijke makelij te zijn en moet door de kiezer op eenvoudige wijze en zonder gevaar voor storingen of onvolkomen werking kunnen worden bediend;

c. de kandidatenlijsten, het aan elke lijst toegekende nummer en de aanduiding van de politieke groepering, moeten op duidelijke wijze kunnen worden vermeld;

d. de kiezer moet zijn stem slechts éénmaal kunnen uitbrengen en moet de gelegenheid hebben een gemaakte vergissing te herstellen.

3. Aan de goedkeuring kunnen voorschriften worden verbonden.

4. Van de goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel J 34

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het stemmen anders dan door middel van stembiljetten. Deze regels worden zoveel mogelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze wet betreffende het stemmen door middel van stembiljetten.

2. Een wijziging van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

§ 8. De orde in het stemlokaal[bewerken]

Artikel J 35

1. Gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, zijn de kiezers bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd.

2. De in het stemlokaal aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen, indien de stemming niet overeenkomstig de wet geschiedt.

3. De bezwaren worden in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau vermeld.

Artikel J 36

In het stemlokaal worden geen activiteiten ontplooid die erop gericht zijn de kiezers in hun keuze te beïnvloeden.

Artikel J 37

De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. Hij kan daartoe de burgemeester om bijstand verzoeken.

Artikel J 38

1. Indien zich naar het oordeel van het stembureau omstandigheden voordoen in of bij het stemlokaal die de behoorlijke voortgang van de zitting onmogelijk maken, wordt dit door de voorzitter verklaard. De zitting wordt daarop geschorst. De voorzitter doet hiervan terstond mededeling aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting wordt hervat.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld.

§ 9. Waarnemers[bewerken]

Artikel J 39

1. Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan ter uitvoering van een verdrag of een internationale afspraak personen toelaten die als waarnemer getuige mogen zijn van het verloop van de verkiezingen.

2. Een waarnemer is bevoegd in het stemlokaal te vertoeven gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent waarneming bij de verkiezingen.