Kieswet/Hoofdstuk R
Hoofdstuk R. De inlevering van de kandidatenlijsten
Artikel R 1
1. Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de commissaris van de Koning of een door gedeputeerde staten aangewezen lid van dat college, van negen tot zeventien uur, kandidatenlijsten door persoonlijke overhandiging worden ingeleverd.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de leden van provinciale staten verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
Artikel R 2
Iedere kandidatenlijst wordt ondertekend door ten minste één lid van provinciale staten. Hetzelfde lid mag niet meer dan één lijst ondertekenen.
Artikel R 3
Op de lijst kunnen een gemachtigde en desgewenst diens plaatsvervangers worden aangewezen, bevoegd tot het verbinden van de lijst met andere lijsten tot een lijstencombinatie. Voorts worden op de lijst een of meer personen vermeld die bij verhindering van de inleveraar bevoegd zijn tot het herstel van verzuimen, bedoeld in artikel S 1, derde lid.
Artikel R 4
1. De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven.
2. Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste dertig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tweemaal het aantal zetels bedraagt, doch nimmer meer dan tachtig. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.
Artikel R 5
De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten die in eenzelfde provincie zijn ingeleverd.
Artikel R 6
De wijze waarop kandidaten op de lijst worden vermeld, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
Artikel R 7
1. De gemachtigde, bedoeld in artikel G 1, derde lid, onder d, onderscheidenlijk artikel Q 6, derde lid, in samenhang met artikel G 1, derde lid, onder d, kan aan degene die de kandidatenlijst inlevert de bevoegdheid verlenen boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals die door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.
2. Degene die de lijst inlevert, is bevoegd daarboven een aanduiding te plaatsen, gevormd door samenvoeging van door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer of van de Tweede Kamer geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Verklaringen van de gemachtigden waaruit deze bevoegdheid blijkt, worden bij de lijst overgelegd. Een aldus gevormde aanduiding mag niet meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen met betrekking tot het plaatsen van aanduidingen van politieke groeperingen boven kandidatenlijsten, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.
Artikel R 8
1. Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst.
2. Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.
3. Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting in de Eerste Kamer heeft, tevens een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een geldig legitimatiebewijs ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van instemming, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
5. Indien de kandidaat zich buiten Nederland bevindt, is de verklaring niet aan enig formulier gebonden.
Artikel R 9
1. De kandidaat wiens woonplaats buiten Nederland is gelegen, wijst in de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aan met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, moet in iedere verklaring dezelfde gemachtigde worden aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en derde lid, en W 2, eerste lid, onder e.
2. De kandidaat is bevoegd de overeenkomstig het eerste lid gegeven volmacht in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde.
Artikel R 9a
1. De in Nederland wonende kandidaat kan bij de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aanwijzen met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, wordt in iedere verklaring dezelfde gemachtigde aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder e .
2. Van de machtiging kan alleen gebruik worden gemaakt, indien dit gebruik ertoe strekt dat kandidaten van de gezamenlijke lijsten van de politieke groepering benoemd worden verklaard in de volgorde die voor de dag van de stemming door de politieke groepering is vastgesteld.
3. In geval van een benoeming voorafgaande aan de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan, kan van de machtiging geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan de helft van de kiesdeler.
4. De politieke groepering deelt de in het tweede lid bedoelde volgorde uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling mee aan het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de volgorde zo spoedig mogelijk in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.
5. Artikel R 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel R 10
1. Kandidatenlijsten, ingeleverd in verschillende provincies, waarop dezelfde kandidaten in gelijk aantal en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, vormen te zamen een stel gelijkluidende lijsten.
2. Kandidatenlijsten waarboven dezelfde aanduiding van een politieke groepering is geplaatst of waarvan de eerste kandidaat dezelfde is, vormen te zamen een lijstengroep. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.
Artikel R 11
1. De commissaris van de Koning of het door gedeputeerde staten daartoe aangewezen lid van dat college stelt een bewijs van ontvangst ter hand aan degene die de lijst inlevert en doet de bij hem ingeleverde lijsten onverwijld ter provinciale griffie voor een ieder ter inzage leggen.
2. Op de tweede dag na de kandidaatstelling doet de commissaris van de Koning de lijsten in een pak, verzegelt dit en plaatst op de buitenzijde daarvan een verklaring dat het de ingeleverde kandidatenlijsten bevat. In de verklaring, die door hem wordt ondertekend, wordt het aantal lijsten vermeld.
3. Het pak wordt na de verzegeling onverwijld overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.