Kieswet/Hoofdstuk T
Hoofdstuk T. De stemming en de stemopneming
Artikel T 1
De stemming vindt plaats op de vierendertigste dag na de kandidaatstelling.
Artikel T 2
1. Op het bij de verkiezing te bezigen stembiljet zijn aan de ene zijde gedrukt de lijsten van kandidaten over wie de stemming moet geschieden, en aan de andere zijde de naam van de provincie en de handtekening van de voorzitter van de staten.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
3. De voorzitter draagt zorg dat het benodigde aantal stembiljetten vóór de aanvang van de stemming in de vergadering aanwezig is.
Artikel T 3
De voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem als voorzitter het stembureau vormen.
Artikel T 4
1. Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.
2. Aan een statenlid wordt op zijn verzoek toegestaan bij volmacht te stemmen. Het lid dat van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, doet daarvan voor de aanvang van de zitting van de staten waarin de stemming zal worden gehouden, schriftelijk aan de voorzitter mededeling, onder aanwijzing van een lid van de staten dat bereid is als gemachtigde op te treden. Een statenlid mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen. Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld.
Artikel T 5
Na het uitbrengen van zijn stem levert het statenlid het stembiljet dichtgevouwen bij de voorzitter in.
Artikel T 6
1. De voorzitter deelt mee hoeveel stembiljetten zijn ingeleverd.
2. De stemming is nietig, indien dit aantal groter is dan het aantal in de vergadering aanwezige leden, vermeerderd met het aantal aanwezige leden die als gemachtigde aan de stemming mogen deelnemen.
3. In dit geval vernietigt de voorzitter de ingeleverde stembiljetten en heeft een nieuwe stemming plaats.
Artikel T 7
1. De voorzitter opent de stembiljetten.
2. Vervolgens deelt hij ten aanzien van elk stembiljet mee voor welke lijst en welke kandidaat het geldt.
3. Nadat een van de leden van het stembureau het stembiljet heeft nagezien, houden de beide andere leden aantekening van iedere uitgebrachte stem.
Artikel T 8
1. Ongeldig zijn andere stembiljetten dan die welke volgens het bepaalde bij of krachtens deze wet mogen worden gebruikt.
2. Voorts zijn ongeldig de stembiljetten waarop het statenlid niet door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat het lid zijn stem uitbrengt of waarop bijvoegingen zijn geplaatst waardoor het statenlid kan worden geïdentificeerd.
Artikel T 9
In geval van twijfel over de geldigheid van een stembiljet beslist de vergadering. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter.
Artikel T 10
1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter ten aanzien van iedere lijst bekend, zowel het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen, dat stemcijfer wordt genoemd.
2. Vervolgens worden de ongeldig verklaarde stembiljetten in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld:
a. de naam van de provincie;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat;
3. Daarop worden de geldige stembiljetten, lijstgewijs gerangschikt, in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld;
a. de naam van de provincie;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.
Artikel T 11
1. Nadat alle werkzaamheden, in artikel T 10 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming.
2. Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en alle leden van het stembureau getekend.
3. Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel T 10, onverwijld na afloop van de stemming overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.
4. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.