Staatsregeling van Aruba/Derde hoofdstuk

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
[ 8 ]
 

Hoofdstuk III: Staten


Artikel III.1

 De Staten vertegenwoordigen het gehele Arubaanse volk.

Artikel III.2

 De Staten bestaan uit 21 leden.

Artikel III.3

 1. De zittingsduur van de Staten is vier jaren.

 2. Het zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van september met een uiteenzetting, door of namens de Gouverneur, van het door de regering te voeren beleid in een daartoe belegde vergadering van de Staten.

Artikel III.4

 1. De leden van de Staten worden gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de landsverordening te stellen grenzen.

 2. De verkiezingen zijn vrij en worden gehouden bij geheime stemming.

Artikel III.5

 1. De leden van de Staten worden rechtsreeks gekozen door de ingezetenen van Aruba, die Nederlander zijn en de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

 2. Van het kiesrecht is uitgesloten:

a. hij die wegens het begaan van een daartoe bij de landsverordening aangewezen delict bij onherroepelijk rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht;
b. hij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten.

Artikel III.6

 1. Om lid van de Staten te kunnen zijn is vereist, dat men ingezetene van Aruba en Nederlander is, de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

 2. Een lid van de Staten kan te allen tijde zijn ontslag nemen door middel van een schriftelijke mededeling aan de regering.

 3. Het lidmaatschap der Staten vervalt in ieder geval door een verblijf buiten het land van langer dan acht maanden.

Artikel III.7

 1. De leden van de Staten kunnen niet tegelijk zijn:

a. Gouverneur;

b. vervanger van de Gouverneur;

c. lid van de Raad van Advies;

d. lid van de Algemene Rekenkamer; [ 9 ]

e. minister;

f. Gevolmachtigde Minister;

g. actief dienend ambtenaar;

h. lid van de rechterlijke macht;

i. procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

 2. De landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen bepalen, dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten kunnen worden uitgeoefend.

 3. De Staten kunnen een zodanige ontwerp-landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanige ontwerplandsverordening dan met twee derden der uitgebrachte stemmen.

Artikel III.8

 1. Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de leden van de Staten. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd lid van de Staten zijn.

 2. Wanneer personen die verkeren in een der gevallen, bedoeld in het eerste lid, tegelijkertijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij die de meeste stemmen verkreeg, en bij gelijk aantal stemmen de oudste. Indien in laatstbedoeld geval ook de leeftijden gelijk zijn, beslist het lot.

 3. Hij die na zin verkiezing komt te verkeren in het geval, bedoeld in de tweede zin van het eerste lid, kan op die grond niet verplicht worden af te treden voor de afloop van zijn tijd van zitting.

Artikel III.9

 De Staten onderzoeken de geloofsbrieven van hun nieuwbenoemde leden en beslissen met inachtneming van bij landsverordening te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel III.10

 1. Alles wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij landsverordening geregeld.

 2. Bij landsverordening worden regels gesteld ter bevordering van een evenwichtige en verantwoord verkiezingsverloop.

Artikel III.11

De leden der Staten leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot lid der Staten, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat

ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk. Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk; dat ik de Staatsregeling van Aruba steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Aruba naar mijn vermogen zal voorstaan. Zo waarlijk

helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik)!"
[ 10 ]

Artikel III.12

 1. Op een voor ieder afzonderlijk door de Staten in te dienen voordracht van twee leden worden bij landsbesluit de voorzitter en de ondervoorzitter van de Staten benoemd.

 2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaatsgevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid der nieuwe Staten, dat onder de leden die het langst zitting hebben gehad in het college, het oudste lid is in jaren. Als ook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

 3. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze kan niet tevens lid van de Staten zijn.

 4. Aan de griffier wordt het vereiste aantal ambtenaren in de nodige rangen toegevoegd. Zij kunnen niet tevens lid van de Staten zijn.

Artikel III.13

 De bezoldiging, het pensioen, alsmede overige geldelijke voorzieningen van de leden van de Staten worden bij landsverordening geregeld. De Staten kunnen een ontwerp-landsverordening ter zake alleen goedkeuren met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel III.14

 1. De Staten kunnen bij landsbesluit worden ontbonden.

 2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden Staten en tot het samenkomen van de nieuw gekozen Staten binnen drie maanden.

 3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.

Artikel III.15

1. De Staten vergaderen in het openbaar.

2. a. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het nodig keurt of vier leden het vorderen.
b. De vergadering kan vervolgens niet dan met twee derden der uitgebrachte stemmen besluiten, dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

Sjabloon:Artikel III.16

 1. De Staten mogen niet beraadslagen noch besluiten, zo niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.

 2. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

 3. De leden stemmen zonder last.

 4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer een lid dit verlangt.


Artikel III.17

 Elk lid van de Staten heeft het recht vragen te stellen aan de ministers en de staatssecretaris. De ministers en de staatssecretaris beantwoorden deze vragen binnen redelijke termijn, voor zover het be[ 11 ]antwoorden daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

Artikel III.18

 1. De ministers hebben toegang tot de vergaderingen en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

 2. Zij kunnen door de Staten worden uitgenodigd om ter vergadering tegenwoordig te zijn ten einde de verlangde inlichtingen te geven, voor zover het geven daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

 3. Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.

Artikel III.19

 De Staten hebben het recht van onderzoek, te regelen bij landsverordening.

Artikel III.20

 De leden van de Staten, de ministers en ander personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel III.21

 De Staten stellen het reglement van orde voor hun vergaderingen vast. Het wordt openbaar gemaakt op de voor landsverordeningen voorgeschreven wijze.

Artikel III.22

 De Staten zijn bevoegd de belangen van Aruba voor te staan bij de regering van het Koninkrijk en bij de Staten-Generaal.

Artikel III.23

 De Staten onderzoeken de aan hen gerichte verzoekschriften.