De Lotgevallen van Tom Sawyer/Hoofdstuk XXXV
Hoofdstuk XXXV.[bewerken]
Zodra de weduwe weg was, zei Huck: “Tom, wij kunnen, als wij een touw hebben, ons naar beneden laten zakken. Het raam is niet hoog boven de grond.”
“Waarom zouden wij dat doen?”
“Och, ik ben aan zo’n troep mensen niet gewend. Ik kan het niet uitstaan. Ik ga niet naar binnen, Tom.”
“Och, onzin! ’t Is niets. Ik geef er niet om en ik zal wel voor je praten.”
Daar kwam Sid binnen.
“Tom,” zeide hij, “tante heeft de hele middag op je zitten wachten. Marie had je zondagse kleren klaargelegd en iedereen heeft zich boos over je gemaakt. Zeg, is dat geen vet en klei dat er op je broek zit?”
“Nu, mijnheer Sidje, bemoei je met je eigen zaken. Waarvoor dient al dat lawaai daar binnen?”
”’t Is een van de partijen, die de weduwe zo dikwijls geeft. Deze keer is het voor de boswachter en zijn zoons, omdat zij haar verleden week uit de nood gered hebben. En zeg, ik zal je iets zeggen, als je het weten wilt.”
“Wat dan?”
“Wel, de oude Jones zal vanavond hier aan de mensen een geheim vertellen; maar ik heb alles afgeluisterd, toen hij het vandaag aan tante kwam zeggen, en ik geloof dat het nu geen geheim meer is. Iedereen weet het, de weduwe ook, al doet ze net alsof zij het niet weet. Verbeeld je, Jones had beloofd dat Huck hier zou wezen; want hij kon het grote geheim niet aan de dag brengen zonder Huck, weet je?”
“Het geheim? Welk geheim, Sid?”
“Och, dat Huck de dieven bij de weduwe ontdekt heeft. Ik geloof dat Jones zich heel wat voorstelt van de verrassing, maar zij zal in ’t water vallen.”
Sid wreef zich tevreden in de handen.
“Sid, heb jij het verklapt?”
“Dat doet er niet toe. Iemand heeft het gedaan, dat is genoeg.”
“Sid, er is maar één persoon in de hele stad gemeen genoeg om dat te doen, en dat ben jij. Als je in Hucks plaats geweest was, zou je als een slang de heuvel afgekropen zijn en nooit iets van de dieven verteld hebben. Jij kunt niet anders dan gemene dingen doen en jij kunt niet aanzien, dat er een ander geprezen wordt, omdat hij goed heeft gedaan. Daar, je hoeft er niet voor te bedanken, zoals de weduwe zegt.” En Tom gaf Sid een klap om zijn oren en schopte hem de deur uit, “Kom, ga het nu aan tantetje vertellen en morgen zul je er van lusten.”
Niet lang hierna zaten al de gasten der weduwe aan tafel en een dozijn kinderen werden, naar de gewoonte van dat land en die tijd, aan kleine tafeltjes, in dezelfde kamer opeengehoopt. Op een gepast ogenblik hield de heer Jones een kleine toespraak, waarin hij de weduwe zijn dank betuigde voor de eer die zij hem en zijn zonen bewees; maar er was, zei hij, een ander persoon wiens nederigheid, enz. enz. Hij bracht het geheim van Hucks aandeel aan het vraagstuk op de treffendste wijze en met de schoonste dramatische wendingen, die hij in zijn macht had, voor de dag; doch de verrassing, die deze ontdekking veroorzaakte, was enigszins gehuicheld, en het gejuich was niet zo groot als het onder gelukkiger omstandigheden geweest zou zijn. Toch deed de weduwe haar best om een verrast gezicht te zetten en stapelde zoveel complimenten en zoveel dankbaarheid op Hucks hoofd, dat de knaap de bijna ondraaglijke last van zijn nieuwe kleren haast vergat, door het onuitstaanbaar lijden van als een mikpunt voor ieders blikken en ieders loftuigingen gebruikt te worden. De weduwe zei, dat zij Huck een thuis zou geven onder haar dak en voor zijn opvoeding zou zorgen; en dat, als zij er het geld voor had, zij hem een eerlijk beroep zou laten leren.
Nu kwam de gelegenheid voor Tom en hij zei:
“Huck heeft het niet nodig. Huck is rijk!”
Kiesheid alleen deed de lach terughouden, die deze grappige uitval onwillekeurig uitlokte. Men zweeg en er ontstond een onaangename stilte, die door Tom verbroken werd.
“Huck heeft geld genoeg. Je kunt het het geloven of niet, maar hij heeft bergen geld! O, je hoeft niet te lachen; ik kan het jullie laten zien. Wacht maar een minuut.” Dit zeggende liep hij de deur uit.
De gasten zagen elkander verbijsterd en nieuwsgierig aan en keken daarna naar Huck, die geen woord sprak.
“Sid, wat scheelt Tom?” zei tante Polly. “Hij.... Wel, er is met die jongen niets aan te vangen. Ik heb nooit.... ”
Tom kwam binnen, gebogen onder de last van zijn zakken, en tante Polly eindigde haar volzin niet. Tom wierp de massa gele geldstukken op tafel en zei:
“Daar, wat heb ik gezegd? Het geld is van ons beiden; Huck de helft en ik de helft.”
Dit toneel deed iedereen de adem inhouden. Allen keken; niemand sprak. Toen volgde er een eenstemmig geroep om een verklaring van het geval. Tom zei, dat hij die geven kon, en dat deed hij. Het verhaal was lang, maar hoogst belangrijk, en de vergaderde menigte was sprakeloos van verbazing. Toen de knaap aan het einde was gekomen, zei de boswachter:
“Ik dacht, dat ik voor deze gelegenheid de gasten een kleine verrassing had bereid, maar zij is, hierbij vergeleken, niets waard. Deze doet de mijne, ik moet het eerlijk bekennen, geheel in het niet zinken.”
Het geld werd geteld. De som bedroeg meer dan twaalfduizend dollars. Het was meer dan een der aanwezigen ooit bijeen had gezien, ofschoon verscheidenen der hier vergaderde personen meer waard waren dan geheel de gevonden schat.
![]() |
---|
Deze bron (De Lotgevallen van Tom Sawyer/Hoofdstuk XXXV) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.
Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein. |