De strijd om het Koperen dingetje

Uit Wikisource
De strijd om het Koperen dingetje in Het Sportblad, jaargang 13, nr 18, 5 mei 1905 (1905) door Doe Hans

Verslag van de eerste officiële interland van het Nederlands voetbalelftal, België-Nederland in het Beerschotstadion in Antwerpen op 30 april 1905.
 
Andere verslagen staan hier (De Telegraaf) en hier (Algemeen Handelsblad).
[ 8 ]

De strijd om het Koperen dingetje.
Holland tegen België in Antwerpen.···
We hebben het!!!

Het koperen vod is ons!

Zondagmiddag om kwart over vijven droegen Boomsma en Lotsy het zegevierend naar het clublokaal van onze Hollandsche jongens, waar 't met jublend gejuich werd ontvangen.

Het koperen vod is ons!

Viermaal hebben de Belgen hun Noordelijke broeders geslagen; viermaal is Kees van Hasselt, de kranige organisator van dezen vermaarden strijd, in weening en knersing der tanden uit de Schelde-stad teruggetrokken; viermaal zijn de Hollandsche voetbal-argonauten, die togen naar den vreemde om te veroveren het gulden vlies, genekt teruggekeerd, maar nu, maar nù: het koperen vod is ons ...

Het was dan ook een prachtige combinatie, die tegenover de Belgen stond; een combinatie, die er wezen mocht en die getoond heeft een spel van zéér superieure kwaliteit. En laat ik het voorop zetten in m'n verslag, zoodat ieder het al dadelijk leest, dat onze linksbuiten, de Vos, die tegen de Caledonians een parodie op een eerste-klas-speler was, zich heeft gerehabiteerd. Zelfs het beste paard struikelt wel eens en zooals onze bruine D.F.C.er Zondag speelde, kalm, degelijk, sympathiek, verdient hij z'n plaats in het eere-elftal ten volle. Hij hunkerde naar den strijd, om z'n goeden naam te herstellen en was al vroeg aan 't Rotterdamsche station, waar zich een gezellig clubje supporters bijeen-verzamelde, om te wachten op den Haagschen trein, die andere spelers bracht. Er was al geestdrift vroeg in den morgen.

De gereserveerde waggons waren spoedig gevuld en in zeer opgewekte stemming ging het naar Antwerpen. In Dordt werd het gezelschap vermeerderd, in Rozendaal kwamen Boomsma, de Neve, Lutjens en Stom het elftal vervolledigen, om niet te zeggen vervolkomenen, en in Esschen werd 'n verbazend leuk half uurtje doorgebracht en 'n zeldzame kiek genomen van de Hollanders, die zeker opgang maken zal. We waren de douanen te slim af, dansten een cake-walk in de wachtkamer, kochten verbazend-groote cakes en toen de trein in Antwerpen arriveerde, glinsterde de strijdlust van verre onze Belgische vrienden tegen. Voets was natuurlijk aanwezig om den Hollanders het eerste welkom toe te roepen. Voets is de ge-incarneerde populariteit; Voets is 'n leuke vent; Voets is 'n fideele jongen, en toen we 'm ontwaarden in z'n jas à la Koen Verduin vlogen we als razenden op 'm los. Wat we 's ochtends in Antwerpen hebben gedaan, behoort niet binnen de grenzen van dit verslag te worden vermeld, maar toen de Vlaamsche koetsiers ons voor den ingang van het Beerschot-terrein brachten, was onze dag al welbesteed geweest. Iemand die, zooals ik, nog nooit daar geweest is, voelt het water in z'n mond komen, als-ie z'n blikken slaat op het Beerschot-veld. O, veel-geprezen Wassenaar, waar H.V.V.-geslachten zijn opgegroeid en verstorven; o, dierbaar kolengruis, waar ééns m'n wieg op stond, m'n voetbal-wieg, wel te verstaan; o, Klarenbeek; o, Hollandsche velden-in-éénen-adem, wat prijzen wij u mooi? Waar is uw park, met slingerpaden en banken, zooals hier? Waar zijn uw oefen-velden? Uw tennis-banen? Waar uw tribunes, uw romantisch-rotssteenen clubhuizen? Waar, waar?

Op het Beerschot-veld is alles. In dat voetbal-Luilekkerland mankeeren slechts zachtruischende beekjes, sprankelende watervallen met zilveren forellen, Italiaansche meisjes in sierlijke gondels...

Zonder overdrijving: het is 'n pracht-veld. Zoo glad als 'n billard, vast als asphalt. De Kalverstraat is er niets bij. Alleen schijnt me voor onze Hollandsche spelers de breedte een bezwaar. Er stond 'n flinke storm en regenluchten hingen dreigend boven de landen, toen 't uur van aanvang sloeg. De tribune was prop-vol; ook langs de grenzen stond veel publiek, maar toch minder dan bij ons voor 'n zoo belangrijken strijd. Onze jongens kwamen [ 9 ]het eerst op 't veld, met daverend applaus door de Belgen begroet. Zóó waren de elftallen:

België: Thornton (doel), Andrieu en Poelman (achter); Fasson, Grumeau en van Hoorden (midden); Robijn, Destrebecq, van der Stappen, Brandsterst en van der Stappen (voor).

Holland: Beeuwkes (doel); Stom en Stol (achter); Kessler, Kamperdijk en de Korver (midden); Boomsma, Lotsy, de Neve, Lutjens en de Vos (voor).

Scheidsrechter: Koning.

Grensrechters: De Borman en Willing.

De elftallen spelen in de nationale kleuren. Van der Hoorden wint tegen Kessler de toss en de Belgen spelen eerst met wind mede, wat niet belet, dat de eerste aanval voor ons is, een directe, vlugge overrompeling van den rechter vleugel met Boomsma als opbrenger. In laatste instantie is Thornton de redder en de tegenstanders antwoorden dadelijk met een contra-aanval, die echter evenmin resultaat heeft. Reeds direct is alles in volle actie. Van de tribune gaat 'n daverend geestdrift-geschal op, als Robijn den bal meeneemt, mooi overzet naar Van der Stappen, die in keurige positie staat, maar Stom vliegt er als 'n furie tusschen en onder luid gejuich van de Hollanders is 't gevaar afgewend. Het was 'n prachtig stukje spel, en m'n Belgische collega-verslaggever naast me staat blijkbaar óók in bewondering. Ik ga naar 'm toe.

"Dat 's Stom", zeg ik.

Hij kijkt me verbaasd aan.

"Dat 's niet stom", zegt-ie...

"Dat 's wel Stom" zeg ik...

De man wordt kwaad.

"Maar wáárom is dat dan stom", vraagt-ie.

"Omdat z'n vader Stom was", zeg ik...

M'n collega die er niets van begreep, gaat heen, maar 'n poosje later komt-ie lachend terug en zegt:

"U hadt gelijk, 't was Stom"...

Ondertusschen was 't gevecht natuurlijk voortgezet. Als 'k weer opzie, valt België goed aan, maar de Neve en Lutjens, de inséparabeltjes van Velocitas, nemen den bal af en vliegen er van door. Deze beide spelers met hun keurige taktiek om, achter den vijandelijken midden-speler om samenspelend, op het doel los te stormen, zijn overweldigend goed.

Een mooi schot van Eddy wordt door Thornton gehouden. Zeven minuten na 't begin zet Kamperdijk den bal voor 't doel, Lutjens, die beslist buitenspel staat, schiet keihard in't net, maar 't punt wordt natuurlijk ongeldig verklaard. Als er 'n minuut of tien gespeeld is, zijn alle Hollandsche harten vrijwel gerust. Het elftal toch vertoont prachtig, stevig spel, combineert uitnemend, de vleugels brengen herhaaldelijk goed op, en het overwicht is dan ook beslist. Manager van Hasselt strijkt z'n hand over z'n buik en werpt zalige blikken naar de tribune, waar 't koperen dingetje staat. Dan ziet-ie 't veld weer in. Kamperdijk wordt gepasseerd, Fasson brengt den bal op, maar 'n keurige kei van Stol zuivert het veld. Dan is de beurt aan de Vos, die een mooie ren onderneemt, op 'n goed oogenblik goed overzet, maar Poelman ontfutselt Lotsy den bal. De Belgen komen keer op keer mooi opzetten.

Hun loopen is zeer vlug, hun samenspel wat talmend, maar toch zuiver. De middenlinie der Hollanders is echter enorm. Kamperdijk, de Korver en Kessler laten mooi doordacht, stevig spel zien. De linkerwing der Belgen wordt door den Spartaanschen Bok geheel beheerscht, en breken de vreemdelingen door, dan is in de achterhoede Stom de man, om op te treden. Beeuwkes is totaal op nonactiviteit, want de cadet vertoont een enorm, weergaloos spel. Alles heeft-ie, zoo niet met z'n voeten, dan met z'n hoofd. De Belgen aan den kant zijn vol bewondering.

Daar gaat het weer. Hup-hup, tik-tik, zeggen Lutjens en De Neve. Grumeau wil er tusschen rennen, wèg. Lotsy geeft over aan Boomsma; deze passeert Andrieu, zet voor en 'n harde kanjer van Dirk van D.F.C. wordt door Thornton keurig gestopt. De Leopoldsche doelverdediger is in zeer goeden vorm en staat altijd op de plaats, waar de bal komt.

Dan moet Beeuwkes eenmaal optreden; met weidsch gebaar van beide handen slaat de koning van ons doel den bal terug, de Korver krijgt 'm, en in één van z'n bekende, hartstochtelijke rennen vliegt de Rotterdammer vooruit, geeft over aan de Neve, die "genomen" wordt. Een kanjer uit den vrjjen schop heeft bij Thornton geen kans. Poelman staat herhaaldelijk z'n man, maar als Lotsy een prachtkans heeft gemist, gaat van der Stappen er van door. Bok wordt gepasseerd, de Belgen hebben vrij veld, de bal wordt op een meter hoogte ongeveer aan Destrebecq gegeven, die gereed staat om te kogelen, als Stom toe komt vliegen en net vóór den verbaasden buik, o neen, voor de buik van den verbaasden Belg den bal weg-kopt, meeneemt, naar Boomsma overzet, die 'n ren onderneemt, goed schiet, maar Thornton is er weer en 'n hoekschop is 't gevolg, de Vos neemt 'm, zonder succes, want Poelmans redt zeer mooi. Hoewel onze landgenooten zeer beslist de meerderen zijn, kan de bal het net maar niet vinden. Lutjens, die met de Neve prachtig speelt, schiet niet bijzonder goed, Lotsy evenmin, en Thornton houdt de rest eruit. Met 0—0 komt rust.

Na de rust.

De eerste oogenblikken zijn voor de Belgen, wier rechterwing, hoewel overigens uitnemend door Kessler in bedwang gehouden, er van door gaat. Een schot doet den bal even naast het doel vliegen. De Hollanders hernemen hun overwicht, maar een herhaaldelijk buitenspel staan doet alle kansen verdwijnen. Het publiek is zeer geestdriftig, maar eerlijk en billijk in z'n applaus, het ziet, dat onze spelers de overhand hebben en het juicht hun kranig spel gul toe.

Als Kamperdijk, die, evenals De Korver, niettegenstaande hun Praagsche reis, enorm spel vertoonde en soms de geheele breede linie beheerschte, den bal voor het doel zet, is het weer Lutjens, die onhoudbaar doelpunt, maar het buitenspel-spook was dáár om ook dit succes te reduceeren. Steeds sterker worden de onzen. De Belgische verdediging echter houdt stand. [ 10 ]

Een schot van z'n eigen achterspeler wordt door Thornton bewonderenswaardig uit het doel geschopt. Een bal uit 'n hoekschop zal er invliegen, maar de keeper waakt. Boomsma, die keer op keer voorzet, wordt ook keer op keer "genomen" door den unfair-spelenden van Hoorden, die tenslotte een waarschuwing krijgt, onder luide goedkeuring van 't publiek.

Er is van deze tweede helft weinig te vertellen. Het is een absoluut sterker zijn der Hollanders, die hard werken om het net te vinden, maar zonder resultaat. Bok zal het probeeren, en gaat met Boomsma de geduchte rechterwing der Spartanen vormen. Dan zal Kessler weer naar voren gaan, om te scoren. Eindelijk komt er wat. Lutjens schiet keihard, Thornton stopt onvoldoende, en de Neve schiet vliegenvlug toe om onder daverend gejubel van de Hollandsche supporters te doelpunten. Nu is er gewonnen, denken we. Nog tien minuten, en die zullen wel goed afloopen.

Maar we denken verkeerd. Onder stijgend gejuich zetten de Belgen op, passeeren de middenlinie, komen bij Stom, die terugspeelt op Beeuwkes. De D.F.C.er loopt uit, maar op schier onverklaarbare wijze is Stoms voet gereed om den bal 'n duw te geven en met 'n trekschuitvaartje huppelt de bal door het leege doel.

Geestdrift bij de Belgen, algemeene verslagenheid bij de Hollanders. Kees v. Hasselt verbleekt, Bill Dijxhoorn zegt 'n leelijk woord, maar we herademen weer als de Korver een pracht-ren onderneemt, alles voorbij, z'n lichaam met alle uiterste inspanning vooruit gooiend, tot de bal even naast vliegt.

"Eddy, Eddy", smeeken we. En de stoere Velocitaan zit er geweldig op. Boomsma geeft nog 'n mooi, hard schot; Beeuwkes loopt gevaarlijk uit, en met 1—1 komt het eind.

Wat nu?

Er wordt besloten een half uur te laten doorspelen. Is het dan nog niet tot 'n beslissing gekomen, dan zal de overwinnaar in den op 14 Mei te Rotterdam te spelen wedstrijd beide "dingetjes", het koperen en het zilveren, ontvangen.

Onder merkbare spanning wordt weer begonnen. De Hollanders hebben den wind in den rug en slaan een positieve belegering om het doel der vijanden, dat echter niet kan doorboord worden. Onze voorhoede, maar meer nog onze middenlinie werkt enorm. Een vrije schop, even buiten de strafschoplijn, wordt door de Neve er over gekogeld. Dan gaat Robijn er van door, onze mannetjes zijn te ver opgedrongen, en we staan doodsangsten uit, maar de energieke Stom is er weer bij, om den bal aan z'n voorhoede te geven. Het is in deze periode vooral, dat Kamperdijk enorm werkte, met een prachtig overwegen en 'n taaiheid, die bewondering afdwingen. Eilaci, het kwartier is om, en nog altijd niet gescoord. Nu krijgen onze jongens den wind tegen. De toestand is donker. Wij, supporters, staan zwijgend aan 't lijntje, maar Bill Dijxhoorn neemt 'n kloek besluit.

"Allemaal bij mekaar", zegt-ie. De over 't veld verspreide Hollanders worden bijeengeblazen, nestelen zich dicht bij 't vijandelijk doel en hebben 't heilige voornemen, om met een soort Indiaansch krijgsgeschreeuw hun spelers den moed te schenken, die zoo hoog noodig is. Daar gaan ze met den bal. En wij gillen onze geestdrifkreten de lucht in, dadelijk beantwoord door een joelend gejuich van de tribune, als Destrebecq de middenlinie passeert, over geeft aan van der Stappen. Maar dan komt 't sensationeele, dan daagt het in den Oosten: onze oud-Hollandsche voetbal reputatie zal zich herstellen.

Houd moed, Kees, je hoeft niet zonder het koperen dingetje naar je vrouw in de Mathenesserlaan terug...

Bok heeft den bal. Daar stormt-ie Fasson voorbij, Poelman geen kans, overgegeven aan Lutjens op 't mooiste moment, 'n schot, (zit-ie?), en Thornton stopt keurig, maar een hoekschop is het gevolg. Boomsma neemt 'm kalm. Hij kijkt even, trapt, de bal suist met 'n sierlijken boog naar Eddy's hoofd, 'n kopstuk, zooals 'k er nog nooit een gezien heb, en met trillende vaart vliegt de bal boven 't hoofd van den verbluften Thornton in 't net. Het was 'n prachtig stukje voetbal.

Wij (ik schaam me er heusch niet voor) wij staan arm in arm te dansen en te zingen, tot groot plezier van 't tribune-publiek. Maar de angst zou weer komen. De Belgen zitten en zetten mooi op, doch begaan de geweldige fout van hun gansche middenlinie naar voren te recruteeren. In 't eerst heeft dit geen nadeel. Integendeel. Als er een voor Beeuwkes gevaarlijke doelworsteling ontstaat, klinkt het fluitje en wijst de scheidsrechter op het strafschoppunt. Consternatie. Waarvoor, waarom, voor wie? De beide grensrechters vliegen 't veld in en na eenig onderhandelen gooit Kónig den bal op. Toen kwamen de momenten van den strijd. Als de Neve den bal van de Korver krijgt is de Belgische middenlinie in geen velden of wegen te zien, de achterhoede te passeeren is 'n peulschilletje voor den kranigen cadet, en als dit is gebeurd, lost Eddy een ontzaglijke kei, en de dans en zangvoorstelling aan 't lijntje herhaalt zich, want de bal zit er gloeiend in...

De Belgen versuft.

En wij: "Eddy, Eddy, Eddy".

Onze Zuidelijke broeders hebben niet veel meer in te brengen. We staan aan den kant te rillen en te beven van verwachting, als de Vos den bal meeneemt, alles passeert, en op tien meter afstand van't doel een kogel schiet, die de lat scheert. Jammer. Nog vijf minuten. Op volkomen gelijk en gelijkvormige wijze als den vorigen keer krijgt de Neve den bal, Poelman kan er naar fluiten, pang... Wat hebben wij onzen middenvoor gevierd voor dat laatste puntje en wat deden de Belgen nog een wanhopige poging om ons net te vinden...

De fluit gaat. 4—1.

Kees van Hasselt en Eddy de Neve worden op de schouders geheven en naar de tribune gedragen. Daar brengt het joviale publiek ons elftal een spontane ovatie, daar wenscht mr. Havenith den manager geluk met deze schitterende overwinning en draagt het koperen dingetje aan hem over, daar antwoordt van Hasselt eerst in 't Fransch, daarna in 't Hollandsch en vandaar dragen wij eindelijk het gewonnen "vod" jubelend weg...

En nu nog een hartelijke gelukwensch in [ 11 ]'t openbaar aan Has. Je hebt er voor gevochten, je hebt het zien mislukken telkens, aan jou hebben èn het Nederlandsche voetbal en de Nederlandsche voetballers een verplichting en daarom een luid hoera bij dit succes, Has, dat in de eerste plaats je eigen succes is. Maar ook een woord van hulde aan ons dappere elftal. De mannetjes hebben gezwoegd en gezweet, gestreden met taaie volharding en 't is beloond geworden. Ik maak geen enkele uitzondering; al is natuurlijk een complimentje bovenal verdiend voor Eddy met z'n vier doelpunten, voor Stoms ontzaglijk werken; ze hebben met z'n elven gewonnen en daar was er niet één, of hij verdiende z'n plaats. Toch durf ik een opmerking maken.

Het samenspel van de Neve en Lutjens, hoe schitterend ook, moet niet te ver worden doorgezet, zoolang er vleugels zijn. 't Was Zondag al veel beter dan in den Haag: de Vos en Boomsma die beiden keurig speelden, kregen hun aandeel in den strijd, maar nog niet ten volle. Wordt ook dat nog iets beter, dan kan deze voorhoede gerust genoemd worden na die van 1897 in het Nederlandsche elftal.

De Belgen vielen me tegen.

Ik had meer verwacht, maar... wellicht waren onze mannen in te goede conditie. 't Schieten is niet bijzonder en er viel niemand verbazend op, de doelverdediger uitgezonderd. 't Zij gezegd, dat er invallers waren. Het samenspel is goed. De scheidsrechter luisterde flink naar z'n beide grensrechters.


's Avonds diner, waar veel vriendschap was, waar Brabançonne en Wilhelmus werden gespeeld en gejubeld, waar Kees van Hasselt en Jasper Warner werden benoemd tot eereleden van den Belgischen Bond en waar... niemand was om voor die eer, den voorzitter van den N.V.B. bewezen, officieel te bedanken. Toen met Paschen de Caledonians in Rotterdam arriveerden, was er geen vertegenwoordiger van den N.V.B. De Nederlandsche beker werd aan V.O.C. uitgereikt door een niet-bestuurslid en in Antwerpen was iemand namens onzen Bond eveneens ver te zoeken. Wij echter waren er niet minder

D. Hans.