Gezelle/Avond
Uiterlijk
< Gezelle
← De avondzonne | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Ego vigilabo → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 261 ]
AVOND
HET licht verlaat ons: dampen doen
nu de aangenaamste geuren;
de lucht ontblauwt, en verruwloos
bedijgen daken, deuren.
nu de aangenaamste geuren;
de lucht ontblauwt, en verruwloos
bedijgen daken, deuren.
De huizen sterven langzaam uit,
en 't wordt te mingelmalen,
dat scherp, en onaanschouwbaar, al
dat schoon was, heen te dwalen.
en 't wordt te mingelmalen,
dat scherp, en onaanschouwbaar, al
dat schoon was, heen te dwalen.
'k En zie bijkans geen boomen meer,
't en zij twee lange striepen,
of drie, die recht omhooge gaan
en doen alsof ze sliepen.
't en zij twee lange striepen,
of drie, die recht omhooge gaan
en doen alsof ze sliepen.
Ze grauwen, op den grauwen grond
des hemels, afgesneden;
onduidlijk van gedaanten: en
nog grauwer is 't beneden.
des hemels, afgesneden;
onduidlijk van gedaanten: en
nog grauwer is 't beneden.
De vogels zijn gaan slapen, in
hunne onbekende wiegen;
ze rusten en ze zwijgen nu:
de vlindermuizen vliegen.
[ 262 ]hunne onbekende wiegen;
ze rusten en ze zwijgen nu:
de vlindermuizen vliegen.
'k Ontgeve 't mij, maar, zag ik niet
zoo zaan een sterre pinken,
en, evengauw verdwenen, in
den diepen hemel zinken?
zoo zaan een sterre pinken,
en, evengauw verdwenen, in
den diepen hemel zinken?
't Is avond weêr, alteenegaar,
en, tijdelijk verborgen,
is 't daglicht, in de duisternisse,
en 't zonneken, tot morgen.
en, tijdelijk verborgen,
is 't daglicht, in de duisternisse,
en 't zonneken, tot morgen.
Goên nacht, en God beware u al,
die reizen, waken, slapen...
die sterven zult, in vreden: 'k ga
mij ook een rustjen rapen!
die reizen, waken, slapen...
die sterven zult, in vreden: 'k ga
mij ook een rustjen rapen!
12/6/'96.