Gezelle/De winden
< Gezelle
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
← Fiat lux * 124 | De winden van Guido Gezelle | De avondzonne * 126 → |
Uit Rijmsnoer om en om het jaar |
De zee, de zee, ze ‘n zoeft bijkans
zoo zeer niet als de boomen,
daar, wild, de winden deure rijen,
te peerde, en zonder toomen.
Aan ‘t roepen gaan tienduizenden
tienduizenden van blâren,
alsof ‘t zoveel tienduizenden
van dolle menschen waren.
De regen ronkt, en geuten gaan,
gegeeseld, allenthenen,
de natte boomen buigen doen,
en bulderen en stenen.
Hoort! Nog nen keer, en nog nen keer,
hertuiten en hertieren
de wilde winden: wederom
is ‘t zeegeruchte aan ‘t gieren.
Geen einde ervan! De vogels zijn
gevlucht, de takken breken;
verloren is de stemme mij
gegaan. - De winden spreken.
5-6/10/1896