Gezelle/Schoone nacht
Uiterlijk
< Gezelle
← Salix vitellina | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Avondrood → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 250 ]
SCHOONE NACHT
WOLKEN ' t zijn... lijk sperreboomen,
uitgespreid, alhier aldaar
staan, ten oosten heen, de zoomen
vol, van 's menschen woonsteê. 't Jaar
wendt te zomerwaard zijn schreden,
nacht aan 't worden is 't, en heden
helder was 't een dag, voorwaar.
uitgespreid, alhier aldaar
staan, ten oosten heen, de zoomen
vol, van 's menschen woonsteê. 't Jaar
wendt te zomerwaard zijn schreden,
nacht aan 't worden is 't, en heden
helder was 't een dag, voorwaar.
Tusschen 't sperreboomsch geveder,
't donkerzwarte, zie 'k het zwerk
duisterblauw nog, her end weder,
ieder stonde minder sterk:
ieder stonde, en, dóór den donker,
scherper wordt het scherp geflonker
van één sterre, in 't wolkgevlerk.
't donkerzwarte, zie 'k het zwerk
duisterblauw nog, her end weder,
ieder stonde minder sterk:
ieder stonde, en, dóór den donker,
scherper wordt het scherp geflonker
van één sterre, in 't wolkgevlerk.
'k Zieder twee, drie, vier, vijf, zesse,
die, elkander nagespoed,
tusschen hier en daar een stresse,
gaandeweg, mijne ooge ontmoet
in de wolken ; die maar droomen
meer en zijn van sperreboomen:
nacht en donker is 't voor goed.
[ 251 ]die, elkander nagespoed,
tusschen hier en daar een stresse,
gaandeweg, mijne ooge ontmoet
in de wolken ; die maar droomen
meer en zijn van sperreboomen:
nacht en donker is 't voor goed.
o Alleen nu zichtbaar schoone
woonsteê, van geen' menschen, neen
maar van God, die in den throone
zijner hoogheid heerscht alleen :
schoone nacht, die 't menschdom duistert,
die van God en sterren fluistert...
zoeter zicht en zag ik — geen!
woonsteê, van geen' menschen, neen
maar van God, die in den throone
zijner hoogheid heerscht alleen :
schoone nacht, die 't menschdom duistert,
die van God en sterren fluistert...
zoeter zicht en zag ik — geen!
19/4/'95.