Hoe luider overigens de afkeuring van myn boek, hoe liever 't my wezen
zal, want des te grooter wordt de kans gehoord te worden. En dit
wil ik!
Doch gy, die ik stoor in uw "drukten" of in uw "rust" gy Ministers en
Gouverneurs-generaal, rekent niet te zeer op de onbedrevenheid myner
pen. Ze zou zich kunnen oefenen, en met eenige inspanning misschien
geraken tot een bekwaamheid die ten-laatste zelfs de waarheid zou doen
gelooven door 't Volk! Dan zou ik aan dat Volk een plaats vragen in de
Vertegenwoordiging[190] al ware 't alleen om te protesteeren tegen
certifikaten van rechtschapenheid, die door Indische specialiteiten
vice versa worden uitgereikt[191] misschien om op 't vreemd denkbeeld
te brengen dat men zelf waarde hecht aan die hoedanigheid ...
Om te protesteeren tegen de eindelooze expeditien en heldendaden tegen
arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong
tot opstand.
Om te protesteeren tegen de schandelyke lafhartigheid van cirkulaires
die de eer der Natie schandvlekken door 't inroepen van publieke
liefdadigheid voor de slachtoffers van kronischen zeeroof.[192]
't Is waar, die opstandelingen waren uitgehongerde geraamten, en die
zeeroovers zyn weerbare mannen!
En als men my die plaats weigerde ... als men my by voortduring niet
geloofde ...
Dan zou ik myn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de
vele talen die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik
vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland.
En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen
als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en
de Schelde!
En wanneer ook dit niet baatte?
Dan zou ik myn boek vertalen in 't maleisch, javaansch, soendasch,
al-foersch, boegineesch, battaksch ...
En ik zou klewang-wettende krygszangen slingeren in de gemoederen van
de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli.
Redding en hulp, op wettelyken weg, waar het kan ... op wettigen weg
van geweld, waar het moet.
En dit zou zeer nadeelig werken op de Koffiveilingen van de Nederlandsche
Handelmaatschappy![193]
Want ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige droomer,
zooals de getrapte Havelaar die zyn plicht deed met den moed van een
leeuw, en honger lydt met het geduld van een marmot in den winter.
Dit boek is een inleiding ...
Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het noodig
zal wezen ...
God geve dat het niet noodig zy!
Neen, 't zal niet noodig zyn! Want aan U draag ik myn boek op, Willem
den derden, Koning, Groothertog, Prins ... meer dan Prins, Groothertog
en Koning ... KEIZER van 't prachtig ryk van INSULINDE dat zich daar
slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd ...
Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlyke wil is:
Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slymeringen en
Droogstoppels?
En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden
MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM?
|