Naar inhoud springen

Vogelkiekjes/VII

Uit Wikisource
[ 24 ]

VII.


Over mimicry bij een drietal vogels.


Ga, als ik u verzoeken mag, eens even een kijkje nemen boven de zebrastallen in „Artis". Mooie groepen vindt ge er, allemaal kunstwerken van den Conservator, den heer P. L. Steenhuizen. Ge kunt hier uren lang [ 25 ]verblijf houden ter bestudeering van de Nederlandsche Fauna. Maar dat willen we heden niet doen. Ik wensch alleen even uw aandacht te vestigen op de groep met de Geitenmelkers. Zie eens hier! Een keurig stukje nagebootste Natuur! Hoeveel vogels ziet ge? Niet een? Er zijn er toch twee. Zie, heel hoog valt het model wel in het oog, en als ge uw gezicht scherpt, kunt ge meer naar beneden nog een exemplaar zien. Juist, nu de omtrek aangewezen is, gelukt het, er een vogel in te zien.

En noemt ge deze dieren Geitenmelkers? Ja, eigenlijk heeten ze Nachtzwaluwen, maar het volksgeloof zegt, dat deze vogels 's nachts aan geiten en schapen de melk afzuigen. Er is evenwel niets van aan. Wel komen ze 's avonds in de nabijheid van schapen- en geitenstallen de groote nachtvlinders wegpikken, en dat is veel waard voor den boer, want de rupsen ervan kunnen veel schade veroorzaken.

Nu het op de groep in „Artis" gebleken is, dat de vogels moeilijk te ondekken zijn, gaan we naar de duinen, waar we den levenden Geitenmelker kunnen vinden. Ik weet er toevallig een. Zie, daar zit hij neergedrukt op het grijze zand tusschen die korte helmsprieten. Ziet ge hem nog niet? Allemaal eer voor den heer Steenhuizen, die de bedekkende kleur van den grond zijner groep zoo goed in overeenstemming met de Natuur wist te brengen. Daar vliegt de vogel heen, zonder dat ge hem op den grond in 't oog hebt kunnen krijgen. Ook de eieren en de jongen van de nachtzwaluw zijn al even moeilijk te vinden, daar ook de kleur ervan met de omgeving mimicryseert.

En ga nu eens mee naar het polderland, waar de mooie [ 26 ]bonte Kluiten hunne fluitende en gillende geluiden laten hooren. Keurige vogels zijn het met helderwitte en glanzend zwarte vederen. Geeft acht op den dunnen snavel, die naar boven omgebogen is, net andersom dan bij de wulpen. Zoo'n bek is niet geschikt voor grondboringen, maar de Kluit zoekt ook zijn voedsel in het water, waar hij den baleinachtigen bek heen en weer slingert, en allerhande diertjes van het nat roomt. Zijn lange pooten met halve zwemvliezen komen hem daarbij goed te pas.

Moeten we nu in deze mooie vogels ook mimicry zien? Neen, althans niet in de kleur der oude dieren. Maar zie daar op het zand, met schulpen bezaaid, liggen zijn pas geboren kindertjes. Zoudt ge niet zeggen, dat het kluitjes zand zijn? Hoe stil houden de diertjes zich! Op de geluiden der ouders zijn ze zich dood gaan houden, en wie voor dergelijke zaken geen geoefend oog heeft, zal ze niet zoo gemakkelijk ontdekken. Alzoo wel mimicry, niet waar?

Er is meer in den polder. Kijk eens even over de zandvlakte, of ge die kleine, vlugge vogeltjes ziet voortschuiven. 't Is of de wind ze wegblaast. Je zou er ook zoo geen vogels van maken; eerder lijken het grijze, uitgedroogde stuifzwammen, die wegschuiven. Hoe snel moeten die pootjes van zulke kleine vogels, die Strandpleviertjes heeten, toch verzet worden! Elke seconde wel twintig en meer keeren. En nu, als de diertjes zich bewegen, vallen ze eenigszins in het oog, maar als ze zich plotseling stilhouden, kunt ge ze weer niet vinden. De grijze kleur der bovendeelen past vrij zuiver aan bij die der zandvlakte, en 't is of de pleviertjes dit weten, want daarop verblijven ze steeds.

[ 27 ]En het nestje? Ook dit laat zich moeilijk ontdekken. Komt ge in de nabijheid er van, dan laten de beide pleviertjes een angstig „tierk, tierk” hooren, en goed toezien is dan de boodschap. Maar pas dan ook op, dat ge het niet vertreedt.

Zie, daar is het. Een klein kommetje in het zand en gevuld met schelpgruis, waartusschen de eiertjes, grijs met zwarte lijntjes en vlekjes, voor meer dan de helft bedolven zijn. Is het wonder, dat men ze voorbij loopt? Volstrekt niet. En de grijze jongen gelijken nog meer op zandkluitjes dan de jeugdige Kluiten van daareven.

We hebben dus bedekkende kleuren gevonden bij de Nachtzwaluwen (Caprimpulgus europaeus L.), bij de jonge Kluiten (Recurvirostra avosetta L.) en bij de Strandplevieren (Charadius alexandrinus L.). Maar we konden het nu alleen doen in gedachten. Wie deze vogelsoorten wil leeren kennen in de Natuur, moet nog eenig geduld hebben. Want ze vertoeven nog in hunne winterkwartieren.

De Kluit keert tot ons in Maart, soms reeds einde Februari, het Strandpleviertje wacht tot April en de Geitenmelker komt pas in Mei. Niemand verzuime dan (in Mei legt elke vogel een ei) oude vogels, nesten, eieren en jongen in de vrije Natuur te gaan bekijken. Dergelijke excursies zijn genotrijk, en ze doen veel liefde voor onze gevleugelde vrienden ontwaken, ook bij de jeugd, als ze maar geschieden met besef en onder goede leiding.