Wandelen en Waarnemen/21
← De stinkzwam | Wandelen en waarnemen : schetsen uit het leven van planten en dieren (1906) door Eli Heimans | Heterogonie of Geslachtenwisseling → |
Uitgegeven in Amsterdam door Van Holkema en Warendorf. |
XXI.
Gallen.
't Moet een heel lastige studie geweest zijn, om na te gaan welk verband er bestaat tusschen de vorming van een gal en het leggen van een ei door de galwesp.
De ontwikkeling van een gal met één larvenkamer.
Dit bleek echter lang niet altijd het geval te zijn. Bij een geheele groep van gallen, door dieren veroorzaakt, begint de galvorming eerst, wanneer de larve uit het ei is gekomen; dit diertje scheidt dan een stof af‚ een vocht waarschijnlijk, die werkt als een prikkel, die althans de naaste oorzaak schijnt van het ontstaan van nieuwe cellen. Deze deelen zich en vormen een weefsel, dat de larve geheel of bijna geheel insluit. Onze professor Beyerink is alom bekend geworden door zijn merkwaardige studiën op dit gebied.
[ 146 ]In verreweg de meeste gevallen heeft de plant geen voordeel van zijn gastvrijheid ten opzichte van het galdiertje.1. Mijtengal op een lindeblad.
2. Gal van een aaltje op een kiemplant van een ui.
3. Wortelgal van een snuitkever op koolzaad.
4. Stengelgal van een boktor op populier.
5. spiraalvormige gal van bladluizen in stengel van een populierblad.
6. Ananasgal. Op spar, door bladluizen veroorzaakt.
Ook weet men nu, dat soms hetzelfde dier in twee vormen voorkomt, en dan ook weer twee verschillende gallen op [ 148 ]dezelfde plantensoort doet ontstaan. Dezelfde dr. Adler, die dat het eerst ontdekte, heeft ook met verbazend veel geduld het eierleggen van zoo'n galwesp bestudeerd.
Het gemakkelijkst gaat dit bij een soort die het ei in een nog gesloten knop legt; daar duurt het inboren en leggen het langst en is er dus tijd en gelegenheid om alles nauwkeurig waar te nemen.
7. Kegelvormige steenharde bladgallen op beuk.
8. Bladgallen op linde door een mug. Met een binnen- en buitenste deel vergroot er naast geteekend.
Dit werk is lang niet gemakkelijk, 't is het kleine diertje aan te zien, zegt Adler, dat het al zijn krachten inspant om [ 149 ]door die harde taaie muren heen te boren; het lichaam rijst en daalt voortdurend tusschen de stevig vastgezette pooten.
9. a. en b. Wespengallen op wilg.
10. Zakvormige gallen op olm.
11. Eierstok, eileiders en legboor met de aanhangsels: zaad-, olie- en lijmhouders.
12. Dwarse doorsnede van de legbuis. H is de holle ruimte waardoor de
eisteel voortglijdt. (Zie tekst).13. De boor met het ei, halfweg ge-
vorderd.14. De zaaghaken teruggetrokken op de rail.15. Bochten
van het eind van de legbuis, die in een eikenknop is gestoken.
In de geul waardoor zich de steel van het ei voortbeweegt staan op regelmatige afstanden haartjes, die bij 't voorbijglijden van het ei aangeraakt moeten worden. Die haartjes staan door fijne zenuwtakjes in verband met de grootere zenuwen; zoo kan de wesp de beweging van de lange beweeglijke legbuis regelen naar omstandigheden, zonder dat ze er iets van ziet; want de haren in de buis geven voortdurend seinen.
[ 151 ]Deze enkele nog veel vereenvoudigde voorbeelden toonen u voldoende, hoe buitengewoon belangwekkend de studie van de gallen kan zijn. Alleen het oppervlakkig waarnemen 's zomers buiten geeft al genot. Wie er iets meer van weten wil, en de verschillende veel voorkomende soorten en vormen eenigszins leeren onderscheiden, kan met een paar kleine goedkoope boekjes, die in den zak te steken zijn, al een heel eind ver komen. Er staan talrijke afbeeldingen in, die op weg helpen, en voor verdere studie is de litteratuur er in aangegeven.
Het zijn: Die Gallenbildungen der Pflanzen, van dr. H. Ross 1904ƒ 1.30. Gallen und Gallwespen, van Max Riedel, 't kost ook zoo veel ongeveer; 't is van ouderen datum en in '96 gedrukt in Aus der Heimat, Organ des Deutschen Lehrervereins. De beide figuren uit 't volgende opstel heb ik nageteekend uit het eerste, de afbeeldingen in dit nummer zijn uit Riedel. Voor 't determineeren wordt Schlechtendal Die Gallenbildungen het meest geschikt geacht.