Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/4

Uit Wikisource
[ 18 ]
 

IV. DE BREUKELERWEG—DE HEIDE.

 

Wandelen wij den grintweg op in de richting naar Hoekelum, dan zien we, even voorbij Oud-Vossenhol, ter rechterzijde een ruwen zandweg, met diepe wagensporen. Het is de Breukelerweg, die ook in Westelijke richting kronkelend door de roggelanden loopt. Aan de rechterzijde, wat hooger, is een gemakkelijk hard voetpad.

Wij volgen dit; roggevelden links en rechts, tot Hoekelum behoorende, en komen weldra in een laan van zware Beuken, mede een deel van het landgoed uitmakende.

Wanneer we deze mooie laan, de Laarderweg (niet te verwarren met de reeds vroeger genoemde Laarder-allée) linksaf insloegen, zouden we in een minuut of vijf bij den koestal, ten Zuiden van het kasteel uitkomen. Een mooie, donkere weg, die wel mag aanbevolen worden.

Dit is echter thans ons doel niet. Wij gaan deze laan dwars over en dus rechtuit, het arbeidershuis aan onze rechterzijde voorbij.

Juist waar de weg zich een weinig naar rechts ombuigt, zien we ter linkerzijde een nog zeer jong dennenbosch; deze plek meent men, op grond van verschillende in den grond gevonden voorwerpen, dat een begraafplaats der Batavieren moet geweest zijn.

Van den grintweg af betraden wij reeds Hoekelum; [ 19 ]dit geheele gedeelte van den Breukelerweg loopt dus door het landgoed heen.

Hadden we van 't begin af reeds recht vóór ons uit en terzijde het gezicht op den mooien boschrijken achtergrond, de weg zelf leverde toch niet veel bijzonders op. Nu we die kromming voorbij zijn en de bosschen naderen, wordt dit echter anders en begint hij recht teekenachtig te worden.

Een pad tusschen akkermaalshout dat wij ter rechterzijde voorbij gaan loopt naar het dorp, en velen geven er de voorkeur aan, na tegenover Oud Vossenhol van den grintweg den Hallerbrinksweg ingeslagen te zijn, linksaf door dit pad het boschgedeelte van den Breukelerweg te bereiken.

Nu we bij dit zijpad gekomen zijn, zien we een vrij hoog oploopenden, breeden en langen boschweg vóór ons. gelijk men er zich geen schilderachtiger kan denken.

We gaan vervolgens een pad ter linkerzijde voorbij, en komen nu spoedig aan een door de Vereen. voor Vreemdelingenverkeer hier geplaatste bank.

Wij weiden hier niet verder over dezen weg, dien we juist op dit punt, bij onze vorige wandeling door Hoekelum, gesneden hebben, uit.

De indrukken toch, die men ervan ontvangt, verschillen naar de temperamenten en de meer of mindere vatbaarheid voor natuurschoon. De meesten zullen intusschen wel toestemmen, dat het bezoek aan dezen boschweg alleen een kleine reis waard is.

Hem opwandelende, zien we dat drie breede wegen, rechts, toegang tot den Balverenskamp geven; den eerste en eenige gebruikelijke zijn we op onze vorige wandeling ingegaan; de anderen zijn zeer ruw, ongelijk en met heide begroeid, zonder eigenlijke voetpaden; maar, [ 20 ]overal mooi, biedt dit bosch op sommige plaatsen verrassende gezichtspunten.

Wij laten ze nu rechts liggen en gaan den Breukelerweg verder op; tien minuten nadat we hier in het bosch kwamen hebben we het hoogste punt en daarmede het einde van den Breukelerweg bereikt, en van de bank die hier staat zal zeker door velen een dankbaar gebruik gemaakt worden.

Hier verlaten we Hoekelum pas voor goed. We staan nu op Ginkelschen weg, die zich juist op dit punt naar het Oosten ombuigt.

Wij volgen dien thans echter in deze richting niet, maar slaan, den Breukelerweg verlatende, rechtsom.

Nu een weinig rijzende, dan iets dalende, loopt deze weg een goed eind op dezelfde hoogte voort, met de oude dennenbosschen van den Balverenskamp aan de ééne en jong dennenbosch aan de andere zijde; van vergezicht is dus geen sprake.

Maar weldra zal dit gemis ons dubbel vergoed worden; immers reeds nu we nabij het einde van het hooge dennenbosch komen, ontwikkelt zich, recht vóór ons uit, een nevelachtig perspectief, dat gestadig helderder wordt en aan schoonheid wint. Het is de gedeeltelijk aan ééne zijde door heide, maar grootendeels door bosschen begrensde, lange en hier rechte Ginkelsche weg, die zich ver in 't verschiet naar het Zuiden ombuigt. Dit perspectief heeft alweer een donker dennenbosch tot achtergrond.

Wij komen een volgende keer op den Ginkelschen weg, dien we in zijn geheel willen leeren kennen, terug, maar dan gaan we hem op. We wilden dit hooge punt thans liefst van de andere zijde bereiken, wijl het uitzicht dan verrassender is.

[ 21 ]Die verrassing wordt echter nog grooter, wanneer wij eenige schreden verder zijn gegaan, en op het punt zijn gekomen waar de langs de grens van het bosch oploopende Hallerbrinksweg op den Ginkelschenweg uitkomt.

Juist op den hoek van den Ginkelschen en Hallerbrinksweg stond tot vóór een paar jaren een dicht dennenbosch. Sedert dit er verdwenen is, is het gezicht in Z. Westelijke richting volkomen vrij geworden, en heeft men van dit hooge punt nu een uitgestrekt panorama vóór zich liggen, dat tot de schoonsten dezer omstreken behoort.

Voor uitvoerige beschrijvingen is in dit boekje, dat alleen bestemd is een wegwijzer te zijn, uit den aard der zaak geen plaats. Genoeg dus dat men van deze plek niet alleen een schilderachtig panorama vóór zich heeft, maar tevens den Ginkelschen en den ruwen maar teekenachtigen Hallerbrinksweg afziet. Voor hem, die, van denBreukelerweg afkomende, voor de eerste maal dat tableau onverwachts vóór zich uitgestrekt ziet, is het een ware verrassing.

Daarom is het dan ook raadzaam deze wandeling in de hier opgegeven richting te maken en dan, bij helder weer, liefst vóór den middag, met het oog op de verlichting.

Wij gaan thans den Ginkelschen weg niet af, maar nemen het voetpad (een vroeger boschpad), dat juist op den hoek begint en naar de hei loopt, waar het in een zeer ruw, smal karrepad overgaat. Spoedig zien we aan onze linkerhand, op eenigen afstand van het pad, een bank staan. Deze stond vroeger aan den rand van het bosch, wijl alleen van daar het panorama open lag. In schuine richting dalen we de hei af, steeds het karrespoor houdende, tot wij het, waar het links en rechts [ 22 ]afgaat, snijden, waarna we het voetpad rechtuit blijven volgen. Wat verder linksomgaande staan we spoedig op den breeden zandweg en zijn nu in een minuut of tien in het dorp terug.

Geregeld doorwandelende, rekent men hiervoor 54 uur. Rust men onderweg even uit, dan zal er 112 uur mee heengaan, of zooveel meer als men zich onderweg langer ophoudt.