Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/8

Uit Wikisource
[ 42 ]
 

VIII. DE FRANSCHE KAMP.

 

We gaan nu een echte boschwandeling maken; niet heel ver weg, maar waar toch minstens anderhalf uur mee heen gaat, terwijl zeker deze en gene er meer tijd aan zal besteden, al naarmate hij zich meer door het bosch aangetrokken voelt.

Bij het hôtel Neder-Veluwe gaan we den Arnhemschen weg op, en bereiken, nabij den Hullenberg rechtsom geslagen te zijn, spoedig Zuider-Eng, en, schuin daar tegenover, Midden-Eng, bekend als de Prins Alexander-Stichting, inrichting voor blinde kinderen.

Deze hoogst nuttige philantropische inrichting, in 1880 door de loge "Le bien aimé" gesticht, is een bezoek overwaard, waartoe op Maandag en Woensdag van 2—4 uur gelegenheid is. Die er heengaat, kan er zeker van zijn door de Directrice, Mej. M.C. Verny, die deze inrichting van 't begin af heeft bestuurd, met voorkomende vriendelijkheid ontvangen te zullen worden. Men zij er dan vooraf op bedacht, dat een kleine versnapering door de ongelukkige kinderen met blijdschap zal ontvangen worden.

Er is ruimte voor een twintigtal kinderen, die er tegen een billijke vergoeding een hoogst zorgvuldige en liefderijke verpleging en doelmatig onderricht ontvangen. Naar stand of godsdienst der ouders wordt niet gevraagd, en voor de kinderen van min- of onvermogenden is deze gelegenheid tot doelmatige opvoeding niet gesloten. Ze [ 43 ]kunnen er verblijven en worden er, sommigen van zeer jong af, verpleegd tot op negenjarigen leeftijd; dan bestaat er gelegenheid voor hen om opgenomen te worden in het Blinden-instituut te Amsterdam, of te Grave, meer bepaald voor vakopleiding.

Wanneer men dan hier ziet hoe ver sommigen het gebracht hebben in het vlug lezen van Braille-druk, in het vlechten, enz., of een der kleinen op een harmonica hoort spelen, die bijna zoo groot is als de kleine zelf, terwijl de anderen daarbij zingen, dan wordt men vervuld van eerbied voor de vrouw, die daar op deze betrekkelijk eenzame plaats, nu wel haast een kwart-eeuw haar leven, haar zorg en haar liefde aan deze door de natuur misdeelden wijdde.

Men wordt bij zulk een bezoek niet vroolijk gestemd, dat is waar, maar toch is het opwekkend daar te zien wat liefde en onuitputtelijk geduld vermogen, om het leven dezer ongelukkigen draaglijk te maken.

Voorbij Midden-Eng rijst de grintweg aanzienlijk; een minder hellend gedeelte volgt, en wij komen nu spoedig aan den Buurtweg, dien we op een vorige wandeling ten deele leerden kennen; schuin tegenover dezen weg staat een bank (zie bladz. 33).

Weer wat verder en we zijn op de plek waar een breede weg rechts van den weg afwijkent. 't Is de z.g. Zandweg naar Nol in 't bosch en Oranje-Nassau's-oord, dien we bij een volgende gelegenheid eens af zullen wandelen.

Het uitgestrekte dennenbosch ter linkerzijde van den grintweg is de Fransche kamp.

Wij konden de nu eerstvolgende laan daarvan wel ingaan, maar we doen dit niet; mogelijk komen we daar weer uit het bosch; 't ligt er aan of we onze wandeling al dan niet willen bekorten.

[ 44 ]Wij volgen den Arnhemschen weg, steeds rijzende nog een goed eind, tot we aan de tweede laan komen die, gelijk door een tegen een boom gespijkerd bordje wordt aangeduid, de Middenlaan genoemd wordt, wijl hij van het Zuiden naar het Noorden tennaastenbij midden door het bosch loopt.

De Fransche Kamp is geen landgoed in den zin waarin dit woord gewoonlijk wordt opgevat. Ofschoon een aantal elkaar rechthoekig kruisende breede lanen het in alle richtingen doorsnijden en het in een aantal vierkante vakken verdeelen, zijn er geen eigenlijke wandelwegen of paden aangelegd, en van een heerenhuis is evenmin sprake als zelfs van een arbeiderswoning, 't Is een uitgestrekte bosch-exploitatie, gelijk er, vooral sedert de woeste buurtheide eigendom van particulieren werd, op dit gedeelte der Veluwe meerderen van grootere of kleine uitgestrektheid zijn; maar dan zijn dat meest jongere bosschen.

De ontginning van den Franschen Kamp dagteekend van veel vroeger. Een vijf en twintig jaar geleden stond daar reeds een bosch, 't welk zeker een halve eeuw oud was. Nadat dit was geveld, kwamen deze gronden door aankoop in 't bezit van den heer H.W. Dros, te Bennekom, die ze geheel op nieuw deed omwerken en weder met jonge Dennen beplanten. Wanneer men nu in deze lanen wandelt, zou men niet zeggen dat die bosschen of dat bosch, want eigenlijk is het één geheel, niet ouder is dan ruim een kwart-eeuw, en toch is het zoo. Schrijver dezes herinnert zich deze streek nog zeer goed als een schier onafzienbare zandvlakte, deels nog in bewerking, deels pas met jonge Dennen beplant.

De lanen zijn vrij breede karrewegen, en slechts op een paar daarvan ziet men een voetpad; ze zijn allen dicht met heide begroeid, maar toch zeer goed te be[ 45 ]wandelen, mits met droog weer en als 't niet pas geregend heeft.

Een vriendelijke waarschuwing is hier niet overbodig.

Men werpe, alvorens den Middenweg in te gaan, liefst zijn brandende sigaar weg reeds op den grintweg. In gedachten mocht men het later in het bosch doen. Niet rooken, zoolang men er in is, moet aanbevolen worden. Een tusschen de droge hei, waarmede de wegen begroeid zijn, gevallen vonk, een onverschillig weggesmeten brandend eindje sigaar of van een lucifer toch kan enorme schade berokkenen. De hei is bij droog weer in dit opzicht zeer gevaarlijk.

Wat men eigenlijk in dit bosch van 30 Hectaren ziet, dat deze wandeling loonend maakt?

Dennen, niets anders dan Dennen en heide. Van afwisseling is geen sprake; maar men is er zoo midden in de natuur; 't is er zoo stil, zoo geheimzinnig stil, en toch geen drukkende stilte; de lucht is er zóó verzadigd van een zacht balsamieken geur; de zon zoekt er zoo speelsch tusschen de stammen door te gluren, in één woord men voelt er zich zóó wel, zóó opgewekt, dat men naar geen afwisseling vraagt en die zelfs niet zou wenschen.

't Is een heel eind, altijd maar rechtuit, terwijl de weg aanvankelijk niet onaanzienlijk, maar toch niet vermoeiend, rijst. Eindelijk zijn we deze laan ten einde, en hebben we te kiezen tusschen links en rechts.

Gaan we links af, dan slaan we spoedig weer een hoek om, en volgen een andere laan naar den grintweg terug. We komen dan daarop uit niet ver van het punt waar aan de andere zijde de Zandweg naar Nol in 't Bosch begint. Dán zijn we vrij spoedig weer thuis.

We gaan daarom hier liever rechtsaf, dus in Oostelijke [ 46 ]richting. Deze laan is zoo mogelijk nog ongelijker en nog dichter met hei begroeid, maar toch ook goed te bewandelen, en is zij, dicht langs den zoom van het bosch, ook vrij lang, zij verveelt ons niet, want we blijven steeds onder een aangenamen, niet goed te beschrijven indruk.

Komen we aan het einde, dan verlaten we daar den Franschen Kamp, en staan we op een vrij breeden weg, die dezen van het uitgestrekte landgoed Ooster-Eng scheidt. Ter linkerzijde zien we groote zand- en grinthoopen, die we links laten liggen, om dien scheidingsweg rechts af te gaan en dus naar den grintweg terug te keeren. Deze breede, gemakkelijk begaanbare weg, hoewel rechts door de bosschen van den Franschen Kamp en links door die van Ooster-Eng begrensd, is toch veel lichter en op sommige plaatsen zelfs ruim. Ongeveer ter halver lengte wordt hij in schuine richting gesneden door den tweeden Ginkelschen weg (een andere dan dien we op onze vijfde wandeling bezochten). Wij gaan dien voorbij[1] en komen eindelijk op het hoogste punt (zoo heet het) van den Arnhemschen grintweg[2] uit.

Dit is een mooi punt en dan ook het doel van veler wandeling; jammer, dat de bank, die hier, terzijde van den weg op een heuveltje stond "onder den last der jaren" bezweken is. Denkelijk zal het Bestuur der Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer wel spoedig in deze behoefte voorzien, want, zoowel om de uitgestrektheid der wan[ 47 ]deling hierheen, als om het vergezicht over de bosschen op en over den Rijn, is dit de aangewezen plek voor een rustplaats.

Hier daalt de grintweg plotseling, langs of liever door Ooster-Eng, en heeft men een mooi gezicht naar beneden. We zullen er een volgende keer eens af- of opgaan.

Nu gaan we den anderen kant naar Bennekom weer af, met den Franschen Kamp aan onze rechterzijde, en zijn we in een half uur terug.

Ofschoon men de hier opgegeven wandeling in anderhalf uur kan afleggen, is het toch beter op twee uren te rekenen, daar men zich, ook zonder uit te rusten, allicht hier en daar even ophoudt.

De Fransche Kamp, hoewel tot de mooiste boschwandelingen behoorende en niet zeer ver van het dorp verwijderd, wordt toch zeer zelden door vreemdelingen bezocht. Men durft zich in die bosschen niet te wagen, uit vrees van te zullen verdwalen. En toch is daar geen nood voor, en, als men slechts op de richting let, kan men gerust ook de paralelwegen inslaan, als men er maar aan denkt aan welke zijde de grintweg ligt.

Binnen in dit bosch kan men dan nog een zeer romantische plek vinden, een diepe holte, vóór vele jaren ontstaan door het uitgraven van leem, maar nu overal niet alleen met Dennen, maar ook met verschillend loofhout begroeid. Men kan die vinden, wanneer men op het hoogste punt, schuin over het heuveltje naar een half begroeid voetpad zoekt. Dit gevonden hebbende is men er spoedig.

Een schilderachtiger stuk natuur is moeilijk denkbaar, en 't is waarlijk jammer dat het zoo moeilijk te vinden is. Die er een weinig slag van heeft zich te oriënteeren, komt er aan den tegenovergestelden kant gemakkelijk [ 48 ]weer uit, maar onbeholpen menschen moeten er zich liever niet in begeven.

Intusschen schijnt de heer Dros niet vreemd van het plan, om den toegang gemakkelijker herkenbaar te maken, hetgeen hij zeker reeds vroeger zou gedaan hebben, zoo niet de vrees voor achteloos weggeworpen brandende sigaren en lucifers hem ervan had teruggehouden.

De wandelaar denke daar hier en elders in de bosschen vooral aan!

 

 
  1. Men kan hem ook rechts volgen en komt dan wat lager op den grintweg uit.
  2. Een grintweg nl. tot daar, waar hij bij de Schapenbrug op den straatweg van Utrecht naar Arnhem uitkomt.