Staatsregeling van Sint Maarten/Hoofdstuk 3
← Hoofdstuk 2. Grondrechten | Staatsregeling van Sint Maarten (2010) door Eilandsraad van Sint Maarten | Hoofdstuk 4. De Staten → |
HOOFDSTUK 3
DE REGERING EN DE GEVOLMACHTIGDE MINISTER
§ 1. De regering
Artikel 32
1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2. De Koning wordt vertegenwoordigd door de Gouverneur.
3. De ministers zijn verantwoordelijk aan de Staten.
Artikel 33
1. De minister-president en de overige ministers worden bij landsbesluit benoemd en ontslagen.
2. Indien een minister het vertrouwen van de Staten niet langer heeft, stelt hij zijn ambt ter beschikking.
3. Bij landsverordening kunnen nadere regels over het tweede lid worden vastgesteld.
4. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zittende hebbende leden.
Artikel 34
1. Om minister te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is en niet is uitgesloten van het kiesrecht.
2. Een minister kan niet tegelijk zijn:
- a. Gouverneur;
- b. vervanger van de Gouverneur;
- c. lid van de Staten;
- d. lid van de Raad van Advies;
- e. lid van de Algemene Rekenkamer;
- f. Ombudsman;
- g. gevolmachtigde minister;
- h. actief dienend ambtenaar;
- i. lid van de rechterlijke macht;
- j. procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot [ 15 ]voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.
4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder c, kan een minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.
5. Met ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, onder h, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van het landsbestuur op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 35' ' 1. De ministers onthouden zich van beraadslagen en medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen die hen, hun echtgenoten of hun bloed- ook aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.
2. De ministers mogen geen functie bekleden waaraan enige ten laste van de begroting van het Land komende bezoldiging of uitkering is verbonden.
3. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in of bestuurder of commissaris zijn van enige onderneming die op Sint Maarten is gevestigd of actief is. Het houden van aandelen in een naamloze vennootschap wordt niet beschouwd als deelnemen in een onderneming, tenzij betrokkene tezamen met zijn bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad vijfentwintig percent van de aandelen houdt.
4. De ministers mogen niet direct of indirect deelnemen in een concessie in het Land.
Artikel 36
1. De minister die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot:
- a. een vrijheidsstraf van tenminste een jaar wegens het begaan van een misdrijf terzake
waarvan bij landsverordening is bepaald dat de rechter de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf kan opleggen;
- b. een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als omschreven in de artikelen
183, 184, 372bis, 372quinquies, 373, 374, 374bis, 374ter, 374quater, 375 tot en met 379, 381 tot en met 393 van het Wetboek van Strafrecht dan wel;
- c. een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf in verband met artikel 46 van het
Wetboek van Strafrecht; is van rechtswege ontslagen uit het ambt van minister en niet benoembaar tot minister of verkiesbaar voor de duur van de zittende Staten.
2. De minister is van rechtswege geschorst:
- a. indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt terzake van een misdrijf als bedoeld in
het eerste lid, onderdelen a, b, en c;
- b. wanneer hij bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het
begaan van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c.
3. De uit zijn ambt ontheven minister als bedoeld in het eerste lid wordt vervangen. De minister die is geschorst, als bedoeld in het tweede lid, wordt waargenomen. Gedurende de schorsing geniet de minister zijn bezoldiging. Degene die de geschorste of ontslagen minister waarneemt of vervangt, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere ministers.
Artikel 37
Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de ministers. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd ministers zijn.
Artikel 38 [ 16 ] Bij landsverordening worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
Artikel 39
1. De ministers vormen tezamen de ministerraad.
2. De ministerraad bestaat uit zeven ministers, tenzij bij landsverordening een ander aantal is bepaald.
3. De minister-president is voorzitter van de ministerraad.
4. De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid ten einde de eenheid van dat beleid te bevorderen.
5. Indien de Gouverneur een vergadering van de ministerraad bijwoont heeft hij alsdan een raadgevende stem.
6. Bij landsbesluit wordt een reglement van orde vastgesteld. Het reglement van orde wordt bekend gemaakt door plaatsing in het Afkondigingsblad.
Artikel 40
1. Landsverordeningen en landsbesluiten worden ondertekend door de Gouverneur en door een of meer ministers.
2. Het landsbesluit waarbij de aftredende minister-president wordt ontslagen en waarbij tevens zijn opvolger wordt benoemd, wordt mede door de laatstgenoemde ondertekend. De landsbesluiten waarbij de overige ministers worden benoemd of ontslagen worden mede door de minister-president ondertekend.
Artikel 41
De ministers leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met het verkrijgen van mijn benoeming als minister aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.
Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk aannemen zal, middellijk of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig
(Dat verklaar en beloof ik)!"
Artikel 42
De bezoldiging, het pensioen alsmede de overige geldelijke voorzieningen van de ministers worden bij landsverordening geregeld.
§ 2. De gevolmachtigde minister
Artikel 43
1. Om gevolmachtigde minister te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is en niet is uitgesloten van het kiesrecht.
2. De gevolmachtigde minister kan niet tegelijk zijn:
- a. Gouverneur;
- b. vervanger van de Gouverneur; [ 17 ]
- c. lid van de Staten;
- d.lid van de Raad van Advies;
- e. lid van de Algemene Rekenkamer;
- f. Ombudsman;
- g. Minister,
- h. lid van de rechterlijke macht,
- İ. procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van gevolmachtigde minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.
4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, kan een gevolmachtigde minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van gevolmachtigde minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.
5. De voorgaande leden zijn mede van toepassing op de plaatsvervanger van gevolmachtigde minister.
6. De gevolmachtigde minister wordt indien hij in Sint Maarten aanwezig is, in de gelegenheid gesteld de beraadslagingen van de ministerraad ten aanzien van onderwerpen, welke tot zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.
7. De artikelen 36, 37, 41, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing op de gevolmachtigde minister.