Staatsregeling van Sint Maarten/Hoofdstuk 4

Uit Wikisource
[ 17 ]

HOOFDSTUK 4
DE STATEN

§ 1. Samenstelling

Artikel 44

De Staten vertegenwoordigen het gehele volk van Sint Maarten. de

Artikel 45

1. De Staten bestaan uit vijftien leden als het inwonertal van Sint Maarten 60.000 of minder bedraagt, zeventien leden als het inwonertal meer dan 60.000 en ten hoogste 70.000 bedraagt, negentien leden als het inwonertal meer dan 70.000 bedraagt en ten hoogste 80.000 en eenentwintig leden als het inwonertal meer dan 80.000 bedraagt.

2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de Staten, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van het land, treedt eerst in bij de volgende periodieke verkiezing van de Staten.

Artikel 46

1. De zittingsduur van de Staten is vier jaren.

2. Het zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van september of op een bij landsverordening te bepalen eerder tijdstip met een uiteenzetting, door of namens de [ 18 ]Gouverneur, van het door de regering te voeren beleid in een daartoe belegde vergadering van de Staten.

3. Het zittingsjaar van de Staten wordt door de Voorzitter geopend of gesloten. Het gewone zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van de maand september.

4. Bij de opening van het gewone zittingsjaar van de Staten wordt door of namens de Gouverneur een uiteenzetting van het door de Regering te voeren beleid gegeven.

Artikel 47

1. De leden van de Staten worden gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door landsverordening te stellen grenzen.

2. De verkiezingen zijn vrij en worden gehouden bij geheime stemming.

Artikel 48

1. De leden van de Staten worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van Sint Maarten, die Nederlander zijn en de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 36, eerste lid, en 50, eerste lid, is uitgesloten van het kiesrecht degene die wegens het begaan van een daartoe bij landsverordening aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van tenminste een jaar en hierbij tevens is ontzet uit het kiesrecht.

Artikel 49

1. Om lid van de Staten te kunnen zijn is vereist dat men ingezetene van Sint Maarten en Nederlander is, de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

2. Een lid van de Staten kan te allen tijde zijn ontslag nemen door middel van een schriftelijke mededeling aan de voorzitter van de Staten.

3. Het lidmaatschap van de Staten vervalt door een ononderbroken verblijf buiten het land van langer dan acht maanden.

Artikel 50

1. Een lid van de Staten dat bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot:

a, een vrijheidsstraf van tenminste een jaar wegens het begaan van een misdrijf ter zake waarvan bij landsverordening is bepaald dat de rechter de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf kan opleggen;
b, een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als omschreven in de artikelen 183, 184, 372bis, 372quinquies, 373, 374, 374bis, 374ter, 374quater, 375 tot en met 379, 381 tot en met 393 van het Wetboek van Strafrecht dan wel;
c, een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf in verband met artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht; verliest van rechtswege het lidmaatschap van de Staten en is niet verkiesbaar of benoembaar tot minister voor de duur van de zittende Staten.

2. Een lid van de Staten wordt van rechtswege geschorst:

a, indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt terzake van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c;
b, wanneer hij bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het begaan van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c.

3. Degene die het lidmaatschap van de Staten heeft verloren, als bedoeld in het eerste lid, wordt vervangen. Het lid van de Staten dat is geschorst, als bedoeld in het tweede lid, wordt waargenomen. Gedurende de schorsing geniet het lid van de Staten zijn bezoldiging. Degene die het geschorste Statenlid waarneemt of degene die het Statenlid [ 19 ]dat het lidmaatschap heeft verloren vervangt, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere Statenleden.

Artikel 51

1. De leden van de Staten kunnen niet tegelijk zijn:

a. Gouverneur;
b, vervanger van de Gouverneur;
c, lid van de Raad van Advies;
d, lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Ombudsman;
f, minister;
g, gevolmachtigde minister;
h, actief dienend ambtenaar;
i, lid van de rechterlijke macht;
j, procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. Curaçao. Sint Maarten en van Bonaire. Sint Eustatius en Saba.

2. Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten kunnen worden uitgeoefend.

3. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

Artikel 52

1. Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de leden van de Staten. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd lid van de Staten zijn.

2. Wanneer personen, die verkeren in een van de gevallen bedoeld in het eerste lid, tegelijkertijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij, die de meeste stemmen verkreeg, en bij gelijk aantal stemmen de oudste. Indien in laatstbedoeld geval ook de leeftijden gelijk zijn, beslist het lot.

3. Hij die na zijn verkiezing komt te verkeren in het geval, bedoeld in de tweede zin van het eerste lid, kan op die grond niet verplicht worden af te treden voor de afloop van zijn tijd van zitting.

Artikel 53

1. De leden van de Staten onthouden zich van medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten of hun bloed- ook aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

2. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing over de toelating van de na het periodieke aftreden nieuw verkozen leden.

3. De leden van de Staten mogen niet:

a, in rechtsgedingen, waarin het Land betrokken is, als advocaat of procureur werkzaam zijn;
b, over de vaststelling of goedkeuring van de rekening en verantwoording van een lichaam in welk bestuur zij zitten, in de Staten medestemmen;
c, werken ten behoeve van het Land aannemen noch zich daarvoor borg stellen of daarin direct of indirect deel hebben;
d, direct of indirect deelnemen aan onderhandse pacht van goederen of rechten van het Land. [ 20 ]

4. Indien het belang van het Land dat vordert, kunnen de Staten van de verboden, bedoeld in het derde lid, in bepaalde gevallen ontheffing verlenen.

Artikel 54

De Staten onderzoeken de geloofsbrieven van nieuwbenoemde leden en beslissen met inachtneming van bij landsverordening te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel 55

1. Bij landsverordening worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot het kiesrecht en de verkiezingen.

2. Bij landsverordening worden regels gesteld ter bevordering van een evenwichtig en verantwoord verkiezingsverloop.

Artikel 56

De leden van de Staten leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot lid van de Staten, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig

(Dat verklaar en beloof ik)!"

Artikel 57

1. De Staten kiezen uit hun midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaats gevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid van de nieuwe Staten, dat onder de leden, die het langst zitting hebben gehad in het college, het oudste lid is in jaren. Alsook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

3. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze kan niet tevens lid van de Staten zijn.

4. Bij landsverordening wordt de inrichting en organisatie van de griffie geregeld. De ambtenaren van de griffie kunnen niet tevens lid van de Staten zijn.

5. De positie en bezoldiging van de griffier worden bij landsverordening geregeld, evenals zijn aanspraken op verlof en verlofbezoldiging, wachtgeld en pensioen.

6. De benoeming, schorsing en ontslag, alsmede de rechtspositie van de overige ambtenaren van de griffie worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 58

De bezoldiging, het pensioen, alsmede overige geldelijke voorzieningen van de leden van de Staten worden bij landsverordening geregeld. De Staten kunnen een ontwerp van [ 21 ]landsverordening ter zake alleen goedkeuren met tenminste twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.

Artikel 59

1. De Staten kunnen bij landsbesluit worden ontbonden.

2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden Staten en tot het samenkomen van de nieuw gekozen Staten binnen drie maanden.

3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.


§ 2. Werkwijze

Artikel 60

1. De Staten vergaderen in het openbaar.

2. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het nodig acht of vier leden dat vorderen. Met twee derden van de uitgebrachte stemmen kan de vergadering besluiten dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

Artikel 61

1. De Staten mogen alleen beraadslagen en besluiten, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden bij de vergadering aanwezig is.

2. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen tenzij in deze Staatsregeling anders is bepaald.

3. De leden stemmen zonder last.

4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer een lid dit verlangt.

Artikel 62

Elk lid van de Staten heeft het recht vragen te stellen aan de ministers. De ministers beantwoorden deze vragen binnen redelijke termijn, voor zover het beantwoorden daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

Artikel 63

1. De ministers hebben toegang tot de vergaderingen en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

2. Zij kunnen door de Staten worden uitgenodigd om bij de vergaderingen aanwezig te zijn om de verlangde inlichtingen te geven, voor zover het geven daarvan niet strijdig geoordeeld kan worden met het belang van het Land of van het Koninkrijk.

3. Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.

Artikel 64

De Staten hebben het recht van onderzoek, te regelen bij landsverordening.

Artikel 65

De leden van de Staten, de ministers en andere personen, die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte vervolgd of aangesproken worden voor hetgeen zij in de [ 22 ]vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 66

De Staten stellen het reglement van orde voor hun vergaderingen vast. Het wordt openbaar gemaakt op de voor de landsverordeningen voorgeschreven wijze.

Artikel 67

De Staten zijn bevoegd de belangen van Sint Maarten voor te staan bij de regering van het Koninkrijk en bij de Staten-Generaal.

Artikel 68

De Staten onderzoeken de aan hen gerichte verzoekschriften.