Naar inhoud springen

Vogelkiekjes/XXXV

Uit Wikisource
Lijsterstrikken Vogelkiekjes (1910) door Jacob Daalder

Kruisbekvinken

Over Koperwieken en Beflijsters
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys.
[ 116 ]

XXXV.


Kruisbekvinken.


't Is nog maar weinige weken geleden, dat de bosschen en boschjes van ons land plotseling bewoond werden door duizenden vinken van wat grooter en steviger maaksel, dan de gewone vinken. Zoowel in loof- als in naaldhout kwamen ze in gezelschappen voor. Vooral eigenaardig is de snavel van deze vogels. De beide kaken toch passen niet op elkander, maar ze sluiten schuinweg over elkander heen met een sikkelvormige punt van de onderkaak naar boven en met een van de bovenkaak naar beneden.

Je zou zoo zeggen, dat zoo'n bek vrijwel ongeschikt [ 117 ]is voor den vogel; doch wie hem in zijn bedrijf gadeslaat, ziet wel, dat hij er op uitstekende wijze pitten uit dennekegels en andere vruchten mede weet te halen. En al dergelijke zaden staan steeds op zijn menu.

De lange, scherp gebogen snavelpunten laten den vogel zelden zijn doel niet bereiken. Niet steeds is de kruising der punten naar denzelfden kant, doch nu eens ligt de eene en dan weer de andere kaak naar links. Naar zoo'n bek zijn de namen Kruisbek, Kruisvink en Kruiskanarie wel passend, en de veel voorkomende naam Dennepapegaai dankt de vogel aan zijn geliefkoosd verblijf in denneboomen en ander naaldhout.

't Was een aangename verrassing voor eenige weken, zoo plotseling zoovele kleurige vogels in onze tuinen en boschjes te ontmoeten. Want lang niet alle droegen dezelfde kleuren. Er waren er bij, die prachtig rood gekleurd waren met bruin op de vleugels. Dat waren de oude mannetjes. De wijfjes en nog jonge vogels waren geel- en grijsgroen en de voorwerpen, die nog geen jaar oud waren, hadden een geheel donkergrijs pakje aan. Dan waren er nog vele vogels tusschen, die van costuum wisselden en mooie schakeeringen van rood en geel te zien gaven. En tam dat de vogels waren! Gedurig kon men ze met de hand grijpen. Ze hadden aan hunne broedplaatsen in de groote bosschen van Rusland en Siberië de menschen nog niet als hunne vijanden leeren beschouwen. Toen ze nog slechts enkele dagen hier waren, nam de schuwheid reeds van lieverlede toe. Nu zijn de vogels weer grootendeels heengegaan, waarschijnlijk naar Zuidelijker streken. Want de Kruisbekken zijn echte zwerfvogels, die zich op ongeregelde tijdstippen vertoonen, nu [ 118 ]eens in groot aantal, dan weer in slechts enkele exemplaren. Ook komen er jaren, dat geen enkel voorwerp zich bij ons laat zien. Naar men beweert, heeft eenmaal een paar in ons land, en wel op Vlieland, gebroed. Het broeden heeft plaats zeer vroeg in het jaar, in Februari en Maart en soms ook al in Januari. Hieraan is het toe te schrijven, dat reeds in het midden van den zomer de jongen mede rondtrekken.

In den gekruisten snavel en ook in het mooie roode kleed heeft het volksgeloof, dat dikwijls eene goddelijke aanwijzing tot nut of schade van den mensch in plant of dier ziet, een legende doen ontstaan. Het zegt ons, dat de Kruisbekvink de nagels weg wilde trekken uit het kruishout, waaraan Jezus, de Heiland, op Golgotha was vastgeklonken. De pogingen waren vruchteloos, doch de kaken werden gekromd en des Heilands bloed spatte uit over de vogels. En voortaan bleven deze eigenschappen bewaard, terwijl de Kruisbek verder harsachtige stoffen in het lichaam zou verzamelen, natuurlijk uit de naaldboomen, waardoor hij na zijn dood onvergankelijk zou zijn. Nog zegt men, dat de doode kruisbekken niet vergaan. Stellig is dit te veel gezegd, doch zeker is het, en preparateurs beweren het, dat de lijkjes niet zoo spoedig tot ontbinding overgaan, als die van andere vogels.

De voorwerpen, die onlangs ons land bezochten, behoorden bijna alle tot de gewone soort, die aangeduid wordt met den naam Kruisbek (Loxia curvirostra L.). Veel minder komt bij ons voor de Groote Kruisbek (Loxia pytyopsittacus Bortkh) terwijl de Witbandkruisbek (Loxia leucoptera bifasciata [Brehm]) als een zeer zeldzame gast [ 119 ]voor onze streken aangemerkt moet worden. De laatste is te kennen aan een breeden witten zoom, die, zoowel bij het jeugdig als bij het volwassen kleed, aan het einde van de groote vleugeldekvederen te vinden is.

Waaraan het toegeschreven moet worden, dat juist in dit jaar zoovele kruisbekken ons land bezochten? Misschien wel aan den regenachtigen zomer, die gunstig was voor de ontwikkeling van sparreappels en dennekegels en ook van beukenootjes, allemaal geliefkoosde artikelen voor deze vogels. En hoe ze het kunnen weten, dat hier een tafeltje-welbereid voor ze gedekt was? Die vraag is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden, maar 't is, of koeriers vooraf rondgaan, om later de legioenen te waarschuwen. Zoo ook geven goede lijsterbessenjaren vele lijsters.

Evenwel is er nog veel raadselachtigs in het leven en vooral in het trekken van verschillende vogelsoorten.