Naar inhoud springen

Troonrede 1987

Uit Wikisource
Troonrede 16 september 1986 Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012) door Koningin Beatrix, Ministerpresident en ministers

Troonrede 15 september 1987

Troonrede 20 september 1988

Op dinsdag 15 september, Prinsjesdag 1987, sprak Hare Majesteit de Koningin de onderstaande troonrede uit.

[ 36 ]

Troonrede 15 september 1987
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Ruud Lubbers)


Leden van de Staten-Generaal,

Dat ik vandaag in uw midden kan zijn, stemt mij dankbaar. Tijdens mijn ziekte heb ik vele blijken van medeleven en vele goede wensen ontvangen uit alle delen van het Koninkrijk. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om hiervoor mijn bijzonder hartelijke dank uit te spreken.

In deze jaren is de vraag aan de orde hoe de samenleving zich verder moet ontwikkelen. Bij alle voorspoed zijn er ook gevoelens van bedreiging, vervreemding en onzekerheid.

Het is niet gemakkelijk op vragen naar de richting van maatschappelijke ontwikkelingen één simpel en duidelijk antwoord te geven; zeker niet als men recht wil doen aan de pluriformiteit die allerwegen in ons land als waardevol wordt ervaren. Niettemin, de regering moet keuzen maken.

De kern van het regeringsbeleid wordt gevormd door:

– rechtshandhaving, opdat de burger zich beschermd weet door wetten en opdat wetsovertredingen op tal van terreinen worden teruggedrongen;

– meer vertrouwen op de ontplooiing van de burger en van de maatschappelijke verbanden;

– voortgaan met een driesporenbeleid, gericht op werkgelegenheid, economische groei en soberheid in ’s Rijks financiën;

– bevorderen van gerechtigheid, vrede en veiligheid, ook over de grenzen heen.

Bij dit alles wil de regering haar beleid enten op solidariteit, tolerantie en verantwoordelijkheid.

De basis voor een doeitreffend overheidsoptreden moet in een rechtsstaat als de onze gelegen zijn in de wet. Regelgeving dient aan te sluiten bij het rechtsbewustzijn van brede lagen van de bevolking; zij behoort goed uitvoerbaar te zijn. De wet mag geen onevenredige last leggen op bestuur en rechtspraak en moet gehandhaafd kunnen worden door middel van het strafrecht en andere sancties. Verbetering van de kwaliteit van de wetgeving is noodzakelijk. Door de instelling van een toetsingscommissie onder leiding van een regeringscommissaris wordt daaraan een nieuwe impuls gegeven. Voor het waarborgen van de rechten van de burger zijn bescherming van de samenleving tegen criminaliteit, en hulp aan slachtoffers essentieel. De in het beleidsplan ‘Samenleving en criminaliteit’ ontwikkelde visies op de beteugeling van veel voorkomende criminaliteit en de bestrijding van de zware misdaad moeten in het komende jaar merkbaar resultaten gaan opleveren. Vandaag wordt u de tweede voortgangsrapportage voorgelegd. Bij de voorgenomen bezuinigingen op de overheidsuitgaven worden de organen belast met rechtshandhaving en de politie geheel ontzien. Teneinde haar taak beter te kunnen vervullen, [ 37 ]staat de politie wel voor de noodzaak van een aanzienlijke herschikking van middelen.Rechtsbescherming is belangrijk. De werklast van de Raad van State op dit punt is echter te veel toegenomen. Daarom zullen u voorstellen bereiken tot gedecentraliseerde berechting van administratieve geschillen.

In verband met vragen rond het levenseinde en sterven en de steeds verder gaande ontwikkeling van de medische wetenschap en de geneeskunde, zal u met betrekking tot euthanasie een voorstel bereiken.

De bescherming tegen discriminatie zal worden verbeterd door een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht en door een voorstel voor een Algemene Wet Gelijke Behandeling, die nadere uitwerking geeft aan artikel 1 van de Grondwet. Onlangs is een advies uitgebracht ter zake van wetten voor oorlogsgetroffenen. De regering zal – overigens zonder bezuinigingsoogmerk – bezien welke onderdelen van dit advies ter wille van de rechtszekerheid en in het belang van een goede bestuurlijke praktijk overgenomen kunnen worden.

Kwam in de vorige kabinetsperiode een vernieuwd stelsel van sociale zekerheid tot stand, in deze periode moet het fundament gelegd worden voor een vernieuwde aanpak van de volksgezondheid. Daarbij zal zo véél mogelijk gebruik worden gemaakt van de voorstellen van de commissie-Dekker.

Op het terrein van de arbeidsvoorziening zijn bij de Raad van State voorstellen voor een nieuwe opzet aanhangig gemaakt. Overheid en organisaties van werknemers en werkgevers delen daarin de verantwoordelijkheid. Zo wordt ook op dit terrein de rol van de overheid scherper afgebakend.

Dat is ook nodig op andere terreinen. Niet alleen om budgettaire redenen, maar ook omdat veel regelingen in hun werking negatieve bijeffecten hebben. Vaak gehoorde bezwaren zijn oneigenlijk gebruik, verstarring, bureaucratisering en problemen bij de controle. Dit alles leidt tot de noodzaak van soberheid en doelmatigheid bij subsidiëring en in wet- en regelgeving.

De onderlinge afstemming van taken en heldere financiële afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten zijn ook belangrijk voor de kwaliteit van het bestuur. Daarom zijn bestuursakkoorden gesloten. Deze dwingen de verschillende overheden bij de onvermijdelijke herbezinning op tal van regelingen, zorgvuldig met elkaar om te gaan.

Het opkomen voor het zwakke en waardevolle zal door overheid én samenleving moeten gebeuren. De regering wil meer ruimte scheppen voor initiatieven van burgers en maatschappelijke organisaties. Onderlinge hulpverlening komt aldus tot ontwikkeling en zal naast het professionele werk nog verder aan betekenis moeten winnen. De fiscale tegemoetkoming voor het vrijwilligerswerk is een positief signaal voor nieuwe initiatieven van vrijwillig hulpbetoon op allerlei plaatsen in onze samenleving.

Onze economie heeft de afgelopen drie jaar een hechter fundament gekregen. Het driesporenbeleid werpt vruchten af. Investeringen en werkgelegenheid zijn sterk toegenomen, ook al is de werkloosheid nog steeds duidelijk te hoog. Met aller inzet moet het mogelijk zijn aan [ 38 ]de opgaande lijnen vast te houden. Vorig jaar zijn met werknemers en werkgevers afspraken gemaakt om samen de werkloosheid verder terug te dringen.

Met de beleidsvoornemens voor 1988 wordt getracht een verantwoorde basis te leggen voor de gezamenlijke inspanning van overheid en sociale partners, gericht op versterking van economie en werkgelegenheid op langere termijn. Daarom blijft de nadruk liggen op het zo laag mogelijk houden van de arbeidskosten, op het stimuleren van technologische vernieuwingen, op het zo veel mogelijk scholen en op het versterken van de infrastructuur. Dit alles onder de onmisbare randvoorwaarde dat het financieringstekort moet blijven dalen.

Blijvend herstel van de economie is alleen mogelijk als de overheid minder schulden maakt en als de collectieve-lastendruk daalt. Aan beide voorwaarden wordt volgend jaar voldaan. Toch dreigen de rijksuitgaven in hun totaliteit nog steeds te stijgen. Om dat te compenseren stelt de regering bezuinigingen voor, vooral daar waar de uitgaven het snelst toenemen. De overheid behoort immers de omvang van haar uitgaven scherp in het oog te houden. Omdat onvoorziene uitgavenoverschrijdingen een bedreiging vormen voor bestendig beleid, acht de regering het noodzakelijk zich dit najaar verder te beraden over concrete versterking van de begrotingsdiscipline.

De hoogte van de arbeidskosten, zo sterk bepaald door belastingen en premies over het loon, heeft nog steeds een belemmerende invloed op de groei van de werkgelegenheid. De regering tracht die negatieve invloeden zo beperkt mogelijk te houden door het scherp vaststellen van sociale premies en belastingtarieven. Waar mogelijk worden deze verminderd. De hogere belastinginkomsten weer voor hogere uitgaven gebruiken zou niet de goede weg zijn. De verlaging van de loon- en inkomstenbelasting, waarvoor de regering heeft gekozen, is broodnodig om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden.

De financiële ruimte voor het overheidspersoneel is ten opzichte van de aanvankelijke voornemens enigszins vergroot, ook om extra werk bij de overheid te kunnen scheppen en enige inkomensverbetering mogelijk te maken, daar waar de afstand tot het bedrijfsleven te groot dreigt te worden.

Voor mensen met het minimumloon en uitkeringsgerechtigden is een verhoging van de vakantieuitkering van 7,5% naar 8% voorzien. Voorgesteld wordt de kinderbijslag te verhogen.

Dit alles moet ertoe leiden dat behoud van koopkracht ook zonder loonsverhoging tot de reele mogelijkheden behoort. Dat dient de werkgelegenheid en hierdoor krijgen zo veel mogelijk mensen kans op inkomen uit werk.

Met dit zelfde doel voor ogen heeft de regering zich gebogen over de hoogte van het minimumloon. Na rijp beraad is besloten geen gevolg te geven aan een advies van de meerderheid van de Sociaal-Economische Raad om het wettelijk minimumloon over de hele linie te verlagen. Wel wordt voorgesteld het wettelijk minimumloon tot 18 jaar af te schaffen en dat voor een 23-jarige te verlagen tot dat voor een 22-jarige. Met deze maatregel hoopt de regering een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de hoge werkloosheid onder met name jongere werklozen met een laag opleidingsniveau. [ 39 ]

Bevordering van werkgelegenheid is zeker niet alleen een zaak van matiging van arbeidskosten. Ook de technologische vernieuwing is van groot belang. De toepassing van technologische kennis in het midden- en kleinbedrijf zal worden bevorderd door de oprichting van regionale innovatiecentra. De technologische veranderingen stellen hoge eisen aan kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking. Scholing, vorming, het opdoen van werkervaring en later ook bijscholing, zijn van beslissende betekenis voor werkgelegenheid en economische groei. De daarop gerichte inspanningen worden nu in samenwerking met werknemers en werkgevers sterk opgevoerd. Hoewel deze inspanningen vooral vanuit bedrijven en bedrijfstakken zelf moeten plaatsvinden, zal ook de regering daaraan een grotere bijdrage leveren.

Het accent op scholing én op een individuele benadering van werklozen is nodig, omdat nog steeds te veel mensen de drempel naar bedrijf en instelling niet overkomen. Met gerichte programma’s moeten meer mensen aan het werk komen. In die zin gaat het niet om banenplannen, maar om het scholen en het aan werkervaring helpen van diegenen die nu buiten blijven staan. Een voorbeeld van gerichte benadering is ook het Jeugdwerkgarantieplan. Dit plan, dat samen met de gemeenten wordt uitgevoerd, moet waarborgen dat jongeren hoe dan ook aan de slag gaan en niet aan langdurige werkloosheid gewend raken. Herverdeling van werk blijft belangrijk. Meer deeltijdbanen, ploegendiensten en flexibele arbeidsroosters kunnen ertoe leiden dat meer mensen werk vinden; ook vervroegde uittreding en flexibele pensionering geven aan meer jongeren eerder een kans. Met het oog op de emancipatie moet de werkgelegenheid voor vrouwen en de groei van de deelname van meisjes aan het beroepsonderwijs extra aandacht krijgen. Bij de overheid wordt voorgesteld de VUT-gerechtigde leeftijd tijdelijk met én jaar te verlagen, het aantal deeltijdbanen te laten toenemen en de scholingsinspanningen te vergroten. Eerder goedgekeurde, maar niet opgeroepen dienstplichtigen, van wie een aantal nu werkloos is, krijgen de kans alsnog te gaan dienen. Dat geeft de mogelijkheid aan anderen vaker uitstel voor scholing en studie te geven.

De werkloosheid onder etnische minderheden is onrustbarend hoog. Daarom is een beleidsplan ‘Etnische minderheden bij de overheid’ ontwikkeld; maar ook de sociale partners zullen een bijdrage aan het verlichten van de werkloosheid van deze kansarme groep moeten leveren.

Ook in de onderwijswereld wordt steeds meer aandacht gegeven aan de bestrijding van de werkloosheid. Het overleg in de Stichting van de Arbeid met betrekking tot de inspanningen voor de scholing van jongeren en volwassenen heeft al veel tot stand gebracht. Het benutten van de aanwezige onderwijsvoorzieningen en -ervaring zal worden bevorderd. Het vormen van nieuwe sectorscholen in het middelbaar beroepsonderwijs draagt daartoe bij.

In het onderwijs zelf wil de regering enkele duizenden nieuwe banen voor jonge leerkrachten mogelijk maken. Mede gelet op het probleem van de vergrijzing van het onderwijspersoneel is taakverlichting voor oudere leerkrachten voor dat doel een goed middel. In de vorming en opleiding van de jeugd is een evenwichtig fundament van kennis en kunde onmisbaar. De invoering van de basisvorming in het voortgezet onderwijs zorgt voor zo’n fundament voor elke leerling. Nog dit jaar zal de regering het wetsvoorstel indienen. De eigen bijdrage voor de verschillende vormen van hoger onderwijs wordt gelijkgetrokken. Daarnaast wordt een hoger collegegeld voorgesteld voor de student die de verblijfsduur van 6 jaar in het hoger onderwijs [ 40 ]overschrijdt. Door deze twee maatregelen te zamen kan het collegegeld in het Wetenschappelijk Onderwijs iets omlaag.

De wetenschap ontplooit zich dynamisch. Dit houdt kansen en risico’s in. In het geding zijn niet alleen de technische en economische mogelijkheden, maar ook hun betekenis voor de normen en waarden in onze samenleving. In de nieuwe schets van het wetenschapsbeleid voor de toekomst zal daaraan nader aandacht worden besteed.

Het milieu in ons land wordt ondanks alle inspanning nog steeds van vele kanten bedreigd, en verslechtert zelfs in sommige opzichten. Om de kwaliteit van het milieu te beschermen en te verbeteren wil de regering de samenwerking met de maatschappelijke sectoren intensiveren. In een Nationaal Milieu Beleidsplan zal de lange-termijn-visie worden opgenomen.

Om de verzuring tegen te gaan is het noodzakelijk nog dit najaar verder gaande maatregelen te overwegen. Met de sanering van vervuilde waterbodems wordt een aanvang gemaakt. Natuur, landschap en openluchtrecreatie kunnen het niet stellen zonder schoon water, schone lucht, een schone bodem. Maar zuivere hulpbronnen zijn ook onontbeerlijk voor de continuïteit van de agrarische bedrijvigheid in ons land. De mestproblematiek heeft nog eens duidelijk gemaakt dat zorgvuldig natuur- en milieubeheer een basisvoorwaarde is voor een goede ontwikkeling van het landelijke gebied. Met het oog hierop zal het Natuurbeleidsplan worden uitgebracht.

In een Nota ‘Volkshuisvesting in de jaren ’90 zullen beleidsvoornemens worden gepresenteerd met betrekking tot de inhoud en de organisatie van de volkshuisvesting. Vooral de verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en andere overheden, tussen maatschappelijke organisaties en de marktsector, zal daarin aandacht krijgen. Rond de jaarwisseling zal de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening verschijnen. Deze zal zich richten op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van ons land en zal in het bijzonder aandacht geven aan de ontwikkeling van de marktsector.

Op tal van plaatsen, met name in de randstad, ontstaan meermalen per dag files. Dat is een bron van ergernis en ook nadelig voor de positie van ons land in het internationals vervoer. Het is zaak de verkeers- en vervoersproblemen met een reeks samenhangende maatregelen aan te pakken. Met provincies en gemeenten is voor de randstad een mobiliteits-scenario ontwikkeld. Over deze problematiek worden in het najaar besluiten genomen. Wel heeft het kabinet reeds besloten in te stemmen met de aanleg van vier verkeerstunnels, die particulier gefinancierd zullen worden.

Ook de knelpunten in het telecommunicatieverkeer als gevolg van de snel toegenomen vraag worden aangepakt. De PTT zal daartoe haar investeringsprogramma versnellen.

De Europese Gemeenschap staat in de komende periode voor enkele belangrijke, maar ook moeilijke, beslissingen, met name op het gebied van de landbouw en de financiering. Gezien het vitale belang van ons land bij het herstel van het evenwicht op de landbouwmarkten en bij een zich verder gezond ontwikkelende Gemeenschap, zal de regering zich tot het uiterste inspannen om in het overleg met de andere lidstaten tot verantwoorde oplossingen te komen. Dat is ook nodig in het belang van de mensen die werken in landbouw en visserij en die geconfronteerd worden met onzekerheden als gevolg van de noodzakelijke beheersing van de produktie. [ 41 ]

Een positieve ontwikkeling is dat in de Sowjet-Unie, alsmede in enkele Oosteuropese landen, hervormingen worden ondernomen. Hiervan kan een gunstige invloed uitgaan op de Oost-West-betrekkingen. Er is nu uitzicht ontstaan op een historische ommekeer in de wapenwedloop, die enkele jaren geleden nog voor onmogelijk werd gehouden. Complete categorieën wapensystemen komen in aanmerking om te worden afgeschaft, waaronder ook de voor plaatsing in ons land bestemde, middellange-afstandsraketten. De grote overmacht van het Warschaupact op het gebied van de conventionele bewapening stelt overigens grenzen aan de mogelijkheden voor nucleaire ontwapening en onderstreept het belang van beheersing van conventionele wapens. Een zekere reële groei van de defensieuitgaven blijft nodig. Daarmee moet, in samenhang met een verbetering van de organisatie, onze defensie,aan kwaliteit kunnen winnen. Aan de West-Europese Unie komt een belangrijke rol toe bij het definiëren van wat binnen het Atlantisch bondgenootschap specifiek van belang is voor de Europese veiligheid en bij het harmoniseren van standpunten daarover. Nederland zet zich als voorzitter daarvoor in.

Zeer ernstig is de situatie rond de Golf. De oorlog tussen Iran en Irak gaat nog altijd voort, ondanks de dringende oproep tot bedindiging van de gewapende strijd, die uitging van de Veiligheidsraad. De regering acht verzekering van het recht van vrije scheepvaart in de Golf van vitaal belang en wil daaraan met andere West-Europese landen een concrete bijdrage leveren. Uiteraard zal de veiligheid van de bemanning van de daarbij betrokken mijnenjagers zo goed mogelijk worden gewaarborgd.

Met voldoening stelt de regering vast dat het belang van de eerbiediging van mensenrechten en de waarde van de democratie in steeds meer landen wordt onderkend. Door extra hulpinspanningen in het kader van de ontwikkelingssamenwerking wil de regering jonge democratieën ondersteunen. De Noord-Zuid-dialoog komt geleidelijk weer tot leven. Tijdens de onlangs gehouden conferentie over handel en ontwikkeling is confrontatie achterwege gebleven en is met succes gezocht naar een beleid op basis van gemeenschappelijkheid. Het gaat erom deze trend te versterken, onder meer bij het overleg over de vrijmaking van de wereldhandel.

De regering volgt met grote aandacht de ontwikkelingen in Suriname en hoopt dat het komende referendum over de ontwerp-grondwet en de algemene verkiezingen het Surinaamse volk in staat zullen stellen in vrijheid aan een democratisch Suriname opnieuw gestalte te geven. Daarna kan een begin worden gemaakt met de normalisering van de betrekkingen.

De Nederlandse Antillen worden geconfronteerd met aanzienlijke financieel-economische problemen. Op Aruba gaat het geleidelijk beter. Binnen het kader van de beschikbaar gestelde middelen zal worden getracht het eigen herstelbeleid van beide landen zoveel mogelijk aan te vullen en te ondersteunen.

Leden van de Staten-Generaal,

In een pluriforme samenleving vraagt herkenbaar beleid om intensief overleg en besluitvaardigheid. Op u, volksvertegenwoordigers, rust een zware verantwoordelijkheid bij de vele taken die u zijn toevertrouwd. Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust.