Naar inhoud springen

Troonrede 1992

Uit Wikisource
Troonrede 17 september 1991 Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012) door Koningin Beatrix, Ministerpresident en ministers

Troonrede 15 september 1992

Troonrede 21 september 1993

Op dinsdag 15 september, Prinsjesdag 1992, sprak Hare Majesteit de Koningin de onderstaande troonrede uit.

[ 67 ]

Troonrede 15 september 1992
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Ruud Lubbers)


Leden van de Staten-Generaal,

Beelden van geweld, honger, racisme en verwaarlozing van het milieu bereiken ons iedere dag. Zij laten ons niet onberoerd. Ons antwoord moet tweeledig zijn: hulp en internationale actie, maar ook zorg dragen voor het behoud van onze eigen rechtsstaat en voor de kracht van onze economie. Een Nederland dat zich sterk en geloofwaardig toont; dat is de opdracht.

In het voormalige Joegoslavië gaat de uitbarsting van etnische spanningen gepaard met onnoemelijk leed. Onze regering tracht samen met andere landen de oorlogstoestand te beëindigen en een oplossing van het conflict tot stand te brengen. Daarnaast ziet zij het als haar taak in onze samenleving onderdak te bieden aan vluchtelingen en verdrevenen. Waardering past voor de inspanningen van velen daarbij. Behalve de opvang hier te lande wordt nu ook hulp geboden bij de opvang in kampen ginds. Zo wordt getracht in deze nood de hand te reiken. In Somalië leven vele mensen op de rand van de hongerdood. Afrika bezuiden de Sahara wordt door droogte geteisterd. Duizenden zijn al omgekomen. De vluchtelingenstromen die het gevolg zijn van honger en geweld vormen een extra opgave. Wereldwijd zijn hulpacties op gang gekomen, waaraan ook Nederlandse burgers ruimhartig bijdragen.

Bij veel ellende zijn er ook positieve ontwikkelingen. In Afrika en elders ter wereld groeit het inzicht dat democratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling nauw met elkaar samenhangen. In een toenemend aantal landen worden daaruit ook politieke consequenties getrokken.

In de voormalige Sovjet-Unie en in het uiteengevallen Joegoslavië zijn oude binnengrenzen in korte tijd veranderd in buitengrenzen. Als reactie op een in het verleden vaak afgedwongen eenheid zijn er nu veel meer onafhankelijke landen in Midden- en Oost-Europa. De regering spreekt de wens uit dat landen en volkeren in vrijheid leven, maar ook dat zij over grenzen heen samenwerken. Met het einde van de koude oorlog heeft ook de discussie over veiligheid een andere inhoud gekregen; de massale militaire dreiging heeft plaats gemaakt voor lokale conflicten.

Door het wegvallen van de Oost-West-tegenstelling is de politieke rol van de Verenigde Naties in de beslechting van conflicten toegenomen en wordt op de lidstaten vaker een beroep gedaan om troepen uit te zenden voor vredesoperaties. Zo wordt op basis van het oordeel van de internationals volkerengemeenschap militaire macht ingezet om spanningen niet te laten ontaarden in gewelddadige conflicten, om agressie te beteugelen en om bescherming te bieden bij humanitaire acties.

Ook Nederland levert zijn bijdrage aan de VN-vredesoperaties. Tegelijkertijd weegt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de uitgezonden militairen zwaar. Onze gedachten [ 68 ]gaan dan ook uit naar de mannen en vrouwen die onder moeilijke omstandigheden deelnemen aan vredes- en hulpoperaties in verschillende delen van de wereld.

De Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa heeft op voorstel van Nederland besloten dat zij voor vredesoperaties de hulp kan inroepen van de NAVO of de Westeuropese Unie. Ook is het Nederlandse voorstel aanvaard om een hoge commissaris voor nationale minderheden te benoemen. Deze zal als taak hebben in geval van dreigende conflicten bij te dragen aan vreedzame oplossingen, en partijen af te houden van het gebruik van geweld.

Bij een andere wereld hoort een andere defensie. Met behoud van de onmisbare band met de Verenigde Staten en de NAVO zullen de defensieplannen moeten worden herzien. Eind van dit jaar zal de regering u hierover voorstellen doen. Ook de visie van de regering op de toekomst van de dienstplicht zal daarin verwerkt zijn.

Reeds in 1987 werd onder het devies ‘Europa 1992’ afgesproken voor het eind van dit jaar tot één markt te komen. De lidstaten van de Europese Gemeenschap toonden zich sterk. Welvaart en werkgelegenheid namen toe. Het was eveneens van betekenis voor de omwentelingen in Midden- en Oost-Europa; terwijl landen als Oostenrijk, Zweden en Finland nu ook willen toetreden tot de Gemeenschap. Met het Verdrag van Maastricht, dat aan de Staten-Generaal ter goedkeuring is voorgelegd, wordt nu een volgende logische stap gezet. In een Europa zonder grenzen is het belangrijk geleidelijk naar één munt te groeien, tot één doeltreffend milieubeleid te komen en het optreden tegen de georganiseerde criminaliteit te bundelen.

De omvang en welvaart van ons Europa zonder grenzen verplicht tot een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Dat zelfde geldt voor het toelatingsbeleid, zowel met betrekking tot degenen die op grond van gezinshereniging naar ons Europa komen als voor asielzoekers en vluchtelingen. Bij alle noodzaak tot een gemeenschappelijke aanpak van bepaalde vraagstukken is in Maastricht nadrukkelijk afgesproken dat Europese besluitvorming slechts daar van toepassing is waar het echt nodig is. Maar één ding is zeker: in Europa ligt onze toekomst, en daarin zullen wij ons als Nederlanders sterk en geloofwaardig tonen met onze eigen identiteit. Het Verdrag van Maastricht geeft daar ook alle ruimte voor. Aanstaande zondag zal in Frankrijk een referendum worden gehouden. Laat vanuit hier de wens en het vertrouwen uitgesproken worden dat het ‘ja’ zal klinken, opdat Frankrijk en Nederland, ieder met behoud van eigen tradities en waarden, zij aan zij, met de andere lidstaten, Europa verder gestalte zullen geven.

Tijdens het bezoek van de president van Suriname is besloten de bestaande bijzondere banden te verbreden en te verdiepen. Dit is vastgelegd in het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking. Daarbij is de samenhang tussen enerzijds democratie en rechtsstaat en anderzijds gezonde economische ontwikkeling van wezenlijk belang.

Een sterk Nederland vraagt investeren in werkgelegenheid; alleen dan zijn waardevolle collectieve voorzieningen houdbaar. Dat vergt voortzetting van het herstel van evenwicht in de overheidsfinanciën, en versterking van de structuur van de economie. De hardnekkigheid van de internationals inzinking geeft in ons land des te meer aanleiding om vast te houden aan de uitgezette koers. In overeenstemming met het regeerakkoord wordt het financieringstekort volgend jaar verder teruggebracht. Ondanks enkele belastingverzwaringen daalt de [ 69 ]collectievelastendruk als geheel. Deze positieve ontwikkelingen zijn mede mogelijk gemaakt door een even noodzakelijke als stringente uitgavenbeheersing, waarbij ombuigingen onontkoombaar waren en zijn. Het één kan niet zonder het ander. De werkgelegenheid in ons land groeit nog steeds. De doelstelling ‘400.000 mensen meer aan de slag in deze kabinetsperiode’ komt binnen bereik. Toch zijn er nog te weinig mensen met een baan, en te veel met een uitkering. Om de werkgelegenheid verder te laten groeien moet de inflatie worden bestreden. Daarom is voorgesteld de BTW te verlagen, en vinden enkele eerder voorziene lastenverzwarende maatregelen geen doorgang.

De koopkracht wordt beschermd voor hen die op het sociaal minimum aangewezen zijn, terwijl werken toch meer lonend wordt. Zo wordt ook voor de sociale partners de ruimte geschapen en de basis gelegd om in goed overleg de lonen te matigen. Gezien de scherpe internationals concurrentie en de in veel landen stijgende werkloosheid is dit te meer noodzakelijk. Behalve loonmatiging en een beter functioneren van de arbeidsmarkt zijn ook van belang de wetsvoorstellen die betrekking hebben op het verder terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, en op een betere uitvoering van de sociale zekerheid. Zo kunnen de sociale premies dalen en ook dat is voor de werkgelegenheid belangrijk.

Voor een sterk Nederland en het behoud van onze welvaart zijn industriële activiteiten van vitaal belang. Evenals een goed economisch klimaat en een goed opgeleide beroepsbevolking is een effectief beleid nodig voor de bescherming en versterking van het industriële draagvlak. De ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie zijn hierbij essentieel, voor het midden- en kleinbedrijf niet minder dan voor de grote bedrijven. Aan investeringen in economische infrastructuur zal hoge prioriteit worden gegeven. Ter ondersteuning hiervan wordt de instelling van een Aardgasbatenfonds voorzien.

Dit is onder meer van betekenis voor de ontwikkeling van Nederland als toegangspoort tot Europa. De toekomst van de haven van Rotterdam en van de luchthaven Schiphol vraagt om belangrijke beslissingen. In samenhang hiermee zullen ook nadere voorstellen gedaan worden voor de aansluiting van ons land op het Europese Hogesnelheidsnet en met betrekking tot de Betuwelijn. Het beleid ter zake van de mobiliteit heeft effect. Het privé-autogebruik groeit minder, het gebruik van het openbaar vervoer neemt toe. Een goede voortgang van het infrastructuurplan Rail 21 is daarom van groot belang. Voorstellen om de Nederlandse Spoorwegen grotere zelfstandigheid te geven, zullen U dit najaar bereiken. Om de concurrentiepositie van de zeescheepvaart onder Nederlandse vlag te versterken, heeft de regering besloten tot een gericht pakket van maatregelen.

Voor een sterk Nederland is goed onderwijs van wezenlijk belang. Aan de voorbereiding op leven en werken in onze moderne maatschappij worden hoge eisen gesteld. Het onderwijs moet daarvoor een brede basis leggen. De invoering van basisvorming stelt het onderwijs daartoe beter in staat. Hierbij is ervoor gekozen de uitwerking bij de scholen zelf te laten. Deze moeten ook samenwerken met het oog op de ontplooiing van het broodnodige en gelukkig weer groeiende beroepsonderwijs. Het woord is nu, na een lange politieke en maatschappelijke discussie, aan de scholen. [ 70 ]

Het beroep van leraar is voor de samenleving uiterst belangrijk. Het is zorgwekkend dat de bezetting van functies in het onderwijs in toenemende mate knelpunten te zien geeft. Voor jongeren is lesgeven te weinig aantrekkelijk. De regering stelde reeds eerder extra middelen voor de salarissen van leerkrachten beschikbaar. De komende jaren wordt opnieuw extra geld uitgetrokken om de arbeidsvoorwaarden in basis- en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs selectief te verbeteren. Met de betrokkenen zal overleg worden gevoerd over de precieze invulling.

Wetgeving met het doel het hoger onderwijs meer ruimte te geven om zélf dit onderwijs in te richten, is in een vergevorderd stadium. De Adviesraad Onderwijs is gevraagd zijn visie te geven op de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten. Met de betrokken instellingen zal reeds dit najaar overleg gepleegd worden.

Naar de regering hoopt zal in 1993 de ‘Algemene Wet Gelijke Behandeling’ in werking treden. Deze wet verbiedt discriminatie en geeft aan mensen die zich gediscrimineerd voelen, de mogelijkheid zich tot een Commissie Gelijke Behandeling te wenden. De uitwerking van artikel 1 van onze Grondwet is van fundamentele betekenis voor allen die hier leven.

Ook voor minderheden is deze wet van groot belang. Voor hen is naast gelijke behandeling onderwijs een essentiële voorwaarde om hun plaats te vinden in onze samenleving. De regering stelt extra geld beschikbaar, opdat meer mensen de cursus ‘Nederlands als tweede taal’ kunnen volgen. Dit is slechts één van de initiatieven die uitnodigen tot eigen inspanning van de minderheden.

Ondanks de forse werkgelegenheidsgroei in de afgelopen jaren is het percentage niet-werkenden onder de minderheden nog altijd driemaal zo hoog als het gemiddelde. De arbeidsvoorzieningsorganisatie schenkt daaraan terecht veel aandacht. Daarenboven vragen initiatieven van het bedrijfsleven teneinde arbeidsdeelname van allochtonen te bevorderen om wettelijke ondersteuning. Behalve van de sociale partners en van de overheid wordt ook van de minderheden zelf en van hun organisaties een actieve bijdrage verwacht.

Succesvolle integratie en verbetering van de kansen van zwakke groepen op de arbeidsmarkt vragen ook om een strak beleid met betrekking tot de toestroom naar ons land. De voorgenomen wijziging van de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers en de daarbij behorende nota over illegale tewerkstelling moeten mede in dit licht worden bezien. De regels voor gezinshereniging vragen om zorgvuldige toepassing en, waar het asielzoekers betreft, is een humaan maar restrictief toelatingsbeleid, met snelle beslissingen ter zake, geboden.

Sociale zekerheid en goede sociale voorzieningen zijn in onze rechtsstaat belangrijk. Het draagvlak hiervoor is bij de bevolking onverminderd aanwezig, maar kan slechts behouden blijven indien ervoor wordt gezorgd dat belastingen en premies correct worden betaald en dat subsidies en uitkeringen op de juiste plaats terechtkomen. Het bestrijden van fraude en oneigenlijk gebruik zal dan ook geintensiveerd worden.

Naast het voorkómen van fraude zullen wij in ons land waakzaam moeten zijn tegen de georganiseerde misdaad. Criminele organisaties vormen een reëel gevaar doordat zij met hun [ 71 ]grote financiële en technische mogelijkheden in de samenleving infiltreren. Justitie, politie en openbaar bestuur zullen zich gezamenlijk moeten inspannen om dit kwaad te bestrijden. Bovendien is een goede samenwerking met diensten in het buitenland van groot belang. Met het Verdrag van Schengen wordt de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt. In Maastricht is tot de oprichting van Europol besloten. Dit instituut zal in de Europese Gemeenschap van grote betekenis zijn bij de bestrijding van de georganiseerde internationale criminaliteit.

De reorganisatie van de politie moet in 1993 haar beslag krijgen. De grote inzet van korpsbeheerders en politiemensen heeft het mogelijk gemaakt dat in betrekkelijk korte tijd al veel is bereikt.

Toename van de criminaliteit leidt tot steeds meer overlast voor de burger en gevoelens van onveiligheid. Vooral de stijging van het aantal geweldsdelicten baart zorg. Bij alle aandacht voor de preventie blijft beschikbaarheid van voldoende cellen noodzakelijk. Daarom zal de capaciteit van het gevangeniswezen nog eens extra worden verbeterd en uitgebreid.

Met het proces van vernieuwing van de bestuurlijke organisatie wordt goede voortgang geboekt. Een essentieel onderdeel daarvan vormt een omvangrijk pakket voorstellen voor decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en financiële middelen. Met de gemeenten is daarover inmiddels overeenstemming bereikt.

Op het terrein van de volkshuisvesting krijgen decentralisatie en bestuurlijke vernieuwing verder gestalte. Zo zal een groot aantal gemeenten zijn inspanningen in regionale verbanden gaan bundelen. Verder worden de woningbouwcorporaties onafhankelijker van het Rijk en de gemeenten.

Decentralisatie is ook belangrijk om sociale vernieuwing bestuurlijk inhoud te geven. Bovendien is een aparte stimuleringswet in voorbereiding. De Rijksoverheid blijft impulsen geven aan vernieuwing en kwaliteitsverbetering van het welzijnswerk. De gemeenten geven samen met maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen invulling aan de sociale vernieuwing.

Veel vrijwilligers zorgen voor een grote betrokkenheid. Door een betere organisatie en afstemming zien ook jongeren vrijwilligerswerk steeds meer als een zinvolle uitdaging. In welzijnswerk en daarbuiten krijgt de sociale vemieuwing langzaam maar zeker vorm. Zo houdt de arbeidsbemiddeling steeds meer rekening met individuele omstandigheden en zet mensen ertoe aan zich zélf in te spannen; in de gezondheidszorg krijgt eigen verantwoordelijkheid een plaats; onderwijs en volwasseneneducatie bieden niet alleen kansen, maar men wordt er ook op aangesproken deze te benutten. Sociale zekerheid en voorzieningen beschermen niet alleen mensen, maar stimuleren ook, waar mogelijk, tot werk of andere activiteit. 1993 is in Europa uitgeroepen tot het Jaar van de Ouderen. In een speciaal op te richten Nationaal Comité zullen jong en oud samen activiteiten ontplooien om de belangrijke rol van ouderen in onze maatschappij te onderstrepen.

In ons land bestaat brede overeenstemming over de wenselijkheid van een goede gezondheidszorg die voor ieder toegankelijk en betaalbaar blijft. Individuele beroepsbeoefenaars, instellingen en verzekeraars, en ook de burgers dienen eigen verantwoordelijkheden te krijgen en [ 72 ]te nemen. Nù investeren in bestuurlijke en financiële vernieuwing betekent op iets langer zicht voldoende ruimte voor zorgvernieuwing, voor uitbreiding waar nodig èn voor een stevig draagvlak. Dat is te meer geboden, gegeven de druk die voortvloeit uit de toenemende vergrijzing en uit ontwikkelingen in de medische technologie zelf. Adviezen van de Gezondheidsraad en van de Commissie-Dunning zullen nu in praktijk gebracht moeten worden.

Daarop zal het komend jaar het overleg, ook met u, volksvertegenwoordigers, in het bijzonder gericht zijn. Zo wil de regering bevorderen dat er bewust keuzen worden gemaakt in de gezondheidszorg. De groei in de vraag noopt ertoe meer nadruk te leggen op preventie, doelmatigheid en op de eigen verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Het bewust kiezen vraagt ook om inhoudelijke verdieping van het publieke debat over ethische vraagstukken in de zorg.

De bereidheid en de wil om te investeren in de toekomst zal ook tot uitdrukking worden gebracht op het gebied van de cultuur: in de zorg voor het cultureel erfgoed en in de ondersteuning van de actuele kunst- en cultuurbeoefening. Bij alle aandacht voor de materiele aspecten van het bestaan, is het voor onze samenleving van vitaal belang ook oog te hebben voor de culturele waarden. De verruiming van het voorstellings- en inlevingsvermogen van kinderen door het lezen van boeken is daarbij evenzeer van betekenis als de confrontatie met de hoogtepunten van de cultuurschepping, bijvoorbeeld in onze musea.

Binnen het budget voor cultuur zal extra aandacht worden geschonken aan architectuur, vormgeving en film: uitingen waarvan grote delen van de bevolking bijna dagelijks kennis nemen.

In het Structuurschema Groene Ruimte worden voorstellen gedaan voor een beter geïntegreerde aanpak van het natuur- en landbouwbeleid. Teneinde sneller over financiële middelen te beschikken om het landelijk gebied zo groen mogelijk te houden en waardevolle natuurgebieden te beschermen, wordt gewerkt aan het oprichten van een Groenfonds.

Een effectief landbouwmilieubeleid vereist een breed draagvlak. Daarom is het verheugend dat agrariërs steeds meer bereid blijken hun verantwoordelijkheid te nemen. Budgetbeheersing en handelspolitieke redenen hebben een aanpassing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid noodzakelijk gemaakt. Daarbij blijft een redelijke inkomensontwikkeling mogelijk voor hen die in de landbouw werken, terwijl tegelijk een belangrijke bijdrage aan een succesvolle afsluiting van de wereldhandelsbesprekingen is geleverd.

Milieu en ontwikkeling was het thema dat honderd tachtig landen, arm en rijk, enkele maanden geleden bijeenbracht in Rio de Janeiro.

Uitdrukkelijk is daar de samenhang tussen het milieuvraagstuk en ontwikkeling vastgelegd; duurzame groei. De rijke landen moeten daarom zoeken naar andere vormen van produktie en consumptie. Tevens moeten financiële middelen en technieken beschikbaar komen voor de armere landen, opdat daar bij de bestrijding van armoede en de groei naar welvaart met het milieu rekening gehouden gaat worden. Ook voor ons land is duurzame ontwikkeling geen vrijblijvende opdracht. Wij zullen ons aandeel in de wereldwijde belasting van het milieu moeten verminderen. Intussen wordt door bedrijven, burgers en overheid al hard gewerkt om de kwaliteit [ 73 ]van het milieu te verbeteren. Producenten accepteren hun eigen verantwoordelijkheid door produkten in het afvalstadium terug te nemen en overbodige verpakkingen terug te dringen. Steeds meer vindt gescheiden inzameling van afval plaats. Op korte terrain zullen de eerste produkten voorzien van een milieukeur verschijnen, en zal een logo worden ingevoerd voor klein chemisch afval. Zo kan de consument rekening houden met milieuaspecten en zelf zijn bijdrage leveren.

De bestuurlijke en financiële situatie in de Nederlandse Antillen en Aruba baart zorg. De Koninkrijksregering is van oordeel dat bij de aanpak daarvan de rijksdelen moeten samenwerken. Veel wordt gevergd van de regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba om wezenlijke en blijvende verbeteringen tot stand te brengen. Het beleid van Nederland is erop gericht deze inspanningen te steunen.

Leden van de Staten-Generaal,

Internationaal zijn de politieke en economische ontwikkelingen zorgelijk. Dat verscherpt in ons land de noodzaak tot gezamenlijke beleidsinspanningen. Alleen dan kunnen wij de uitdagingen aan waarvoor Nederland zich gesteld ziet.

Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust.