Troonrede 1986

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Troonrede van 1986

Auteur Minister-president Ruud Lubbers en ministers
Genre(s) Troonrede
Brontaal Nederlands
Datering 16 september 1986
Bron Troonredes.nl
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Troonrede van 1986 op Wikipedia

Op dinsdag 16 september, Prinsjesdag 1986, sprak Hare Majesteit de Koningin de onderstaande troonrede uit.

Troonrede[bewerken]

Leden van de Staten-Generaal,

Dit jaar wordt in tal van landen de 450ste sterfdag van Erasmus herdacht. Als christen en humanist pleitte Erasmus voor verdraagzaamheid. Hij deed dat nadrukkelijk als Europeaan in een tijdsgewricht waarin heel veel in beweging was en waarin onze natie ontstond. Dit is niet alleen geschiedenis, er is ook een historisch perspectief in het werk van vandaag. De regering hecht grote waarde aan de voortgang van de Europese integratie. De Europese Akte zal een stimulans zijn voor snellere besluitvorming, vooral gericht op de totstandkoming van de Interne Markt. Elk der afzonderlijke lidstaten is te klein van schaal om de technologische en industridle uitdaging aan te kunnen. Bij de aanpak van ernstige vraagstukken, zoals werkloosheid en leefmilieu, dient de Europese samenwerking evenzeer een grote rol te spelen. Terwille van een harmonische ontwikkeling van de Europese Gemeenschap wordt een verhoging van de eigen middelen per 1 januari 1988 overwogen; dan zullen evenwel de uitgaven, in het bijzonder in de sector landbouw, beter moeten worden beheerst. De gehele westerse wereld kampt wat betreft een aantal belangrijke agrarische produkten met structurele overschotten. Dat noopt internationaal tot afremmen van deze produktie, opdat een open markt gehandhaafd blijft en in de Derde Wereld de ontwikkeling van eigen landbouw niet geschaad wordt. In onze landen breekt het besef door dat de beteugeling van de produktie mede ten goede kan komen aan natuur en landschap.

Het herstel van de wereldeconomie heeft voor vele ontwikkelingslanden niet tot verlichting van problemen geleid. Afrika ten zuiden van de Sahara gaat gebukt onder hongersnoden. Tal van ontwikkelingslanden kampen nog steeds met de gevolgen van hun hoge schuldenlast, met lage prijzen voor hun grondstoffen en met te weinig afzetmogelijkheden voor hun exportprodukten. Momenteel vindt in Uruguay een ministeriële bijeenkomst plaats om de regels voor het internationaal handelsverkeer te verbeteren en tegenwicht te bieden aan de druk om grenzen te sluiten voor de concurrentie van anderen. Dat is belangrijk, ook voor de ontwikkelingslanden waar nu nog zoveel mogelijkheden om welvaart te scheppen onbenut blijven. Evenzeer wil de regering haar bijdrage leveren aan de internationals monetaire politiek. Daarbij gaat het om een betere beleidscoördinatie tussen de leden van het Internationale Monetaire Fonds, mede met het oog op de nog steeds bedreigende schuldenproblematiek. Wat de eigen financiële inspanning voor de ontwikkelingslanden betreft, stelt de regering voor de hulpverlening te handhaven op 1,5% van het netto nationaal inkomen en te blijven streven naar het vergroten van de effectiviteit van de hulpverlening. Zo zal ons land zich op een breed front inzetten voor de ontwikkelingslanden.

Onze Koninkrijkspartners, de Nederlandse Antillen en Aruba, zien zich geplaatst voor ernstige problemen van financieel-economische aard die ingrijpende gevolgen hebben. Beide landen dragen allereerst zelf de verantwoordelijkheid voor het oplossen van deze problemen. Daarbij moeten alle drie de landen wel inhoud blijven geven aan één van degrondgedachten van het Statuut voor het Koninkrijk, namelijk dat de landen elkaar helpen en bijstaan.

Bij alle verdeeldheid over het vraagstuk van de kruisvluchtwapens heeft de doelstelling van het vredes– en veiligheidsbeleid, namelijk het voorkomen van oorlog, nooit ter discussie gestaan. De bondgenootschappelijke verbondenheid heeft er mede toe geleid dat de Sovjetunie is teruggekeerd naar de weg van wapenbeheersing en vermindering van de spanning tussen Oost en West. Het gaat er nu om dààr aan westerse kant op een verantwoorde wijze op in te gaan. De nieuwe topbijeenkomst, die nu in voorbereiding is, zal dienstbaar moeten worden gemaakt aan de overbrugging van de aanzienlijke tegenstellingen over de wijze waarop veiliger en meer stabiele verhoudingen tot stand kunnen worden gebracht. De regering zal zich in bondgenootschappelijk en in ander overleg blijven uitspreken en inzetten voor spoedige en tastbare resultaten in de vorm van bindende en verifieerbare akkoorden. Tegen die achtergrond en in dat perspectief wil de regering voor de defensie-uitgaven een bescheiden groei handhaven. Behoud van vrijheid moet ons dat waard zijn. Zo moeten wapenbeheersing en een toereikende defensie-inspanning onze veiligheid en die van andere volken blijven waarborgen. Vrijheid en vrede; laten wij in dit Jaar van de Vrede, binnen de Verenigde Naties bijzonder verbonden zijn in bezinning daarop.

De ernstige situatie in Zuid-Afrika vraagt om bijzondere aandacht. Teneinde de afschaffing van de apartheid door een proces van onderhandelingen naderbij te brengen, acht de regering voortgaande druk onontbeerlijk. Zeer actueel is thans de noodzaak om op korte termijn in Europees verband tot verdere effectieve maatregelen tegen Zuid-Afrika te komen. Te zelfder tijd zal worden voortgegaan met steunverkening aan particuliereorganisaties in dat land die langs vreedzame weg pogen te komen tot afschaffing van de apartheid.

Problemen elders, hoe ernstig ook, kunnen ons de ogen niet doen sluiten voor grote vraagstukken in eigen land.Het pas aangetreden kabinet heeft zich ten doel gesteld de werkloosheid verder terug te dringen. De taakstelling die Stichting van de Arbeid en kabinet hebben aanvaard is werk bieden aan de 250.000 mannen en vrouwen waarmee in de komende vier jaar het aanbod op de arbeidsmarkt groeit. Daarenboven zal de bestaande werkloosheid met 200.000 in vier jaar — dus met 50.000 per jaar — verminderd moeten worden. Hoewel er zich als resultant van de inspanningen uit het verleden reeds een daling van de werkloosheid aftekent, za] de pas versneld moeten worden om al in 1987 deze vermindering te bereiken. Kernpunt daarbij is om, nu de economie aantrekt, meer kansen te geven aan hen die reeds langere tijd werkloos zijn. Daarbij hoort ook de bereidheid om werklozen met nu nog onvoldoende bekwaamheid in bedrijf of instelling verder op te leiden en te oefenen. Het komt nu aan op kansen bieden en kansen benutten. Volgens het Stichtingsakkoord zullen de deelname van werkenden en werklozen aan scholingsprogramma’s, jeugdwerkplannen en andere mogelijkheden onderwerp van arbeidsvoorwaardenoverleg zijn. Op het terrein van de arbeidsvoorziening willen overheid, werkgevers en werknemers voortaan meer gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Tot dit doel zal een nieuwe arbeidsvoorzieningenwet worden voorgesteld. Het initiatief van enigen van Uw leden tot vrijstelling van werkgeverspremies bij indienstnemen van langdurig werklozen wordt door de regering gesteund. Verder zal aan het jeugdwerkgarantieplan en aan de versterking van de scholingsinspanningen voor werkenden en werklozen nader inhoud worden gegeven. Waar het op aan komt is de vaste wil resultaten te boeken en in het licht daarvan een bereidheid bij alle betrokkenen, — overheid, organisaties en de bedrijven zelf — om meer te doen en nieuwe wegen in te slaan. Deze gerichte inspanningen zullen,in samenhang met economische groei en herverdeling van arbeid, gaan zorgen voor meer werk en minder werkloosheid.

Met het oog op dit gezamenlijke doel mag opnieuw een beheerste arbeidsvoorwaardenontwikkeling worden verwacht. Deze is noodzakelijk en ook mogelijk omdat, door de daling van de prijzen, bij voortgaande loonmatiging toch al koopkrachtverbetering optreedt.

Om dezelfde reden wordt in het komende jaar voor het overgrote deel van de inkomens in de collectieve sector, ondanks de voorgestelde bevriezing, koopkrachtverbetering verwacht. De bij lage prijzen toch aantrekkende binnenlandse bestedingen hebben ook op het midden– en kleinbedrijf een gunstig effect. Het spiegelbeeld van de gunstiger ontwikkeling voor burgers zoals zich die nu aftekent zien we bij de overheid. Daar vindt in 1987 een daling van de aardgasbaten plaats van meer dan 12 miljard gulden. Dat is 8% van de inkomsten van het Rijk. Zulk een terugloop in één jaar heeft zich nog niet eerder voorgedaan. Het opvangen van deze klap — het gaat hier bovendien in belangrijke mate om een blijvende vermindering — heeft de regering voor buitengewoon moeilijke afwegingen geplaatst. Zeker, een beperkt deel van het probleem lost zichzelf op, omdat de wat hogere economische groei vanzelf leidt tot meer belastinginkomsten. Maar toch zou het tekort van het Rijk, als er geen maatregelen worden getroffen, volgend jaar toenemen tot meer dan 11% van het nationaal inkomen. Dat zou onverantwoord zijn. Daarom wordt slechts een stijging van het tekort tot hoogstens 8% aanvaard en dat alleen voor één jaar. Om dit te bereiken is het nodig de uitgaven te beperken. Daarnaast wordt een verhoging van indirecte belastingen voorgesteld: meer accijns in de sector energie, met doorwerking in de aardgasprijzen en een verhoging van de BTW. Deze onvermijdelijke lastenverzwaringen maken overigens het voordeel dat de burger toevalt, als gevolg van de prijsdaling van vooral energie en grondstoffen, alleen maar iets kleiner. De prijzen dalen slechts minder.

Vanwege de gunstige ontwikkeling van de koopkracht behoeft het volgende jaar slechts in beperkte mate een uitkering ineens krachtens de echte minima-regeling te worden verleend.

Beperking van overheidsuitgaven is nog steeds nodig. Beseft moet worden dat de aardgasbaten nu ineens teruglopen tot een niveau van meer dan 10 jaar geleden, maar dat het tegendeel het geval is voor tal van uitgaven van de overheid. Het Rijk moet nu zeer veel rente betalen over schulden die in het verleden zijn aangegaan; liefst circa 50 miljoen gulden per dag! Daar komt bij dat de uitgaven in verband met de werkloosheid nog steeds erg hoog zijn. Tenslotte zijn er uitgaven die nu zelfs nog toenemen. Zo blijft, ondanks de verbeterde economische situatie, het aantal personen dat een beroep op de bijstand doet groeien.

Bij dit alles heeft het geen zin de lasten naar de toekomst te verschuiven.

Intussen blijft het een zware opgave de overheidsfinanciën op verantwoorde wijze in evenwicht te brengen; temeer omdat de regering zich bij de vermindering van de uitgaven en verhoging van de inkomsten bewust grenzen oplegt, zodat in 1987 de burger in het algemeen, ten minste op koopkrachtbehoud en in de meeste gevallen op koopkrachtverbetering kan rekenen. Dit uitgangspunt versmalt echter wel het terrein waarop vermindering van uitgaven plaats kan vinden; en dit in een situatie waarin zoveel begrotingsposten een vast gegeven zijn of zelfs hogere bedragen vergen. Hierdoor wordt de overheid tot forse bezuinigingen gedwongen, daar waar het wèl kan. Het blijft dus passen en meten en er is veel inzet en vindingrijkheid nodig om èn de werkloosheid omlaag te brengen èn de koopkracht te behouden èn de tekorten van de overheid geleldelijk onder controle te krijgen.

De moeilijke afwegingen tussen overheidsuitgaven en bezuinigingen maken de inspanningen op het gebied van het tegengaan van misbruik en fraude des te belangrijker. De afgelopen jaren is al veel in gang gezet en de resultaten daarvan worden zichtbaar. In de komende maanden zal grondig nagegaan worden door welke maatregelen ter bestrijding van misbruik en fraude de overeengekomen taakstelling van 2 miljard gulden in 1990 zal worden bereikt. Tegelijkertijd zal worden gewerkt aan de vereenvoudiging van de loonen inkomstenbelasting. Hoe dit langs de hoofdlijnen van het rapport van de commissie Oort gerealiseerd kan worden zal de regering dit najaar aan U voorleggen.

Naast het algemeen sociaal-economisch beleid blijven bijzondere inspanningen nodig om achterstandposities van groepen burgers weg te werken. Op het terrein van de emancipatie zal door de instelling van een ministeriële commissie het wegnemen van ongerechtvaardigde verschillen in behandeling tussen vrouwen en mannen meer systematisch aan de orde komen. De bevordering van economische zelfstandigheid vooral voor de jongere generatie zal daarbij een centrale plaats blijven innemen.

Waar wij zoveel spreken over solidariteit met andere volkeren, dienen wij ook in eigen land achterstanden van minderheden weg te werken. Ook hier zal een accent moeten liggen op de jongere generatie. Deze zal zich in onze samenleving moeten kunnen ontplooien. Dat betekent scholing, maar ook de bereidheid hen in dienst te willen nemen. De cijfers — en wij kunnen nu eenmaal niet zonder — mogen ons niet doen vergeten, dat het gaat om de mens en zijn welzijn. Daarop is het geheel van inspanningen gericht. Wat daar bereikt wordt is uiteindelijk de toetssteen van het beleid.

Het duurzaam waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de samenleving vereist inzet en zorgvuldigheid. Dat geldt ook voor de inrichting en het behoud van de kwaliteit van ons land. Een globaal toekomstbeeld van de ruimtelijke inrichting zal in de vierde nota ruimtelijke ordening worden neergelegd. De ernst van een aantal milieuproblemen noopt tot ingrijpende maatregelen. Voor natuur– en landschapsbehoud is belangrijk dat voortzetting van het huidige beleid is veilig gesteld. Voor bodemsanering is meer geld uitgetrokken. Voorts zal — indien de Europese Commissie dit toestaat — een milieutoeslag in het kader van de wet investeringsrekening in aangepaste vorm worden voortgezet. De stads– en dorpsvernieuwing gaan door. In de volkshuisvesting zal er bij een dalend nieuwbouwprogramma vergrote aandacht zijn voor de instandhouding en verbetering van de woningvoorraad. Voldoende huisvesting, ook voor de lagere inkomensgroepen, blijft daarbij de inzet. De trendmatige huurverhoging is teruggebracht tot 2%.

Op 4 oktober zal een hoogtepunt worden bereikt in de afronding van de Deltawerken. De Oosterschelde-stormvloedkering zal dan officieel in gebruik worden gesteld. De veiligheid van Zeeland is menselijkerwijs gewaarborgd.

Voor de Noordzee zal één kustwachtorganisatie worden ingesteld, waarin de meest betrokken departementen zullen samenwerken. Om de knelpunten op de rijkswegen versneld aan te kunnen pakken wordt aan het Rijkswegenfonds 100 miljoen gulden per jaar toegevoegd. Deze bedragen worden gefinancierd uit de verhoging van de accijns op benzine. De verbetering van de verkeersveiligheid wordt planmatig voortgezet om zo te komen tot een vermindering van het aantal verkeersslachtoffers met 25% in het jaar 2000. De snelle ontwikkeling op technologisch gebied vergroot de noodzaak voor bedrijven en onderzoekinstellingen om hun krachten te bundelen. Daarom vindt ook vanuit de overheid een intensivering plaats van het technologiebeleid. Dit gebeurt zowel door herschikking van middelen als door reorganisatie van de uitvoering van het beleid, waarbij het op te richten technologie-instituut een belangrijke impuls zal geven. De regering wil de tijd nemen om zich te bezinnen op de situatie die door het ongeluk in Tsjernobyl op het terrein van de kernenergie is ontstaan. Het is van belang spoedig te komen tot een betere organisatie van de elektriciteitsproduktie; hiertoe is een voorstel van wet ingediend.

De regering is zich bewust van de grote verandering die zich de komende jaren zal voltrekken in de leeftijdsopbouw van de bevolking. Er komen meer bejaarden en vooral meer hoogbejaarden. Die veranderingen zullen extra inspanningen vergen, zowel op financieel terrein als ten aanzien van de solidariteit tussen burgers onderling. Mensen, die niet of niet gemakkelijk voor zichzelf kunnen zorgen hebben er recht op dat zij kunnen blijven terugvallen op redelijke voorzieningen. Dit feit, te zamen met het thans opnieuw ontzien van de uitkeringen aan oorlogs– en verzetsslachtoffers en het op peil houden van de uitgaven ten behoeve van de kunst, dwong — gegeven de noodzakelijke bezuinigingen op het gebied van welzijn en cultuur — intussen wel tot het voorstel een relatief zware ingreep te doen in het sociaal-cultureel werk. Om tot zorgvuldige beheersing van de kosten in de gezondheidszorg te komen is een onafhankelijke commissie ingesteld. Een onderwijs– en onderzoeksbestel van hoge kwaliteit kan in een moderne samenleving niet worden gemist. De noodzakelijke ombuigingen zijn daarom zo gekozen dat zij erop gericht zijn de doelmatigheid te vergroten teneinde de kwaliteit en de wezenlijke taken

van het onderwijs onverlet te laten. Tegelijk gaat grote aandacht uit naar versterking van het beroepsgerichte onderwijs en naar het fundamenteel onderzoek. De vorming van sectorscholen in het middelbaar beroepsonderwijs en extra investeringen in moderne apparatuur voor het onderwijs en onderzoek maken deel uit van die versterking. De kwaliteit in het hoger onderwijs kan bevorderd worden door versterking van de vooropleiding in het voortgezet onderwijs. Daarom zal het examenpakket in het HAVO en het VWO worden verbreed en zal de vakkenkeuze worden verbeterd. De studie– en beroepskeuze van meisjes krijgt daarbij een extra stimulans. In het hoger onderwijs zullen in enkele sectoren de opleidingen geconcentreerd worden om het evenwicht met de maatschappelijke behoeften te bewaren. Zo kan bovendien het hoogwaardig onderzoek op peil blijven.

Het is een voorrecht te leven in een land dat zich een rechtsstaat mag noemen. Het vertrouwen van de burger daarin moet behouden blijven. Daarom zal aan het voorkomen en bestrijden van misdaad veel aandacht worden gegeven. De uitvoering van het plan “Samenleving en Criminaliteit” wordt dan ook voortgezet. Hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven dient daarnaast te worden bevorderd. Een goede en snelle rechtsgang is in een rechtsstaat onmisbaar. Onverminderd zal er daarom naar worden gestreefd de rechterlijke macht in staat te stellen haar taak naar behoren te vervullen. Uitbreiding van de capaciteit in het gevangeniswezen moet het mogelijk maken dat rechterlijke bevelen snel ten uitvoer worden gelegd. Doeltreffende criminaliteitsbestrijding vergt nauwere samenwerking tussen de verschillende politiekorpsen. Daarnaast zal de integratie van de politie-opleidingen voortgaan.

Om het tij van de toenemende criminaliteit te keren wordt van een ieder een grote inspanning verwacht, ook van de samenleving zelf. Bij de gemeenten gaat het met name om de uitvoering van de programma’s ter bestrijding van de criminaliteit.

In het binnenlands bestuur blijft de regering zich richten op vergroting van de beleidsvrijheid van lagere overheden. De regering hoopt op korte termijn bestuursakkoorden te kunnen afsluiten. Nadere voorstellen tot gemeentelijke herindeling zullen zo snel mogelijk gedaan worden, opdat onzekere situaties voor betrokken lagere overheden niet langer dan strikt noodzakelijk duren.

Het voorstel tot algehele herziening van de Kieswet zal u in de tweede helft van 1987 worden aangeboden.

Teneinde stap voor stap vorm te geven aan een kleinere maar beter functionerende Rijksdienst wordt in 1987 voortgegaan met vermindering van het personeel met 2% in een aantal dienstonderdelen. Dit zal nu echter ook gaan gelden voor het burgerpersoneel van Defensie en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Daarenboven zal een algemene efficiency-korting van 1% gelden. Daar waar de vermindering niet geheel door natuurlijk verloop kan worden opgevangen, wordt herplaatsing bevorderd.

Bij de beoordeling van de ontwikkeling op langere termijn van de omvang van de Rijksdienst moet er op gewezen worden dat bij de verminderingen over een breed front soms ook uitbreidingen onvermijdelijk zijn. Bovendien betekent de voortgezette inspanning met betrekking tot de verdeling van het werk, waarover met de bonden voor de komende jaren nog afspraken gemaakt moeten worden, dat herbezetting en uitbreiding het effect van de afslanking ten dele zullen compenseren.

Leden van de Staten-Generaal,

De begroting die vandaag wordt ingediend en het overzicht van beleidsvoornemens dat u wordt aangeboden, maken duidelijk voor welke zware opgave regering en volksvertegenwoordiging samen staan.

Vele eigentijdse problemen vragen om een in gemeen overleg te bepalen krachtdadige aanpak. Daarbij kan de politiek het zeker niet alleen. De politiek kan wel de verdraagzaamheid, die Erasmus al zo vurig bepleitte, levend houden.

Op u, volksvertegenwoordigers, rust een zware verantwoordelijkheid bij de vele taken die u zijn toevertrouwd. Van harte wens ik u toe, dat Gods zegen op uw werk rust.